Buitenland

De godsdienst van de Amerikaanse president telt

Mitt Romney of Barack Obama. Daar zal het op de eerste dinsdag van november in de Verenigde Staten om gaan. Wie wint is nog lang niet duidelijk. Zeker ook een grote groep evangelicale christenen zit in dubio. Obama heeft in ieder geval ten aanzien van de grote ethische vragen een progressief standpunt. Romney staat in dat opzicht veel dichter bij hen. Hij is tegen abortus, tegen euthanasie en tegen het homo­huwelijk. Maar hij is wel een mormoon. Ook dat weegt zwaar. De godsdienstige overtuiging van de Amerikaanse presidenten doet er zeker toe.

W. B. Kranendonk
4 August 2012 16:26Gewijzigd op 14 November 2020 22:30
Mitt Romney.  Foto EPA
Mitt Romney. Foto EPA

Gesteld dat Romney wint, dan zou hij na de rooms-katholiek John F. Kennedy de eerste Amerikaanse president zijn die formeel niet gerekend kan worden tot het protestantse deel der natie. En dan moet –ondanks alle secularisatie– een groot deel van de Amerikanen iets overwinnen voordat hij zijn stem aan zo’n kandidaat geeft. Diep in hun genen zit nog steeds: de president is blank en protestant.

Wantrouwen

Mormonen, of beter: de leden van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, vormen weliswaar een denominatie die in Amerika is ontstaan, maar worden door de meeste Amerikanen toch wel gezien als een excentrieke groep, een sekte. Hun economisch netwerk, hun jarenlange verdediging van het meervoudig huwelijk, het dopen van overledenen om hun daarmee de gelukzaligheid te brengen, zijn punten waarom veel Amerikanen weinig moeten hebben van de mormonen.

Voor veel orthodoxe christenen in de VS komt daar nog bij dat de ”heiligen der laatste dagen” de Drie-eenheid ontkennen en dat ze de openbaringen van hun stichter, Joseph Smith (1805-1844), op één lijn zetten met de Bijbel. Dat maakt de kloof groot, al brak de gereformeerde Richard Mouw, rector van het orthodoxe Fuller Theological Seminary in Pasadena, in 2004 in een rede een lans voor toenadering tussen evangelicalen en mormonen. Afgelopen voorjaar verscheen van hem een publicatie waarin hij hetzelfde bepleitte. Hij wil de mormonen geen sekte noemen omdat er bij hen geen sprake is van geheimhouding, van dubbelhartigheid en van de gedachte ”wij zijn alleen de ware kerk”.

Sekte

Juist het punt dat mormonen gezien worden als een sekte maakt het voor veel Amerikanen moeilijk om zomaar hun stem aan Romney te geven. Want hoewel de VS een broedplaats vormen van talrijke godsdienstige bewegingen, roept een sekte bij Amerikanen (meer dan bijvoorbeeld in Nederland) steevast de gedachte op van geheimzinnigheid, gevaar van samenzwering en dus van twijfel aan volstrekte toewijding aan de nationale zaak. Sekteleden worden er per definitie van verdacht een eigen agenda te hebben en die vooral af te willen werken.

Om die redenen liet bij voorbeeld president Eisenhouwer, opgegroeid in een gezin dat godsdienstig gelieerd was aan de Jehova’s Getuigen, zich vijftien dagen na zijn inauguratie dopen in een presbyteriaanse kerk. Hij wilde daarmee duidelijk maken gebroken te hebben met de Jehova’s Getuigen, omdat in de VS algemeen getwijfeld werd aan hun loyaliteit tegenover de staat. Een belangrijke reden daarvoor was hun afwijzen van de eed en de militaire dienstplicht.

Hoewel Eisenhouwer als generaal in de Tweede Wereldoorlog zijn sporen in het Amerikaanse leger had verdiend, waren er voorafgaand aan zijn inauguratie kranten die vanwege zijn godsdienstige opvoeding vragen stelden bij de eed die hij als nieuwe president moest zweren. Zou hij die afleggen? En zo ja, wat zou die dan voor waarde hebben? Eisenhower maakte met zijn doop in een presbyteriaanse kerk in één klap een eind aan dergelijke speculaties.

Een president die komt uit een sektarisch milieu roept bij Amerikaanse kiezers reserves op. Dat geldt dus ook voor de mormoon Mitt Romney. En enige huiver vervult Amerikanen ook bij de gedachte dat er straks een president aan de macht is die, zoals elke mormoon, gelooft dat God de Vader nog steeds direct spreekt tot Zijn kinderen. Romneys godsdienstige overtuiging is duidelijk een punt in de race naar het Witte Huis. En dat terwijl hij op ethisch vlak veel christenen aanspreekt.

