„Ambivalente relatie tussen VS en China zal niet dramatisch veranderen”
De Verenigde Staten bekijken de economische en militaire opmars van China met argusogen. Pessimisten menen dat een confrontatie vroeg of laat onvermijdelijk is. Optimisten gaan ervan uit dat de belangen van beide grootmachten uiteindelijk parallel zullen lopen. Prof. Aaron Friedberg: „Dat laatste is maar te hopen ook.”
Wereldwijd zetten de Amerikanen nog steeds de trend. Of het nu gaat om de nieuwste iPad, de laatste Hollywoodfilm of het jongste model spijkerbroek – de VS lopen voorop.
Dat weten ze in China ook. Maar in tegenstelling tot twintig jaar geleden duurt het geen jaren meer voor de nieuwste Amerikaanse ontwikkelingen in de volksrepubliek doordringen. Sterker nog: producenten in de Verenigde Staten introduceren noviteiten soms zelfs doelbewust als eerste in China, omdat ze daar van een gestaag groeiende markt verzekerd zijn.
Die groeiende markt mag dan een welkom afzetgebied voor Amerikaanse bedrijven zijn, de economische opkomst van China baart Washington in toenemende mate zorgen. Want de uitdijende Chinese staatshuishouding vertaalt zich niet alleen in een toenemende welvaart en versterking van de internationale concurrentiepositie, maar heeft ook gevolgen voor de strategische en militaire ambities van de volksrepubliek.
De Verenigde Staten realiseren zich dat maar al te goed. Niet voor niets presenteerde president Barack Obama in januari van dit jaar hoogstpersoonlijk een geheel vernieuwde Amerikaanse militaire doctrine. In plaats van zich op Europa te richten, legt Amerika vooralsnog vooral de focus op het Midden-Oosten en de rest van Azië – en meer bijzonder in het op de gebieden rond de Stille Oceaan.
Helder signaal
Zonder China met naam en toenaam als nieuwe vijand te noemen, was deze wijziging in het Amerikaanse defensiebeleid zonder meer een helder signaal dat de VS de volksrepubliek als een bedreiging ervaren en er dus ook dienovereenkomstig mee omgaan.
Dat roept natuurlijk de vraag op hoe de verhoudingen tussen Amerika en China zich de komende jaren zullen ontwikkelen. Liggen beide grootmachten op ramkoers, of kunnen hun economische en strategische doelstellingen op de lange termijn naast elkaar bestaan?
Aaron Friedberg, hoogleraar politicologie en internationale betrekkingen aan de Amerikaanse universiteit Princeton, geeft toe dat voorspellingen over de toekomstige relatie tussen Peking en Washington lastig zijn. Maar één ding is zeker, aldus Friedberg in zijn studie ”De toekomst van de betrekkingen tussen de VS en China”: een confrontatie zou desastreuze gevolgen hebben.
De Amerikaanse hoogleraar trekt een vergelijking met Engeland en Duitsland, begin vorige eeuw. „Veel analisten voorspelden toen dat die twee staten onvermijdelijk naar elkaar toe zouden groeien door hun economische en sociale contacten en door de erkenning van wederzijdse strategische belangen. Die hoop is uiteindelijk wel bevestigd, maar pas na een halve eeuw en twee verschrikkelijke oorlogen.”
Zo ver hoeft het tussen de Verenigde Staten en China niet te komen, nuanceert Friedberg. Maar er liggen wel degelijk gevaren op de loer. Ook al zijn de verhoudingen in evenwicht, dan nog kan een plotselinge verandering bij een van de partijen dramatische consequenties hebben. „Een onverwachte en niet goed gecontroleerde crisis rond Taiwan of Noord-Korea, bijvoorbeeld. Als de VS en China om wat voor reden dan ook plotseling afstappen van een systeem van beheerste concurrentie, kan hun relatie van de ene op de andere dag drastisch wijzigen.”
Onder druk
De verhoudingen tussen Peking en Washington leken overigens na de eeuwwisseling de goede kant op te gaan. Na de aanslagen van 11 september 2001 richtte het Amerikaanse veiligheidsapparaat de blik vooral op het gevaar van terrorisme en hield Washington de wereld –inclusief China– voor dat ze een gemeenschappelijke vijand hadden in de vorm van het islamitisch extremisme.
Bij het ingaan van de tweede ambtstermijn van de toenmalige Amerikaanse president George W. Bush in 2005 werd echter al wel duidelijk dat de relatie tussen de VS en China in toenemende mate onder druk stond.
Friedberg somt een aantal knelpunten op. „Frustratie over de vastgelopen onderhandelingen over het Noord-Koreaanse nucleaire programma bracht waarnemers ertoe zich af te vragen of Peking wel écht de Amerikaanse vastbeslotenheid deelde om verspreiding (van atoomwapens, RD) te voorkomen.”
Ook Chinese diplomatieke charmeoffensieven in diverse delen van Azië deden de ongerustheid over de groeiende regionale hegemonie van China toenemen. Die bleef overigens niet alleen tot Azië beperkt. Ook in Afrika, Latijns-Amerika en Europa breidde de Chinese invloed zich uit.
