Théodore de Bèze, ambassadeur van de Reformatie
Hij was, in 1564, de opvolger van Calvijn in Genève. En eigenlijk is Théodore de Bèze altijd wat in diens schaduw blijven staan. Zeer ten onrechte, ontdekte drs. J. C. Klok. „Beza was de ambassadeur van de Reformatie.”
Een „buitengewoon getalenteerd theoloog”, zo noemt ook prof. dr. W. Balke De Bèze, in Nederland beter bekend als Theodorus Beza (1519-1605). „Toen Beza in 1548 vanuit Frankrijk naar Genève vluchtte, was dat voor Calvijn een godsgeschenk. Calvijn onderkende onmiddellijk: deze man steekt ver boven Viret en Farel uit, hoe nauw de band tussen hen drieën ook was.” Ruim een jaar later werd Beza, op aanbeveling van Viret, door de machtige Heren van Bern benoemd voor de leerstoel Grieks aan de academie in Lausanne.
Samen met prof. dr. W. van ’t Spijker vormden Balke en Klok de redactie van de nieuwe uitgave ”Théodore de Bèze. Zijn leven, zijn werk”, dat zaterdagmiddag in kasteel De Vanenburg in Putten wordt gepresenteerd. De drie kerkhistorici werkten al eerder nauw samen: ook het qua uitstraling vergelijkbare boek over leven en werk van Johannes Calvijn (2009) verscheen onder hun redactie.
En het zal hun laatste publicatie niet zijn, zeggen Balke en Klok in de woonkamer van het Haagse appartement van eerstgenoemde. Balke, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Vrije Universiteit: „We vormen nu zó’n team.” Gepland zijn in elk geval een boek over Bullinger, over Zwingli en over Bucer.
De opzet is steeds een beetje hetzelfde. „We hebben een hoofdtekst, die we als basis gebruiken. In het geval van het Calvijnboek was dat er een van prof. Van ’t Spijker. Voor een eerder Lutherboek, waaraan ik samen met dr. Sabine Hiebsch heb gewerkt, had zij de hoofdtekst geschreven. Voor dit boek over Theodorus Beza konden we gebruikmaken van een tekst van dr. Alain Dufour, onderzoeker aan de universiteit van Genève. Een groot geleerde, die de ”Correspondentie” van Beza uitgeeft.”
Klok, zelf bezig met een promotiestudie over de 13e-eeuwse filosoof Bonaventura aan de universiteit van het Duitse Tübingen: „Een bijzonder omvangrijk project. Op dit moment zijn Dufour en zijn medewerkers bij band 35 van de ”Correspondentie”, en er volgen er –dacht ik– nog 7. Een oneindige ”Fundgrube”, met heel wat materiaal dat nog nooit echt bestudeerd is.”
Ligt de hoofdtekst er, dan worden tal van experts aangezocht om eveneens een deelaspect te beschrijven. Balke: „Voor Beza hadden we het geluk dat er in 2005 een groot congres in Genève aan hem is gewijd. Een groot aantal van degenen die toen spraken, was bereid om hun bijdrage te bewerken voor dit boek.” De personalialijst achterin bevat dan ook niet minder dan dertig auteursnamen.
Wie was Beza?
Balke: „Wat ik zeg: een ongelooflijk getalenteerd theoloog. Een specialist in oude Griekse handschriften ook. Tot zijn levenswerk behoorde onder andere het verzorgen van een nieuwe editie van het Nieuwe Testament in het Grieks. Dat wil zeggen: edities – er zijn er zo’n 350 bekend! En nogal eens verbeterde hij Erasmus.”
Beza stamde uit de Franse adel, behoorde tot de Rooms-Katholieke Kerk, maar leidde lange tijd een oppervlakkig, werelds leven, zo blijkt uit het boek. Na jaren van „aarzelingen kwam in 1548 een ernstige ziekte tussenbeide, daarna de bekering, een levensverandering.”
Voor een deel van zijn (vroegere) werk, waaronder sommige gedichten, schaamde Beza zich later. Balke: „Maar om nu te zeggen: dit kon écht niet – och, sommige gedichten zijn wat ondeugend; niet meer.”
Klok: „Hij kwam op een gegeven moment ook in een positie dat mensen hem ermee gingen aanvallen, toen moest hij zich er wel van distantiëren.”
