Chinezen in Afrika schermen zich af van de lokale bevolking
Chinezen in Afrika vormen vaak letterlijk een aparte groep.
Aan de rand van de Nigeriaanse stad Lagos staat een merkwaardig rood gebouw langs de kant van de weg. Het heeft iets weg van een kasteel, met leeuwen erop en Chinese tekens. Het gebouw is een opmerkelijke eend in de bijt tussen de golfplaten en bakstenen gebouwen die het straatbeeld verder ‘sieren’.
Wie door de grote poort naar binnen gaat, waant zich plots in een ander land. Aan weerszijden zijn er kleine Chinese winkeltjes: onder langs de binnenplaats, en ook boven langs een smalle galerij. Korte, smalle steegjes (of zijn het gangen?) voeren langs nog meer winkeltjes. Tassen, schoenen, maar ook levensmiddelen staan in de benauwde ruimtes uitgestald. Zowel de klandizie als de verkopers zijn Chinees. Het is een klein China in Afrika.
Nu is het niet zo merkwaardig dat de Chinese middenstanders bij elkaar gaat zitten. Dat is wel zo praktisch voor de Chinezen die in de stad wonen. Toch lijken de grote, zware poorten aan het begin van het complex en de kasteelachtige muren tekenend voor de geïsoleerde positie die Chinezen in het algemeen in Afrika lijken te verkiezen.
Chinese ondernemers en werklieden in Afrika hebben de naam zich af te schermen van de rest van de bevolking. Ze doen hun werk –veel werk– en trekken zich in hun spaarzame vrije tijd terug op hun compounds. Contact met de autochtone Afrikaanse bevolking is er nauwelijks. Afrikanen storen zich soms aan dit gedrag.
Het fenomeen is zo wijdverbreid dat er door deze en gene driftig naar verklaringen is gezocht. Een daarvan is de perceptie van de Afrikanen zelf tegenover de Chinezen. Veel Afrikanen zouden evenmin erg toeschietelijk zijn omdat ze de Aziaten zien als een gevaar voor hun eigen economie en werkgelegenheid. Zo’n sceptische houding vergemakkelijkt het niet om een gemoedelijk praatje aan te knopen.
Daarbij komt dat veel Chinezen in Afrika niet het idee hebben er een leven lang te blijven. Wanneer ze voor grote bedrijven werken, krijgen ze bovendien een slaapplaats toegewezen in collectieve slaapzalen, zodat er ook niet veel kans is om contacten te leggen met de Afrikaanse bevolking. Niet alleen het werk, ook eten en slapen worden door het bedrijf gefaciliteerd.
Dan zijn er nog de culturele verschillen. Chinezen begrijpen de Afrikaanse cultuur nauwelijks en zijn de lokale talen niet machtig.
Het gevolg is intussen wel dat er over en weer wantrouwen en ressentiment ontstaat. Zo zouden Afrikaanse moeders tegen hun kinderen fluisteren dat de Chinezen de straathonden opeten.
Moeiten met de integratie van Chinezen zijn er overigens niet alleen in Afrika. Onderzoek in Nederland wijst uit dat de Chinezen hier weliswaar hoogopgeleid zijn en prima banen hebben, maar nauwelijks informele sociale contacten met Nederlanders onderhouden.