Harlekijn van de paus

Het is feitelijk merkwaardig dat juist in Amerika, het land waar kerk en staat zeer strikt zijn gescheiden, het geloof van de president voor de kiezers meeweegt als ze hun stem uitbrengen. Niet voor niets probeerde John F. Kennedy in de strijd om het presidentschap deze factor te minimaliseren. Vanwege zijn rooms-katholieke overtuiging en de vrees dat hij de harlekijn van de paus in Rome zou worden, waren er bij groepen Amerikanen twijfels of hij wel geschikt was om het Witte Huis te betrekken. In een rede op 12 september 1960 in Houston stelde Kennedy dat de godsdienstige overtuiging van een presidentskandidaat geen legitiem criterium mocht zijn voor het maken van een keuze in het stemhokje. Zijn rooms-katholieke levensovertuiging heeft zijn verkiezing uiteindelijk niet in de weg gestaan. Maar een aanzienlijke groep Amerikanen bleef hem vanwege zijn geloof wantrouwen.

Hogere inspiratiebron

Dat de godsdienst van de president(skan­didaat) telt, geldt niet alleen voor behoudende protestanten. Ook burgers die nauwelijks nog een kerk vanbinnen zien, vinden het belangrijk dat de machtigste man van het land godsdienstig is. „Het maakt duidelijk dat hij een hogere inspiratiebron heeft en dat hij beseft zelf ook iemand ‘boven’ zich te hebben”, schreef een commentator van de gezaghebbende krant The Boston Globe tijdens de verkiezingsstrijd van vier jaar geleden.

Zelfs als het gaat om presidenten die zich niet aansloten bij een kerk, zoals Thomas Jefferson (1801-1809), Abraham Lincoln (1861-1865) en Ulysses Grant (1869-1877), doen Amerikaanse protestanten hun best te benadrukken dat deze mannen gelovig waren en zich richtten op Bijbelse waarden. Dat gebeurde dan wel postuum. „Geschiedschrijvers maakten sommige presidenten christelijker dan ze in werkelijkheid waren, om daarmee vooral te benadrukken dat het presidentschap en protestantisme onlosmakelijk aan elkaar zijn verbonden”, merkte de Amerikaanse historicus Mark Noll nog niet zo lang geleden op.

Sprekend voorbeeld van zo’n postume kerstening is Thomas Jefferson, die vrijwel alles uit de Bijbel wegknipte wat wees in de richting van het goddelijke en bovennatuurlijke. Zijn gepubliceerde selectie van de Bijbel, bekend geworden onder de naam The Jefferson Bible, bevat niet meer dan de strikt historische delen van het levens­verhaal van de Heere Jezus. Die voor Jefferson zeker geen God en ook geen Verlosser was, doch slechts een inspirerend voorbeeld. „Desondanks zijn er genoeg Amerikanen die hem met graagte scharen in het kamp van de protestanten. Terwijl Jefferson een ketter was”, zegt Noll.

Ondanks de neiging van protestanten om presidenten achteraf nadrukkelijker in hun kamp te trekken, waren vooral evangelicalen vier jaar geleden onaangenaam getroffen toen bleek dat Barack Obama zich na zijn verhuizing naar Washington niet wenste aan te sluiten bij een kerk. „We zijn diep teleurgesteld”, schreef toen het evangelicale magazine World.

Scheiding kerk en staat

In discussies over het belang van religie voor het Amerikaanse presidentschap wordt nogal eens de vraag gesteld of de founding fathers, die in 1776 de staat stichtten, ook zo hechtten aan die relatie. De visies daarover zijn heel verschillend. Sommigen beantwoorden die vraag met een volmondig ja, anderen spreken een hargrondig nee uit.

Feit is dat de mannen die aan de wieg van de VS stonden principieel kozen voor de scheiding van kerk en staat. Een belangrijke reden was dat velen afstamden van Engelse families die uit hun vaderland waren vertrokken om daarmee verlost te worden van het juk van de staatskerk. De muur die er in Amerika tussen kerk en staat werd opgetrokken, was door de stichters van de VS „bedoeld om de tuin van de kerk te scheiden van de wildernis van de wereld, en niet andersom”, zo schreef Thomas Jefferson in een brief aan een groep baptisten. Met andere woorden: de scheiding van kerk en staat was niet ingegeven door anti-kerkelijke of antigodsdienstige motieven, zoals seculiere libertijnen binnen en buiten Amerika nu suggereren. Het was juist andersom: de kerk moest geen last hebben of krijgen van de staat.

