Het Woord in de bus van Even Ari
„Ik werk zeventien jaar in deze winkel”, zegt Andy Ball uit Tel Aviv, „maar ik kan mij zo’n kleine omzet als die van afgelopen jaar niet herinneren. Er gaan wel meer Bijbels over de toonbank. Israëli’s zoeken antwoord op de vraag waarom de huidige moeilijkheden ons overkomen.” Directeur Doron Even Ari van het Israëlisch Bijbelgenootschap (IBS) sloot 2001 af met een fors tekort. Maar zijn -door het Reformatorisch Dagblad via de jaarlijkse actie van 1998 gefinancierde- bestelwagen draait vele kilometers.
Het toerisme loopt terug in het heilige land. Dat is slecht voor de Israëlische economie. De chauffeur van de taxi die een gast van vliegveld Ben Gurion naar Jeruzalem brengt, is er niet over te spreken. „De toeristen zijn bang. Ze denken in West-Europa dat wij vechtend over de straat rollen. Zo is het niet.” Maar kan dan een buitenlandse bezoeker zomaar naar bijvoorbeeld Bethlehem? „Dat denk ik niet”, geeft de bestuurder eerlijk toe.
Geen inwoner van Jeruzalem waagt het nog om swastika’s te schilderen op de ijzeren deuren die het pand van het Israëlisch Bijbelgenootschap aan de straatkant afsluiten. Er is eigenlijk geen sprake meer van activiteiten die het bijbelgenootschap in zijn bezigheden blokkeren. „De mensen weten dat onze camera’s zulke boosaardigheden registreren. Als wij de beelden van daders voorleggen aan de politie, gaat die erachteraan”, aldus de Messiasbelijdende Joodse directeur.
Het kantoor aan de Jaffastraat staat op een locatie waar nogal wat gebeurt. Recent was er vlakbij sprake van een zelfmoordaanslag. Het oerdegelijke, oude gebouw stond te schudden. „De strategie verandert”, zegt Doron. „De daders gebruiken gif. Zodat degenen die toeschieten om de getroffenen te helpen ook zelf tot slachtoffer worden. Wij zijn ons leven niet zeker. Maar er groeit meer openheid voor onze boodschap.”
Het bijbelgenootschap maakt druk gebruik van de door lezers van het RD geschonken bestelwagen. Doron Even Ari: „Op een zondag konden wij vrijelijk brochures over vrede en over het leven van de Heere Jezus uitdelen aan onze Joodse soldaten. Doorgaans wordt uitgedeeld materiaal gemakkelijk weer weggeworpen. Maar we maken het nu wel mee dat, nadat de soldaten zijn vertrokken, op straat niet één boekje meer te vinden is.”
De lange bus is in gebruik voor de distributie van boeken en Bijbels. Onder Joden, Arabieren en bedoeïnen. Het voertuig dient ook voor transport van een mobiele, bijbelgetrouwe tentoonstelling over het ontstaan van Gods Woord. Op dit moment is die expositie nog alleen ten behoeve van Arabische kinderen. Er zit een Hebreeuwse versie in de pen. Maar de fondsen voor deze Joodse uitvoering zijn nog niet beschikbaar: 19.000 Amerikaanse dollar (21.500 euro) komt niet zomaar uit de lucht vallen.
De tentoonstelling is nog slechts een paar maanden gereed. Het gaat om onder andere vijftien panelen van 50 bij 90 centimeter met allerlei informatie en afbeeldingen. De leiders van de United Christian Council in Israël, predikanten, leiders van organisaties, Messiasbelijdende Joden en Arabische christenen, kwamen bijeen om de uitstalling te bekijken. Zij waren onverdeeld positief.
De auto verblijft bijvoorbeeld ongeveer een week bij een grote school met 600 tot 700 leerlingen in de leeftijd van 6 tot 17 jaar. Eén week staat de tentoonstelling dan daar opgesteld. Zij bereikt heel wat kinderen van ouders die Mohammed volgen. Moslims sturen hun kroost vaker naar het christelijk Arabisch onderwijs dan naar het seculiere omdat, althans in Galilea, de moraal op die scholen van een beter niveau zou zijn.
Doron betreurt het dat hij op dit moment geen geld heeft voor de Hebreeuwse versie. Hij spreekt van één gelukkige bijkomstigheid. „De chef van de Israëlische inspectie voor het Arabische onderwijs keurt de lopende tentoonstelling goed. Dat is dus een man van de seculiere regering. Het zal moeilijker zijn om goedkeuring te krijgen voor een Hebreeuwse uitgave.” Maar het feit dat er alvast één officiële functionaris instemming betuigde, kan later als aanbeveling dienen.
De bestelwagen wordt tevens gebruikt om Hebreeuwse en Arabische boeken en Bijbels te transporteren. Het Israëlisch Bijbelgenootschap heeft echter opslagproblemen. De voorraad ligt op diverse plaatsen. Een aangrenzende kelderverdieping staat te koop. Daar heeft een ambachtsman nu zijn werkplaats. Maar ook voor deze prachtige ruimte -zo’n 120.000 Amerikaanse dollar (135.500 euro)- is geen geld.
Messiasbelijdende Joden vieren ondanks alles nog altijd met vreugde het chanoekafeest. Het duurt acht dagen en herinnert aan de herinwijding van de tempel door Judas de Maccabeeër in 165 voor Christus. Wat was er gebeurd? De apocriefe boeken vertellen over Antiochus Epifanus. Hij regeerde van 175-164 voor Christus en trachtte de Joodse godsdienst af te schaffen. De Griekse ’god’ Zeus moest de scepter gaan zwaaien in de tempel. De koning probeerde Israël te helleniseren en ging over tot het offeren van varkens in het heiligdom. Groter zonde is nauwelijks denkbaar. Het reinigen van de tempel duurde een aantal dagen. Op elke dag wordt nu een extra kaarsje aangestoken.
Hoe luidt dan de boodschap van Messiasbelijdende Joden bij het chanoekafeest? „Mensen moeten zich niet laten helleniseren door de wereld, zoals Antiochus Epifanus dat doen wilde met de Joden. Het gaat erom zich niet te vermengen met de zonde, maar het gevecht aan te binden met het kwaad. Net als de Maccabeeërs. Strijden dus om anders te zijn dan de wereld en licht te laten schijnen, zoals Jezus Christus het Licht der wereld was.” Dat is een duidelijke boodschap.