In het 56 pagina’s tellende rapport ‘De regering had dit kunnen stoppen’ van de mensenrechtenorganisatie staat dat het Myanmarese leger aanvankelijk niet ingreep, toen het tot ongeregeldheden kwam tussen de Rohingya en de Arakan-boeddhisten in de deelstaat Rakhine (Arakan). Door de onlusten vielen vele tientallen doden.

„De Myanmarese veiligheidstroepen slaagden er niet in de Arakan en Rohingya tegen elkaar in bescherming te nemen en ontketenden vervolgens een campagne van geweld en massa-arrestaties tegen de Rohingya”, aldus Brad Adams, directeur Azië van HRW. „De regering beweert dat ze probeert een einde te maken aan de etnische strijd en het misbruik, maar de recente gebeurtenissen in de staat Arakan laten zien dat door de staat gesteunde vervolging en discriminatie blijft bestaan.”

HRW roept de regering van Myanmar op snel maatregelen te nemen om een einde te maken aan de misdragingen van het leger. Ook zouden internationale waarnemers moeten worden toegelaten tot het gebied om onderzoek te doen naar het geweld.

Het rapport is gebaseerd op 57 gesprekken met leden van beide bevolkingsgroepen die na de geweldsuitbraak zijn gevlucht naar andere delen van het land of buurland Bangladesh. Het geweld brak uit, nadat een boeddhistische vrouw zou zijn verkracht door drie moslimmannen. Vervolgens ontstond een spiraal van onderling geweld waarbij beide bevolkingsgroepen elkaars dorpen aanvielen. Pas toen er onlusten in de provinciehoofdstad Sittwe uitbraken, greep het leger in.

Volgens de Verenigde Naties worden de circa 800.000 moslims van de Rohingya-bevolkingsgroep al tientallen jaren gediscrimineerd. De boeddhistische bevolking ziet hen als illegale immigranten.