Balke: „Er was veel roddel.”
Beze stond met één been in de zeventiende eeuw – hij overleed in 1605. In hoeverre kan hij worden beschouwd als een schakel tussen Reformatie en Nadere Reformatie?
Balke: „Veel etiketten zijn achteraf opgeplakt. Calvijn zou een platonist zijn geweest; en Beza werd wel Beza scholasticus genoemd. Dat klopt niet. Ook Calvijn vroeg bijvoorbeeld aandacht voor de ”praxis pietatis”, de praktijk van de godzaligheid, en Beza deed dat eveneens.”
Klok: „Wat je wel ziet, is dat de polemiek hen soms drong tot bepaalde standpunten. Maar neem de leer van de verkiezing: Beza verdedigde Calvijn tegenover zijn tegenstanders – Calvijn was écht niet de vreselijke man voor wie zij hem hielden. En met Heiko Oberman zeg ik: dat zij de leer van de verkiezing benadrukten, stond ook in de context van de vervolgingen waaronder de gereformeerden in Frankrijk en andere landen gebukt gingen. Hierin lag hun zekerheid, hun, zeg, laatste troost.”
Balke: „Ik kan me nog goed herinneren dat Oberman een keer op de VU kwam, en het, voor in de collegezaal, zo zei – indrukwekkend: „Over de verkiezing: gooit u die alstublieft niet weg. De tijd kan komen dat u deze leer bitter hard nodig hebt.””
Maar, stond deze leer voor Calvijn, voor Beza, alléén in dat kader?
Balke: „Op de achtergrond speelde, onder meer, óók het debat rond de vrije wil, zeker. Maar als Beza op zeker moment zijn geloofsbelijdenis schrijft, in de eerste plaats voor zijn vader, die er niet aan wilde dat zijn zoon tot de leer van de Reformatie was overgegaan, benadrukt hij daarin níét de leer van de verkiezing. Zijn belijdenis is een heel warm document.”
Psalmberijming
Grote bekendheid kreeg Beza door zijn berijming van de Psalmen. Hij ging hiermee, opgedragen door Calvijn zelf, verder in het spoor van Marot, die 49 psalmen en de Lofzang van Simeon had gedicht.
„Eigenlijk is Beza zijn hele leven met de Psalmen bezig geweest”, zegt Klok. „Een deel ervan is ook in het Latijn vertaald.”
Balke: „De psalmen zijn typisch iets van Calvijn. Hij had een grote voorliefde voor de psalmen. Luther zong ook graag, maar de psalmen hebben in Duitsland nooit die positie gekregen die ze in het calvinisme verwierven. Maar juist de psalmen waren voor Calvijn van groot belang, ook contra het geprevel van de priesters. Zelf heeft hij in Straatsburg een aanzet gegeven tot de berijming ervan; Marot ging verder, vervolgens Beza.”
Klok: „En al die teksten waren van een buitengewone kwaliteit, ook in literair opzicht. In het boek hebben we er een aantal in het Frans opgenomen. Prachtig. Maar dat geldt niet minder de inhoud. Er klopt leven in.”
Hoe zou u Beza’s prediking typeren?
Klok: „Als pastoraal, en heel praktisch.”
Balke: „Ik kan me er ook nooit zo veel bij voorstellen als mensen zeggen dat Calvijn, of Beza, niet bevindelijk preekte.”
Klok: „Waarbij zij heel erg bij hun tekst blijven. Zij waren echte Schriftuitleggers. En neem ook Beza’s christelijke meditaties, over de boetpsalmen – zó diepgaand.”
In politiek opzicht ging Beza, waar het ging om het recht op opstand tegen tirannieke vorsten, verder dan Calvijn.
Balke: „Ook hier speelde de context een rol. Beza kreeg te maken met de Bloedbruiloft, de Bartholomeüsnacht. Dat is iets gruwelijks geweest, iets duivels, en opgezet door Filips II en het Vaticaan. Waarbij ik nog eens wil benadrukken dat het Vaticaan hier nooit zijn excuses voor heeft aangeboden.
Beza heeft toen een belangrijke stap verder gezet dan Calvijn: hij gaf de lagere magistraten het recht in opstand te komen tegen tirannieke vorsten. Overigens zie je hier dan een lijn lopen naar de Nederlanden, met Willem van Oranje. Het heeft me zeer bevreemd dat iemand als Jonathan Israël díé lijn in zijn laatste boek niet trekt.”
