Buitenland

Franse politie pakte op 16 juli 1942 duizenden Joden op

Op 16 juli 1942, maandag precies zeventig jaar geleden, werden in Parijs ruim 13.000 Joden opgepakt. Het idee voor de grootschalige razzia kwam weliswaar van de Duitsers, maar de organisatie lag geheel in handen van de Franse politie. Het heeft lang geduurd voordat Frankrijk openlijk zijn medeverantwoordelijkheid voor de actie erkende.

Mark Wallet
16 July 2012 18:01Gewijzigd op 14 November 2020 22:11
Op 16 juli 1942 werden duizenden Joden samengedreven in het Parijse wielerstadion Véledrome d’Hiver. Foto LIFE
Op 16 juli 1942 werden duizenden Joden samengedreven in het Parijse wielerstadion Véledrome d’Hiver. Foto LIFE

Het is nog midden in de nacht, 4.00 uur, als er op 16 juli 1942 rumoer klinkt in de straten van Parijs. De Parijse politie is een actie begonnen om duizenden Joden op te pakken. Er is haast bij. Het hoofd van de politie, Emile Hennequin, heeft bevolen dat de operaties „met maximale snelheid” moeten worden uitgevoerd, „zonder overbodig gepraat en zonder commentaar.”

Uren later zijn 13.152 Joden gearresteerd, onder wie ruim 5800 vrouwen en meer dan 4000 kinderen. Een groot deel van hen wordt samengedreven in het Véledrome d’Hiver (Vél d’Hiv): een overdekte wielerbaan bij de Eiffeltoren in de Franse hoofdstad. Ze verblijven er in afwachting van deportatie naar Drancy, het Franse Westerbork. Vandaar ging het door naar Auschwitz.

De actie is symbool geworden voor de samenwerking van het Franse bestuur van die dagen, het Vichyregime, en de Duitsers. „Vichy-Frankrijk is de Gestapo zeer ter wille bij de Jodenvervolging”, constateerde de Franse historicus Pascal Balmand in zijn geschiedenis van Frankrijk.

Het Vichyregime regeerde van 22 juni 1940 tot juni 1944 (vanaf 1942 feitelijk pro forma) een deel van Frankrijk en stond onder leiding van maarschalk Philippe Pétain. In naam van Pétain had Frankrijk in 1940 een wapen­stilstand met Duitsland getekend, waarbij was bepaald dat het land zou worden opgedeeld. Duitsland bezette het noordwesten van Frankrijk en de gehele kustlijn, terwijl het resterende deel onder bewind van Pétain kwam te staan. Pétain nam met zijn regering intrek in Vichy, een provinciestadje in het midden van Frankrijk.

In 1980 getuigden drie SS-officieren dat Vichyprominenten „enthousiast” meewerkten aan de deporatie van de Joden. Het Franse regime zou weliswaar even hebben geaarzeld bij de razzia van 16 juli, omdat het de politie een schadelijk imago zou kunnen opleveren, maar was tevreden toen werd bedongen dat ‘enkel’ niet-Franse Joden zouden worden opgepakt. Vichy deed uiteindelijk zelfs meer dan de Duitsers hadden opgedragen en liet ook kinderen onder de 16 jaar deporteren, zogenaamd uit humanitaire redenen om de families bij elkaar te houden.

Antisemitisme

Het Vichyregime droeg een uitgesproken nationalistisch en anti­semitisch stempel. Een deel van de prominenten was sterk beïnvloed door de uiterst rechtse actiegroep Action Française, die streefde naar de creatie van het „ware Frankrijk”, waaruit alle „anti-Franse” elementen waren verwijderd. Anti-Frans, dat waren in de definitie van Action Française onder anderen socialisten, protestanten, buitenlanders en Joden.

Het regime kon gedijen in een samenleving waarin het anti­semitisme behoorlijk sterk aanwezig was. In de jaren dertig waren grote groepen Joden naar Frankrijk getrokken, op de vlucht voor onderdrukking in Centraal-Europese landen en Italië. Het was crisistijd en de Fransen zagen de druk op voedsel en banen daardoor nog verder toenemen. Bovendien leefde het idee dat de Joden de Fransen wilden opzetten tot een oorlog tegen Duitsland. Anderen zagen hen juist als spionnen voor Berlijn.

Voor het Vichyregime golden Joden van meet af aan als tweede­rangsburgers. De regering stelde twee ‘Jodenstatuten’ op (in oktober 1940 en juni 1941), die bepaalden dat de Joden zich verplicht moesten registeren. De Joden werden uitgesloten van allerlei beroepen en Joodse bezittingen worden geconfisqueerd. Deze anti­semitische maatregelen sproten volgens historicus Balmand meer voort „uit eigen initiatief van Vichy dan uit Duitse pressie.”

Erkenning

Na de oorlog heeft Frankrijk decennialang geweigerd zijn actieve betrokkenheid bij de deporatie van Joden ruiterlijk te erkennen. De naoorlogse presidenten, van 
De Gaulle tot Mitterrand, waren niet van zins er hun verontschuldigingen voor aan te bieden. De redering was dat de Franse Republiek met het Vichyregime feitelijk was opgeheven en pas na de oorlog weer is geïnstalleerd. Het was derhalve geen taak van de Republiek Frankrijk om verontschuldigingen aan te bieden voor wandaden door het regime-Pétain.

