Strijd Arafat-Abbas spitst zich toe
Diverse Palestijnse politici hebben dit weekeinde geprobeerd te bemiddelen tussen de Palestijnse leider Yasser Arafat en premier Mahmoud Abbas, die in een strijd om de macht binnen de Palestijnse Autoriteit verwikkeld zijn.
De nieuwste bron van conflict is de benoeming door Abbas van Sakher Basseso tot hoofd van het ambtenarenapparaat. Op die post zit nu Mohammed Abu Sharia, een medestander van Arafat. Abu Sharia weigert te vertrekken. Tientallen gewapende mannen probeerden zaterdag te verhinderen dat Basseso aan het werk zou gaan. Met succes: hij bleef thuis.
Abbas is ook tegen de benoeming door Arafat van Jibril Rajoub tot nationale veiligheidsadviseur. Rajoub geldt als rivaal van Abbas’ eigen veiligheidschef, Mohammed Dahlan. De Verenigde Staten zetten de 74-jarige Arafat onder druk om Abbas volledige zeggenschap over veiligheidszaken te geven, om effectief optreden tegen extremisten mogelijk te maken, maar Arafat weigert.
De Amerikaanse gezant voor het Midden-Oosten, John Wolf, heeft zondag te verstaan gegeven dat de Verenigde Staten een eventuele val van de Palestijnse premier Abbas en zijn kabinet niet toestaan. De buitenlandcoördinator van de EU, Javier Solana, maakte zondag tijdens een bezoek aan Tel Aviv duidelijk dat hij niet van plan is de banden met Arafat te verbreken.
De Palestijnse minister van Informatie, Nabil Amr, is een van de politici die probeert te bemiddelen. „We moeten een einde maken aan deze interne crisis. We moeten een formule vinden om de betrekkingen tussen de president (Arafat, red.) en het kabinet te structureren.”
„De kwestie is dat de twee niet in staat zijn gezamenlijk op te treden, en dit is een probleem, omdat geen van tweeën alleen kan werken”, zei parlementsvoorzitter Ahmed Qureia. Het conflict tussen Arafat en Abbas heeft volgens Qureia „zijn gevolgen voor het hele vredesproces, en daarom is het heel gevaarlijk.”
Israëlische gevechtshelikopters hebben zaterdag in de Gazastrook een Hamas-kopstuk en diens assistent geliquideerd. Het betrof de vijfde gerichte aanslag op het leven van Hamas-leden in tien dagen tijd. Hamas sloeg zondag terug met een aanslag op een Joodse kolonist in de Gazastrook. De man is met niet-levensgevaarlijke verwondingen overgebracht naar een ziekenhuis in Zuid-Israël.
In het vluchtelingenkamp Khan Younis, eveneens in de Gazastrook, werd een 8-jarig Palestijns meisje doodgeschoten door Israëlische militairen. Ze verweerden zich tegen militante Palestijnen die hen met mortiervuur bestookten en bommen lieten ontploffen op een weg waar zij patrouille reden.
De 37-jarige Abdullah Akel was een van de kopstukken van de Izzedine al-Qassam, de gewapende vleugel van Hamas, in de Gazastrook. Hij werd, net als zijn 40-jarige naaste medewerker Farid Mayet, dodelijk getroffen toen de gevechtshelikopters hun voertuig met raketten bestookten. De raketaanval vond plaats op de verbindingsweg tussen de vluchtelingenkampen Nusseirat en Bureij. Twee omstanders liepen verwondingen op.
Hamas zwoer wraak. Een Hamas-leider zei tot de duizenden rouwenden die in optocht door Nusseirat en Bureij trokken dat de Israëlische premier Ariel Sharon spoedig een zeer pijnlijke vergeldingsboodschap te verwerken zal krijgen.
Israël heeft sinds de bloedige zelfmoordaanslag van 19 augustus, waarbij een Hamas-activist in Jeruzalem 21 mensen de dood injoeg, zijn campagne tegen de extremistische Palestijnse beweging duchtig opgeschroefd. Sindsdien zijn al tien Hamas-activisten geliquideerd.
De Palestijnse minister van Informatie, Nabil Amr, zei dat de helikopteraanval op Akel en Mayet onderdeel vormt van „Israëls extensieve oorlog tegen de Palestijnen” en nieuwe vredesbesprekingen onmogelijk maakt. Hij deed een beroep op de Amerikaanse regering om Israël onder druk te zetten de aanvallen te staken.
De Israëlische regering liet bij monde van een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken weten dat Israël zal blijven doorgaan Palestijnse extremisten uit te schakelen zolang de Palestijnse Autoriteit niets onderneemt om deze extremisten in toom te houden. „Wij kunnen onze kinderen niet blootstellen aan het soort bloedbad waarvan we in Jeruzalem getuige zijn geweest”, zei woordvoerder Gideon Meir.