„Ursinus zag drie stukken chronologisch”
APELDOORN – Na bijna 450 jaar maakt de Heidelbergse Catechismus nog altijd de tongen los, ook in wetenschappelijk opzicht. Prof. dr. A. Baars: „Ik ken geen betere catechismus dan de Heidelberger.”
Aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn dacht een internationaal gezelschap deze week intensief na over de relevantie van de Heidelberger. Af en toe klonk een kritische vraag, maar uit alles bleek hoe hoog het troostboek nog altijd in aanzien staat.
Het belijdenisgeschrift stond centraal op de jaarlijkse gereformeerde zomeruniversiteit voor studenten, theologen en predikanten uit Nederland en het Duitstalige gebied. Zo’n veertigdeelnemers bespraken in hoor- en werkcolleges diverse aspecten van achtergrond, inhoud en blijvende betekenis van de „eenvoudige Heidelberger.”
Prof. Baars, hoogleraar ambtelijke vakken aan de christelijke gereformeerde universiteit, doorlichtte onder andere een aantal „organiserende principes” van de catechismus en vergeleek die met de structuur van andere catechismussen. De opzet aan de hand van de drie stukken ellende, verlossing en dankbaarheid bleek daarbij uniek: „Ursinus is waarschijnlijk beïnvloed door Melanchthon en diens indeling van de Romeinenbrief in deze drie stukken. Hoewel de verdeling precies past bij de Bijbels-gereformeerde spiritualiteit, kent verder geen enkele andere catechismus hem.”
Een probleem bij de verdeling is echter hoe die opgevat moet worden, aldus de hoogleraar. Ursinus zelf lijkt volgens hem de voorkeur te geven aan een „chronologisch” verstaan, waarin de stukken elkaar opvolgen. „In de twintigste eeuw kwam daar kritiek op. Onder anderen C. Graafland betoogde dat de genade zo voorwaardelijk werd. Volgens K. H. Miskotte moest het gedeelte over de ellende gezien worden vanuit het deel van de verlossing, omdat de volgorde anders tegen de Schrift, de reformatorische theologie en de eigenlijke intentie van de Heidelberger zelf zou indruisen.”
Zelf benadrukte prof. Baars het belang van vraag en antwoord één, wat breed door de deelnemers gedragen werd. „De catechismus is geschreven vanuit het perspectief van een gelovige die zijn enige troost gevonden heeft en van daaruit zijn zondaarsbestaan heeft leren inzien.”
Rond het begrip ”gerechtigheid” blijkt dat de catechismus ook kind is geweest van zijn tijd, zo stelde prof. dr. G. C. den Hertog, hoogleraar systematische vakken. Hij stelde de vraag of Ursinus bij zijn uitwerking van de heiliging mogelijk gehinderd werd door de opvatting van gerechtigheid als een „eisende gerechtigheid” in de zondagen vijf en zes. „Dat Gods gerechtigheid in de Bijbel vooral met Zijn rechtvaardige koningschap ten goede te maken heeft, werd in de zestiende eeuw nog niet zo gezien. Gods gerechtigheid is met name in de Psalmen niet zozeer eisend, maar schenkend.”
Prof. dr. M. Beintker uit Münster sloeg een brug tussen het moderne levensgevoel en de eerste en laatste vraag. Het woord ”amen” als afsluiting van het Onze Vader staat voor „het menselijk antwoord op Gods Ja en Amen tot ons in Christus”, aldus de dogmaticus: „Heel de Catechismus is een troostboek tegen de stemmen van binnen die influisteren dat we misschien niet door God geliefd zijn. Volgens Ursinus herkent men precies aan zulke influisteringen de duivel.” Gods beloften worden in het leerboek ook niet vanuit de verkiezing beperkt, aldus Beintker.
De insteek bij volle heilszekerheid en geborgenheid is volgens hem van het grootste belang in de moderniteit. „De mens van nu gelooft niet meer in God, maar daardoor is hij overgeleverd aan zijn eigen angsten. Hij is voortdurend op de vlucht voor zijn schuld, voor de dood en niet minder voor het leven zelf. De grond onder de voeten is verdwenen. We zijn wantrouwend geworden, waardoor ook onze relaties op grote schaal te gronde gaan.”
In zulke fenomenen komt volgens prof. Beintker de middeleeuwse angst of men wel behouden zou worden, weer in nieuwe gestalten naar boven. „Tegenwoordig gaat het niet om de vraag naar een genadig God, maar om de vraag of we er wel mogen zijn, of we nog geliefd zijn.” Tegelijk is de mens niet in staat om de lege plek van God ook leeg te houden. Onvermijdelijk nemen allerlei „geloofssurrogaten” die plaats in: „ideologieën, de lichaamscultus, lifestyle, ook het toerisme.”
In de catechismus komt de term ”zekerheid” het meest voor in de bespreking van de sacramenten en het gebed. Daarin ziet de systematicus een aanwijzing voor waar echte geborgenheid gevonden kan worden. „Wie echt kan bidden en gemeenschap met God mag oefenen, verliest zijn twijfel en ontvangt de diepste zekerheid die hier op aarde denkbaar is.”