Los daarvan lagen en liggen Washington en Peking openlijk met elkaar overhoop over het openstellen van elkaars markten, het kunstmatig in stand houden van wisselkoersen en het overnemen van Amerikaanse bedrijven door Chinese investeerders.
Voeg daarbij de toegenomen Chinese militaire ambities en de Amerikaanse militaire opbouw in de Stille Oceaan en de ingrediënten voor een toekomstige confrontatie lijken compleet.
Stromingen
Dat hangt ervan af door welke bril je naar de Amerikaans-Chinese betrekkingen kijkt, meent prof. Friedberg. Hij onderscheidt grofweg twee stromingen: liberalen en realisten.
Op het terrein van internationale betrekkingen koesteren de meeste Amerikanen vrij liberale opvattingen, aldus Friedberg. „Als het gaat om de vooruitzichten voor vrede, samenwerking en begrip tussen landen zijn de meeste liberalen optimistisch. Daarom hoeft het geen verrassing te zijn dat liberale optimisten de meerderheid vormen onder Amerikaanse beleidsmakers, analisten en Chinawatchers.”
Liberale optimisten geloven stellig dat intensieve economische banden de relaties tussen staten ten goede komen. Hoe groter de handelsstromen tussen twee naties, des te meer zullen de partijen er belang bij hebben om conflicten te vermijden.
Voorstanders van deze theorie tekenen aan dat het economisch verkeer tussen de VS en China de afgelopen decennia explosief is toegenomen, vooral sinds de Wereldhandelsorganisatie in 2001 de volksrepubliek als lid toeliet.
Meer in het algemeen wijzen liberale optimisten op het belang van internationale instituties als middel om vrede en stabiliteit te waarborgen. Friedberg: „Deze instellingen kunnen helpen om de communicatie tussen staten te verbeteren, onzekerheid over elkaars intenties verkleinen en het vermogen om geloofwaardige en bindende afspraken met elkaar te maken vergroten.”
Het toverwoord van liberale optimisten is democratie. „Voor regimes die hun macht en legitimiteit aan de goedkeuring van hun onderdanen ontlenen is het veel minder waarschijnlijk dat zij zich lichtvaardig in een militair avontuur zullen storten”, aldus Friedberg.
Onontkoombare natuurwetten
De vraag is echter in hoeverre er in China van werkelijke democatisering sprake is. Liberale optimisten geloven van wel. Weliswaar is dat proces nog lang niet ten einde, maar de volksrepubliek is een heel eind op de goede weg. De economische groei van het land, en de daardoor stijgende welvaart en groeiende middenklasse dragen daar in belangrijke mate toe bij.
Realisten zijn doorgaans pessimistischer en denken daar heel anders over, betoogt prof. Friedberg. „Realisten gaan uit van onontkoombare natuurwetten die een voortdurende strijd om de macht en overleven met zich meebrengen. Voor liberalen is de geschiedenis een keurige opgaande lijn, voor realisten een vicieuze cirkel. De reden daarvoor is de in hun ogen voortdurende aanwezigheid van internationale anarchie.”
Realistische pessimisten kijken dan ook vooral naar de groeiende macht en invloed van China, legt Friedberg uit. „Alles, inclusief de relatie tussen de volksrepubliek en de Verenigde Staten, staat in dat licht. Alleen al gezien de omvang van zijn bevolking en de groeiende productiviteit van de arbeiders, kan China in de toekomst zijn historische positie als grootste economie van de wereld terugkrijgen. Hoewel dit soort voorspellingen aan allerlei moeilijkheden en onzekerheden onderhevig zijn, hebben sommige analisten berekend dat de Chinese economie al in 2015 de Amerikaanse zal inhalen.”
„Realistische pessimisten wijzen erop dat in de loop van de geschiedenis rijzende grootmachten steeds de neiging hebben gehad om moeilijkheden te veroorzaken. Dat ging evengoed op voor een opkomende democratie als de Verenigde Staten als voor een groeiend autocratisch Duitsland.”
Pessimistische analisten geloven dat de toekomst van de verhoudingen tussen de VS en China vooral door veiligheidskwesties zal worden bepaald. Friedberg: „Ook al zijn de grotere politieke doelstellingen van beide kanten puur defensief van aard, de maatregelen die de partijen nemen om hun positie veilig te stellen kunnen altijd de alarmbellen doen rinkelen en tegenmaatregelen van de andere kant uitlokken.”
Voorzichtig
Friedberg is voorzichtig met een eigen voorspelling van de toekomstige relatie tussen Peking en Washington. „Op de korte termijn zullen competitieverhogende elementen, zoals benadrukt door de pessimisten, een sterke invloed blijven uitoefenen. Veel zal afhangen van de mate van groei van China’s materiële macht en de ontwikkeling van binnenlandse politieke instituties.”
Voor de lange termijn verwacht Friedberg geen al te grote wijzigingen in de verhouding tussen beide grootmachten. „Als de tegengestelde krachten in de relatie ruwweg even sterk blijven, zal de fundamenteel ambivalente relatie tussen de VS en China niet dramatisch veranderen. Ze zal hooguit schommelen binnen een zekere bandbreedte, met uitschieters naar meer samenwerking of juist meer concurrentie.”