Zittingsduur Kamer vier jaar: wat zou dat een rust geven...
Wat zou het een rust geven als bestuurlijk Nederland luisteren zou naar enkele doorgewinterde politici die de achterliggende tijd betoogden dat het beter zou zijn na de val van een kabinet niet automatisch tot nieuwe verkiezingen over te gaan, maar met elkaar af te spreken dat de zittingsduur van een volksvertegenwoordiging in principe vier jaar is.
Want laten we wel zijn: wie is er in Nederland nu werkelijk blij mee dat hij volgende week woensdag wéér mag stemmen?
De burger niet…
De gemiddelde burger heeft een redelijke betrokkenheid op de landspolitiek, vindt het interessant zo nu en dan een debat te volgen en stelt het op prijs dat hij eens in de zoveel jaar kan laten weten of het beleid voortgezet moet worden of niet. Maar dat is iets anders dan om de haverklap zijn mening te moeten geven.
Van één of twee verkiezingsdebatten kunnen velen nog wel genieten, maar als er in een paar weken tijd tientallen gehouden worden, gaat het gerecht ”politiek” tegenstaan. Toegegeven, er zat enig opportunisme in de wijze waarop SP-leider Roemer aan het begin van de zomer zijn keuze verdedigde om pas in de laatste weken voor 12 september actief aan de campagne deel te nemen. Er was hem, zolang hij fantastisch scoorde in de peilingen, veel aan gelegen lang buiten het verkiezingsgeweld te blijven en zijn imago als wijze buitenstaander en bezadigde premiers kandidaat te koesteren. Maar in zijn argument: „Je moet mensen niet overvoeren met politiek, dan komt het straks hun neus uit”, zat desondanks een element van waarheid.
Daarbij komt: al die verkiezingsdebatten helpen de burger niet echt om zijn keuze te bepalen. Het is immers frappant dat volgens onderzoeken ook deze week nog 43 procent van de kiezers niet wist op wie hij of zij volgende week zal gaan stemmen.
Daarom, wat zou het een rust geven als de burger voortaan nog maar eens in de vier jaar naar de stembus hoefde te gaan, en als hij dan een weloverwogen oordeel zou kunnen geven, niet op basis van mooie woorden die politici uitspreken in verkiezingsdebatten, maar op basis van wat zij de achterliggende jaren werkelijk gepresteerd hebben.
De politicus niet…
Op het eerste gezicht hebben politici het nooit zó naar hun zin als tijdens een verkiezingscampagne. Wow, het feest van de democratie! Heerlijk, dat voortdurende contact met kiezers. Verrukkelijk, die krachtmeting met tegenstanders.
Maar wie diep in het hart van politici kijkt, ziet nog iets anders. Ook zij worden het canvassen, folders uitdelen en zaaltjes toespreken op den duur spuugzat en willen graag weer echt aan het werk.
Voor een oppositiepartij is het een triomf als het kabinet valt. Maar elke partij zal moeten toegeven dat je met een reeks van elkaar snel opvolgende kabinetten, voortdurend onderbroken door verkiezingscampagnes en stroperige formaties, moeilijk een consistent langetermijnbeleid kunt voeren. Wat onmiskenbaar schadelijk is voor het land.
Het is waar, een vaste zittingstermijn voor de Tweede Kamer voorkomt het vallen van kabinetten niet. Maar wat zou het in bestuurlijk opzicht een rust geven als het aantal verkiezingsperioden bijvoorbeeld werd gehalveerd.
En de journalist niet…
Maar de media dan? Die lusten toch wel pap van peilingen, prognoses en politieke uitglijders? Ja en nee. Natuurlijk was het voor kranten, radio en tv maar wat gemakkelijk dat er in de achterliggende zomer niet over komkommers geschreven hoefde te worden, maar dat er elke dag wel iets voorhanden was wat met de verkiezingen verband hield.
Toch klonk er na de val van het kabinet-Rutte zelfs onder journalisten enig gemor. „Nee, hè? Niet wéér dat gezeur over de prijs van een halfje wit.”
Daarom, wat zou het een rust geven als journalisten door de jaren heen wat minder energie hoefden te stoppen in het organiseren van verkiezingsdebatten, in het binnenhalen van smeuïge campagnequootjes en in het ‘vakkundig’ duiden van de zoveelste ‘verrassende’ peiling. Zodat ze meer toe zouden komen aan werk waarvoor ze óók betaald worden, namelijk het grondig beschrijven en becommentariëren van regeringsbeleid en van het functioneren van de volksvertegenwoordiging.