Eerste Kamer stemt in met wet Onderwijstijd
DEN HAAG (ANP) – De Eerste Kamer heeft dinsdag ingestemd met de wet Onderwijstijd. 35 senatoren stemden voor, 33 tegen. De wet regelt onder meer een urennorm voor het middelbaar onderwijs. Ook krijgen ouders en leerlingen meer inspraak over de invulling van het onderwijs en worden roostervrije dagen vastgelegd.
Het debat over de wet was vorige week zeer pittig. De minister van Onderwijs, Marja van Bijsterveldt, kreeg veel kritiek te verduren. Tot op het laatste moment was het onduidelijk of de VVD zou instemmen met het voorstel. VVD-senator Heleen Dupuis zei in een stemverklaring dinsdag dat uiteindelijk wel te doen, omdat de wet rust brengt in de onderwijssector. Ook de PVV en het CDA stemden in met de wet.
D66, PvdA en SP bleven tot het laatst grote bezwaren zien. Zij stelden dat er een gebrek aan draagvlak was in het onderwijs voor de wet, dat de minister te gedetailleerd afspraken wil maken en dat er geen noodzaak is voor de wet. Van Bijsterveldt betwist dat. De wet is goed voor de kwaliteit van het onderwijs, stelt zij.
De minister is dan ook blij dat de wet is aangenomen. „Het is nu zaak dat we deze nieuwe wet in goed overleg met het onderwijsveld zorgvuldig gaan invoeren”, reageerde ze.
De wet is opgesteld nadat het ministerie werd overspoeld met klachten van leerlingen en ouders die minder les kregen dan de wet voorschreef. Ook verzetten veel scholieren zich tegen zogenoemde ophokuren: uren die wel meetellen, maar waarin geen les wordt gegeven.
Het Landelijk Actie Komitee Scholieren (LAKS) is teleurgesteld dat de wet is aangenomen. Volgens voorzitter Lotte Savelberg draagt de wet „allerminst bij aan de onderwijskwaliteit en zal het aantal ophokuren met de verhoging van de urennorm alleen maar toenemen”.
De Algemene Onderwijsbond (AOb) wil dat Van Bijsterveldt nu aanschuift bij de cao-onderhandelingen, omdat ze de VO-raad buitenspel heeft gezet met het „doorschuiven van de wet”. „De rechtse partijen staan een wet toe die volledig indruist tegen de heersende mores over arbeidsvoorwaarden en staan de minister toe zich rechtstreeks in te grijpen in zaken als werktijd.”