De Jodenvervolging kreeg in de eerste decennia na de oorlog in Frankrijk over het algemeen weinig aandacht. Joodse over­levenden van de kampen stuitten op ongeloof en onbegrip. Veel aandacht in de Franse herinnering aan de oorlog ging uit naar de rol van De Gaulle, die in Londen een tegenregering had gevormd, en naar de communisten. Zij stonden model voor het verzet. De Frans-Joodse socioloog Michel Wieviorka wijst er in zijn boek ”The Lure of Anti-Semitism” (2005) overigens op dat de Shoah in een land als de Verenigde Staten aanvankelijk ook maar beperkte aandacht kreeg.

President Jacques Chirac was de eerste die, kort na zijn aantreden in 1995, de verantwoordelijkheid van de Franse staat voor het drama van 16 juli 1942 openlijk erkende. „Deze zwarte uren zullen onze geschiedenis voor altijd bezoedelen en zijn een aanklacht tegen ons verleden en onze tradities”, zei Chirac.

Eerder waren er al processen begonnen tegen kopstukken van de Franse politie ten tijde van Vichy. Zo werd oud-politiefunctionaris Maurice Papon in 1983 beschuldigd van misdaden tegen de mensheid, om in 1998 te worden veroordeeld tot tien jaar cel voor medeplichtigheid daarbij. Tegen de secretaris-generaal van de Franse politie ten tijde van Vichy, René Bousquet, werd in 1993 een aanklacht aangediend. Tot een proces kwam het niet, omdat een geesteszieke figuur hem vermoordde.

In 2009 kwam de Franse Raad van State met een uitspraak waarin volmondig wordt erkend dat Vichy de wegvoering van de Joden had toegestaan en mede mogelijk gemaakt.

Dissidente geluiden komen voornamelijk nog uit extreem rechtse hoek. Jean-Marie le Pen, voormalig leider van het Front National, ontkende in 2010 bijvoorbeeld nog openlijk de Franse betrokkenheid. Hij noemde het idee dat Pétain medeverantwoordelijkheid droeg voor de deportatie van Joden „een schandalige gedachte.” Adolf Hitler zou Pétain namelijk niet om toestemming hebben gevraagd voor de deporatie.

Le Pens geluid is echter al lang geen gemeengoed in Frankrijk meer. Wieviorka constateert in zijn boek dat de dubieuze rol van Vichy in Frankrijk inmiddels een solide plek in de Franse herinneringsgeschiedenis heeft gekregen, al heeft het even geduurd.


Getuigenissen

De Franse krant La Croix vroeg zijn lezers dit jaar her­inneringen in te sturen aan het jaar 1942 en de deporatie van de Joden. Een kleine bloemlezing.

„Ik woonde met mijn moeder en stiefvader aan de rue Monge in Parijs. Het was mooi weer in de maand juli, herinner ik me. Toen we op een dag een groot lawaai hoorden in het trappenhuis, opende mijn moeder de deur. Er kwamen twee burgerwachten langs. „Ga uw huis weer binnen, mevrouw!” bevalen die. Wij bleven achter de deur staan luisteren en begrepen dat onze bovenburen de mannen moesten volgen. Die familie was Joods, dat wisten we omdat ze niet meer buiten kwam omdat ze een gele ster moest dragen. Samen met twee andere families in het appartementengebouw deden we hun boodschappen.

De vrouw, een veertiger, en haar zoontje van een jaar of tien werden met geweld de trap afgeduwd. Toen de kleine langs onze deur kwam, riep hij: „Mevrouw Blot, neem me bij u in huis!” Maar de twee burgerwachten verhinderden mijn moeder het ventje bij ons naar binnen te trekken.” (Simonne Virton)

„Mijn peetmoeder was in die tijd conciërge in een appartementengebouw aan de rue Amelot in Parijs. Omdat op 15 juli een agent die bij ons in de wijk woonde, had gezegd dat de politie in het geheim een razzia voorbereidde tegen de Joodse gemeenschap, is zij direct naar het appartement gegaan van de familie Rosenberg en heeft hun gezegd dat ze moesten vertrekken of zich moesten verbergen (…).

Nu had mijn peetmoeder op de begane grond van het complex een kamertje dat soms diende als logeerkamer. Na enige discussie met de familie Rosenberg („Weet u het zeker, mevrouw, dat het zo urgent is?”) bood mijn peetmoeder de familie aan zich daar in het grootste geheim te verbergen. (…) De volgende dag hoorde men vroeg in de ochtend het rumoer in het complex, waar verschillende andere Joden werden opgepakt.” (Bernard Biehler)

„Ik heb niets opgeschreven in mijn dagboek van 1942 over de verzameling van de Joden in het Vél d’Hiv en in Drancy, noch over de deportaties, noch over het dragen van de gele ster en de arrestatie van de Joden in Rouen. (…) De volgende dag stond er misschien een berichtje van drie regels in de lokale krant, die sterk op de hand van de bezetting was. Ik heb nooit iemand met een gele ster gezien.” (Brigitte Lehalle)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer