Geneefse psalmen begonnen 450 jaar geleden aan niet te stuiten opmars
Het Franse psalmboek van Marot en Beza jubileert: 450 jaar geleden begonnen de 150 berijmde psalmen in Genève aan een niet te stuiten opmars. Ze werden wereldwijd een van de kenmerken van het calvinisme.
Het moet een groots gebeuren geweest zijn, eind 1561 begin 1562 in Genève. Theodorus Beza had het project om alle 150 Psalmen in het Frans te berijmen af weten te ronden. De raad van Genève had op aanbeveling van Calvijn een privilege verstrekt om het psalmboek te mogen drukken. Zelfs de rooms-katholieke theologen van Parijs –en daarmee het Franse hof– hadden hun goedkeuring gegeven. Niets stond de verspreiding van het Geneefse Psalter in de weg.
Dat gebeurde dan ook. Alleen al in de eerste maand van 1562 rolden bij een groot aantal drukkers in Genève bijna 30.000 exemplaren van het psalmboek van de persen: ongekend in de drukperswereld van die dagen.
Maar het bleef niet bij de Zwitserse stad. Ook in steden als Caen, Rouen, Parijs en Lyon, waar al eerder uitgaven met een aantal Franse psalmen waren verschenen, kwam nu de complete versie uit. In 1562 verschenen in het Franstalige gebied niet minder dan 32 edities. En het psalmboek ging vervolgens verder: naar Orléans, naar Antwerpen, naar Brussel, voor de Franstalige calvinisten aldaar.
De Geneefse psalmmelodieën vonden intussen hun weg naar calvinisten elders in Europa: in Engeland, Schotland, Italië, Nederland, Duitsland. Later naar Hongarije en Tsjechië. Soms werd zelfs het complete Franse psalmboek –tekst en melodie– overgezet naar de eigen taal: ‘onze’ Petrus Datheen deed het in 1566, een Duitse vertaling door Ambrosius Lobwasser verscheen in 1573. En het laatste wapenfeit is nog heel recent: sinds eind vorige eeuw zingen ook de gereformeerden in Japan de psalmen op de melodieën van Genève.
Hechte gemeenschap
Hoe komt het dat het psalmboek van Genève –150 psalmen op 124 melodieën– zo’n brede verspreiding kreeg en na 450 jaar nog altijd gebruikt wordt? De Duitse wetenschapper dr. Judith Haug (1981) promoveerde in november 2008 in Tübingen cum laude op een studie over de verspreiding van het Geneefse Psalter in Nederland, Duitsland, Engeland en het Ottomaanse Rijk.
Ze noemt als belangrijkste reden voor de snelle en brede verspreiding van de Franse psalmen het feit dat de calvinisten in de 16e en de 17e eeuw een hechte gemeenschap vormden. „Ze stonden wereldwijd voortdurend met elkaar in contact; die samenhang was in tijden van vervolging heel belangrijk. Op die manier kwamen de psalmen, alleen de melodieën of teksten én melodieën, in steeds weer nieuwe landen. Het ene gemeenschappelijke psalmboek werd ook de manier om zich als calvinisten te identificeren.”
De kwaliteit van de teksten en de melodieën van de psalmen speelt zeker ook een rol, stelt Haug. „Hoewel ik er eerlijkheidshalve direct bij zeg dat het literaire gehalte van de verschillende vertalingen sterk uiteenloopt; de kwaliteit van de teksten van Clément Marot, de eerste dichter van de Franse psalmen, wordt maar zelden gehaald.”
Het „meest fascinerende” noemt ze het gegeven dat het Geneefse Psalter „met zijn teksten, melodieën en theologische concept over nationale, culturele, religieuze en taalgrenzen heen kan enthousiasmeren en inspireren.”
Het psalmzingen werd iets typisch calvinistisch. „De Psalmen zijn voor elke christelijke gemeenschap en natuurlijk ook voor de joden van centrale betekenis in theologie en geloofsleven. Ook in de islam geldt David als een van de vier profeten aan wie een heilige tekst, namelijk de Psalmen, werd geopenbaard. Dat calvinisme en psalmzingen zo nauw aan elkaar verbonden zijn, gaat terug op Calvijn. Hij wilde in de eredienst alleen psalmen laten klinken, in de volkstaal, onbegeleid eenstemmig gezongen. Als gevolg daarvan zongen calvinisten eeuwenlang in hun eredienst uitsluitend de Geneefse psalmen. Daarom nemen de psalmen bij de gereformeerden in hun geloofsbeleving een grotere plaats in dan bij andere christenen.”
Turkse psalmen
Zelf bestudeerde Haug hoe de Franse psalmen in de periode tot 1800 terechtkwamen en doorwerkten in Nederland, Duitsland, Engeland en het Ottomaanse Rijk. Ons land springt eruit als het gebied waar de psalm(melodieën) het diepst verworteld raakten. „Dat komt doordat het calvinisme in Nederland van staatswege werd gesteund. Daardoor kon de berijming van Datheen uit 1566 de status van officieel gezangboek krijgen. Hoewel er in Nederland gediscussieerd is over bijvoorbeeld de berijming of de orgelbegeleiding, is het psalmzingen op zichzelf in de periode tot 1800 nooit bestreden geweest. Daarbij komt dat zich buiten de liturgie een soort muziek ontwikkelde die op de psalmen gebaseerd is. Sweelinck is degene geweest die zich het meest diepgaand met de psalmen heeft beziggehouden. Denk aan zijn orgel- en luitbewerkingen, maar vooral aan zijn complete verzameling virtuoze motetten bij alle psalmen.”
In Duitsland en het Angelsaksische gebied lag dat anders. „Duitsland is vooral door het lutheranisme gestempeld. Daardoor zijn slechts enkele melodieën van het Geneefse Psalter in het kerkliedrepertoire terechtgekomen. Bekend voorbeeld is het lied ”Vor deinen Thron tret ich hiermit”, dat de melodie van de Tien Geboden heeft. Interessant is dat ook in tijden van bittere vijandschap tussen gereformeerden en luthersen in Duitsland, dichters als Paul Gerhardt toch overtuigd raakten van de schoonheid van de Geneefse melodieën. Overigens zong de Duitse gereformeerde minderheid de Franse psalmen in de berijming van Lobwasser uit 1573.”
In het Engelstalige gebied werd nooit officieel een vertaling van het complete Franse psalmboek ingevoerd, aldus Haug. „Een paar melodieën kwamen echter wel terecht in de psalters van de verschillende geloofsrichtingen.” Bekend voorbeeld is de ”Old 100th” op de melodie van Psalm 134.
Opvallend in Haugs boek is het deel over het Ottomaanse Rijk. „Een spectaculaire uitzondering”, noemt ze deze psalmtraditie die ze op het spoor kwam. „Voor het eerst werden niet alleen confessionele en taalgrenzen overschreden, maar ook culturele. Het gaat namelijk om een dubbele vertaling: de teksten naar het Turks en de melodieën naar het Ottomaanse toonsysteem. Dat kon slechts iemand doen die in beide muzikale culturen thuis was.”
Die persoon was ene Ali Ufki, die rond 1610 in Polen geboren werd. Hij kwam als slaaf in het Ottomaanse Rijk terecht, waar hij zich opwerkte tot hofmuzikant en tolk van de sultan. Vervolgens werkte hij als vertaler voor diverse Europese gezantschappen. Zo leerde hij de Nederlandse gezant in Istanbul, Levinas Warner, kennen. Deze behoorde tot de zogenaamde calvinoturcisten, die eropuit waren om als gereformeerden samen met de Turken één front te vormen tegen de rooms-katholieken. Ten diepste echter wilden ze de Turken winnen voor het gereformeerde geloof.
Daarom liet Warner in 1662 Ali Ufki de Bijbel in het Turks vertalen. Aansluitend maakte Ufki een begin met de Geneefse psalmen. Toen echter Warner in 1665 plotseling overleed, stokte het project. Er waren slechts veertien psalmen voltooid.
Haug: „De Bijbelvertaling van Ufki wordt nog altijd door Turkse christenen gebruikt. De psalmen zijn echter nooit breed verspreid geweest. Ik betwijfel of in 1665 meer dan duizend mensen op de hoogte waren van deze psalmen. Rond 1675 werd het manuscript naar Parijs gebracht, waardoor het verder niet bekend kon worden. Buiten deze veertien psalmen is het Geneefse Psalter bij mijn weten nooit in het Ottomaanse Rijk gebruikt.”
Esthetische schoonheid
Haug groeide op in de omgeving van Stuttgart, in de Württembergische Landeskirche. „Die is sterker door het gereformeerde gedachtegoed gestempeld dan andere lutherse Landeskirchen.” Daarvan was ze zich echter niet bewust, net zomin als van de Geneefse melodieën in het Duitse gezangboek waaruit ze zondags zong.
Sinds 2003 is Haug betrokken bij het ensemble Sarband. De dirigent daarvan, dr. Vladimir Ivanoff, had in een Parijse bibliotheek het manuscript met de Ottomaanse psalmen ontdekt en organiseerde een project over de psalmen in jodendom, christendom en islam.
Toen Haug een onderwerp voor haar onderzoek zocht, stimuleerde Ivanoff haar het te doen over de verbreiding van het Geneefse Psalter. „Ik was direct enthousiast, hoewel het Geneefse Psalter me verder onbekend was. Ik raakte gefascineerd door de brede verspreiding van deze psalmen, door de deelname van mensen uit de meest uiteenlopende culturen aan deze gemeenschappelijke traditie. En niet in de laatste plaats door de esthetische schoonheid van de psalmen zelf.”
De Geneefse psalmen gaan al 450 jaar mee. Wat verwacht Haug, zullen deze liederen ooit achterhaald blijken te zijn? „Muzikaal gezien is er geen aanleiding te denken dat de Geneefse psalmen ooit verouderd zullen zijn. Als muziek veroudert en achterhaald raakt, ligt dat meestal ook aan oorzaken buiten de muziek, zoals veranderingen in de maatschappij of in de geloofsbeleving. Nu er na 450 jaar nog steeds geloofsgemeenschappen zijn die in hun eredienst en hun persoonlijke vroomheid het Psalter een centrale plek geven, is het heel goed mogelijk dat ook de Geneefse melodieën gezongen zullen blijven worden. Persoonlijk zeg ik, heel onwetenschappelijk: ik hoop het.”