Klok: „Uit ons boek blijkt dat de invloed van Beza op de Nederlanden sowieso groot is geweest – en niet alleen op Dordt. Ik durf zelfs de stelling aan: groter dan die van Calvijn.”
Balke: „Zou het, ja?”
Klok: „Uiteindelijk wel, denk ik. Want juist bij Beza studeerden heel wat Nederlanders die later, bijvoorbeeld, weer docent werden aan de Leidse universiteit, hét bolwerk van de gereformeerde theologie. Wat in Leiden nu definitief voorbij is, trouwens.”
Balke: „Inderdaad. Buitengewoon triest.”
Théodore de Bèze. Zijn leven, zijn werk; ISBN 9789043517928; Kok, Utrecht; 480 blz.; € 39,90.
Roeping – niet de schouders laten zakken
Zo’n vijftig bladzijden zijn in ”Théodore de Bèze” ingeruimd voor een intermezzo over „Beza als uitlegger van de Schrift.” Te lezen zijn hier onder meer twee bijdragen van Beza over het boek Jozua, opgetekend in 1563, en nu voor het eerst in het Nederlands vertaald door dr. E. A. de Boer. Volgens de Kamper kerkhistoricus vormen Beza’s bijdragen „een mooie aanvulling op de door hem bezorgde commentaar van Calvijn.” Een fragment, naar aanleiding van Jozua 1:12-18.
Jozua gebiedt de Rubenieten, Gadieten en de helft van de stam Manasse dat zij hun vrouwen, kinderen en beesten vooralsnog moeten achterlaten „in het land dat Mozes u gegeven heeft aan de overzijde van de Jordaan”, en zij zelf bewapend voor hun broeders dienen uit te trekken, ten strijde.
Is dit geen onmenselijke opdracht? Beslist niet – Beza wilde wel dat ‘zijn’ mensen eens minder te rade zouden gaan bij hun „vermaledijde vleselijke verstand.” „Wanneer ter sprake komt om ergens [in Frankrijk] de verkondiging van het evangelie te beginnen, dan signaleren we de gevaren en laten de schouders zakken. Gaat het over de voortgang van de loop van het evangelie en om zich te gedragen zoals het behoort? In plaats van vooruit te gaan trekt men zich terug. En waar komt dat vandaan? Doordat we niet wijs zijn in God. Als zulk ongemak ons gaat overkomen, dan zijn we radeloos. Maar God weet daarin zeer wel te voorzien, omdat Hij voor ons zorgt. Wij moeten alles aan Hem toevertrouwen.”
Uitvoerig gaat de Franse reformator dan in op de notie ”roeping”. „Waar moeten we dan op letten? In de eerste plaats op de algemene roeping om te hulp te komen aan hen die onze hulp nodig hebben. En als iemand door God geroepen is, moet hij alles wat hem kan ophouden ver van zich werpen.
Vervolgens moet ieder op zijn persoonlijke roeping letten. Als een overheidspersoon zegt: „Ik kan mijn taak niet doen om die reden of door die oorzaak”, moet hij zich eroverheen zetten. Hetzelfde is het voor dienaren van het Woord, evenals het geval is met de persoonlijke roeping van een echtgenoot ten opzichte van zijn vrouw, van de vrouw ten opzichte van haar man, van de vader tegenover het kind en het kind tegenover zijn vader, enzovoorts.
Kortom, ieder moet hier op zijn roeping letten en laten we alle hindernissen die hier voor ons neergelegd worden om ons te doen omkeren, overwinnen. Laten we met elkaar deze conclusie trekken: als de wijsheid van God ons maar leidt en als al onze plannen en beraadslagingen daaraan onderworpen zijn, kan Hij er beslist in voorzien zoals het van ons gevraagd wordt.
Dat is het verstand waarover het ging, dat is dat we allereerst op God zien zonder achterom te kijken [Luc 9,62], maar Hem volgend ieder naar zijn belofte in de roeping die Hij ons gegeven heeft, dat we ons er trouw aan toewijden. Dan is het beslist zo dat wij uiteindelijk ons doel zullen bereiken.”