Godsdienst relevant

Voor de founding fathers was het ook geen vraag of de godsdienst een relevante factor mocht zijn in het publieke leven of debat. Dat is het voor hen beslist. John Adams, die van 1797 tot 1801 als tweede het ambt van president van de VS bekleedde, schreef in een brief van 11 oktober 1798 aan officieren in Massachusetts: „We hebben geen regering die beladen is met de macht om te strijden met de menselijke lusten, als die niet ingetoomd zijn door moraal en godsdienst. Gierigheid, ambitie, wraak of vleselijke lusten zouden de sterkste banden van onze grondwet breken zoals een walvis door een net heen zwemt. Onze grondwet is alleen geschikt voor een moreel en religieus volk. Hij is totaal ongeschikt voor de regering van anderen.” Voor Adams was de godsdienst dus zeker relevant voor het bestuur en het welzijn van het land.

Dat was in lijn met de opvattingen van de eerste president van de VS, George Washington (1789-1797). Hij zei: „Het is onmogelijk de wereld te regeren zonder God en de Bijbel.”

George Washington maakte ook direct bij zijn ambtsaanvaarding duidelijk dat hij zijn ambt niet kon vervullen zonder de steun van God. Voorafgaand aan zijn inauguratie bezocht hij een bidstond, een traditie die alle volgende presidenten hebben gehandhaafd.

Ook tijdens zijn presidentschap bezocht Washington als het enigszins kon op zondag de St. Paul’s Chapel in New York. Er zijn biografen van Washington die beweren dat ds. Lee Maasey, zijn predikant, gezegd zou hebben: „Ik ken geen trouwer kerk­ganger dan George Washington.” Merkwaardig is dan wel dat Washington, behorende tot de Episcopale Kerk, gedurende de jaren dat hij president was wel de kerkdiensten bezocht, maar als het heilig avondmaal werd bediend voortijdig vertrok of afwezig was. In zijn latere leven schijnt Washington het minder nauw met de kerkgang te hebben genomen. Velen beweren ook dat hij uiteindelijk deïst was.

Gebed om hulp

Dat het geloof in God voor de Amerikaanse presidenten in ieder geval enige betekenis had, blijkt onder meer uit de manier waarop ze bijna allemaal hun inauguratie inkleedden. Naast het afleggen van de eed op de Bijbel spraken zij in hun inaugurele rede uit de hulp van God nodig te hebben, dan wel lieten zij een daartoe aangezochte voorganger daarom bidden. Zo vroeg Obama in januari 2009 onder anderen de bekende evangelicaal Rick Warren een gebed te doen.

Het mag duidelijk zijn: ook al zijn er vragen te stellen bij de mate van orthodoxie van de founding fathers en de na hen komende presidenten, voor de Amerikaanse staatslieden en -leiders waren godsdienst en geloof relevant. De scheiding van kerk en staat was voor hen niet identiek aan de scheiding van geloof en politiek.

De meesten maakten er ook geen geheim van te behoren tot een kerk. Van de 44 presidenten die Amerika heeft gehad behoorden er 39 tot een protestantse kerk, 1 was er rooms-katholiek en 4 wilden geen lid van een kerk zijn. Obama, die zich na zijn ambtsaanvaarding bij geen enkele kerk wilde aansluiten, behoort dus tot een kleine minderheid.

Liberaal maar wel protestants

Spannende vraag is hoe het komt dat de Amerikanen zo veel belang hechten aan de godsdienstige overtuiging van de president. „Voor een deel heeft dat met de geschiedenis van ons land te maken”, zegt Randall Balmer, hoogleraar geschiedenis van de godsdienst in Amerika aan Columbia University in New York. „We zijn een liberaal land met protestantse wortels. Die invloed is er nog steeds. Diep in de genen zit de gedachte: protestanten deugen, maar bij de rest moet je op je hoede zijn.”

Een tweede aspect is dat het presidentschap voor veel Amerikanen niet zomaar een ambt is. Het heeft iets verhevens, iets sacraals. In 1974 schreef de Amerikaanse filosoof Michael Novak: „Voor de Amerikanen is het kiezen van een president bijna een religieuze daad… Iedere vier jaar kiezen ze niet alleen een vorst maar ook een hogepriester en een profeet. Die moet in godsdienstig opzicht betrouwbaar zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer