Doe ook eens een onhaalbaar voorstel
Het is moeilijk om in het geheel geen sympathie te koesteren voor de ex-PVV-Kamerleden Hernandez en Kortenoeven, die deze week met nogal wat tamtam hun fractie verlieten. Hun teleurstelling kan elk mens die over een beetje empathie beschikt, gemakkelijk meevoelen. Want het is natuurlijk van de zotte dat de grote leider Wilders in samenspraak met één of twee getrouwen zonder raadplegen van zo’n twintig andere fractieleden een zo ingrijpend besluit nam als het afbreken van de tussenformatie.
En het is vanzelfsprekend buitengewoon vernederend als je als oud-majoor, terdege op de hoogte van alle ins en outs van de krijgsmacht, in een fractieoverleg de ooit door jou bewonderde leider tegen een niet-defensiespecialist hoort zeggen: „Kolonel Agema, zullen we de hele luchtmacht maar niet gewoon afschaffen?” Alsof jij, met jouw kennis, lucht bent.
Wat deze beide heren vooral te verwijten valt, is dat ze niet eerder hebben ingezien welk vlees ze met Wilders en zijn PVV in de kuip hadden. En dat ze niet eerder de daad hebben gesteld die ze dinsdag stelden.
Maar behalve dat kwam op nog één ander punt hun kritiek op Wilders minder sterk over. Dat was toen ze de PVV-leider verweten dat hij hun aanmerkingen op het PVV-verkiezingsprogramma luchtigjes afdeed met: „Ach joh, 60 procent van dit programma is toch niet uitvoerbaar. Dat zetten we er alleen in voor onze kiezers.”
De boodschap die Hernandez en Kortenoeven met het vermelden van deze anekdote uitzonden, was voor geen misverstand vatbaar: de PVV doet in steeds sterkere mate onrealistische voorstellen en verdient daarom geen steun van serieuze kiezers.
Maar díé kritiek is toch wat te kort door de bocht. Dat toonde Wilders zelf in het tv-programma Nieuwsuur redelijk overtuigend aan. Mijn opmerking van destijds, zei de PVV-leider dinsdagavond, moet je zien in de context van de dominantie van de EU. Zolang Brussel onze politieke speelruimte bepaalt, is een deel van onze plannen inderdaad onuitvoerbaar. Maar wij willen ons juist níét door Brussel laten ringeloren. Wij willen de greep van de EU op de lidstaten verminderen, zodat vervolgens onze voorstellen wél realiteitswaarde krijgen.
Nogmaals, híér had Wilders, als het om de essentie van de zaak gaat, een punt. Politiek mag dan ”de kunst van het haalbare” heten, dat betekent nog niet dat politieke partijen alleen maar haalbare voorstellen mogen doen. Wie dat bepleit, kan behalve het programma van de PVV nog heel wat meer politieke schrijfsels in de prullenbak werpen.
Je als politicus uitsluitend richten op haalbaarheid, dooft alle creativiteit en fantasie en maakt je een gevangene van de paradigma’s van de meerderheid. Als politiek ergens behoefte aan heeft, is het aan personen die in staat zijn ”out of the box” te denken. Een pre-occupatie met haalbaarheid leidt al snel tot een technocratische vorm van politiek bedrijven, waarvan burgers in onze tijd zich zo vaak getergd afkeren.
En trouwens, wanneer is iets eigenlijk onhaalbaar? Als er geen politiek draagvlak voor bestaat? Een van de mooie kanten van politiek is nu juist dat partijen soms initiatieven ontplooien waarvoor aanvankelijk nog geen meerderheid bestaat, maar waarvoor door de overtuigingskracht van die partij wel draagvlak gaat groeien.
De haalbaarheid of onhaalbaarheid van plannen kan in de loop der jaren wijzigen. Zo was er in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog geen denken aan dat het bezit van kinderporno strafbaar gesteld zou worden. Wie dat toen suggereerde, deed een onrealistisch voorstel. Tegenwoordig deelt een ruime meerderheid deze opvatting.
Ruim baan dus voor onhaalbare voorstellen? Hoe meer, hoe beter? Dat nu ook weer niet. Twijfelachtig wordt het wanneer een partij: a) de kiezers niet eerlijk vertelt dat haar plannen in de huidige context onuitvoerbaar zijn, maar suggereert dat zij dit wel eens eventjes gaat fiksen; b) zij uitslúítend onhaalbare voorstellen doet, en plannen van andere partijen met een compromisloos ”njet” tegemoet treedt. Zó’n partij neemt het landsbestuur niet serieus en kiest een opstelling die weliswaar niet verboden is, maar wel strijdt met waar de Haagse arena eigenijk voor is bedoeld.
In verband met het zomerreces van de Kamer verschijnt deze rubriek tot half augustus niet.