De kerk als verzoener tussen twee Korea’s
De kerk moet ernaar streven een verzoenende factor tussen Noord- en Zuid-Korea te zijn, en eveneens een politieke bewustmaker van de spanningen tussen beide landen. Dat is volgens de Koreaan drs. In-Sub Ahn de belangrijkste constatering van zijn proefschrift over de verhouding tussen kerk en staat bij Augustinus en Calvijn. Morgen promoveert hij aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Kampen (ThUK).
In-Sub Ahn vertrekt na zijn promotie weer naar Korea, waar hij docent wordt aan een theologisch seminarie in Seoul - zoals zo veel Koreaanse promovendi die in Nederland hun doctorsgraad hebben behaald.
De vrouw van In-Sub Ahn moet nog twee jaar verder werken aan haar dissertatie, waarmee ze ook aan de ThUK haar graad als doctor hoopt te verwerven. Haar proefschrift gaat over de rol van vrouw in de Koreaanse samenleving. „De rol van de vrouw in Korea is beperkt, wat álles te maken heeft met de Confuciaanse traditie”, zo licht ze zelf toe.
In-Sub Ahn vindt de verhouding tussen kerk en staat een belangrijk thema voor Zuid-Korea. „Het is voor christenen een hele toer om een plaats in de samenleving te verwerven. In Zuid-Korea maakt het protestantisme ongeveer 20 procent van de bevolking uit. Boeddhisten vormen 25 procent van de bevolking, rooms-katholieken 5 procent. De helft van de Koreanen hangt geen enkele religie aan.”
In Korea zijn staat en kerk nadrukkelijk van elkaar gescheiden. „De kerk bezit geen enkele invloed op de samenleving. Daar staat tegenover dat de staat ook geen enkele macht heeft over de kerk. De Koreaanse kerk staat voor de uitdaging om haar invloed op de samenleving te vergroten. Daarover is in het verleden weinig nagedacht, maar Calvijn kan hier inspiratie verschaffen.”
Korea worstelt momenteel vooral met de gescheidenheid van de beide Korea’s. „Dat was niet onze eigen keus, maar het gevolg van de politieke en economische situatie in het begin van de twintigste eeuw”, zegt In-Sub Ahn. „Koreaanse christenen hebben hier met deze scheiding een politiek thema te pakken waar ze zich als kerken mee bezig moeten houden. Zij dienen een rol van verzoening te spelen. Daarnaast hebben zij ook hun diaconale roeping om het arme Noord-Korea te helpen.”
In-Sub Ahn wil met zijn onderzoek Calvijn eren „als belangrijk figuur van de gereformeerde traditie aan wie de Koreanen, hoofdzakelijk van presbyteriaanse afkomst, schatplichtig zijn.” Hij legt de nadruk op de eenheid tussen Augustinus en Calvijn. „Voor Calvijn was Augustinus het centrum van zijn theologie. Wanneer wij Augustinus goed begrijpen, kunnen we ook Calvijn verstaan. En omgekeerd: zicht op Calvijn geeft ook zicht op Augustinus, want Calvijn bedoelde vooral navolger van Augustinus te zijn.”
De context van beide figuren is echter anders, zo zet de promovendus uiteen. „Augustinus is een typische vertegenwoordiger van de late Romeinse tijd. Hij leefde in de tijd van het Noord-Afrikaanse christendom. Augustinus is de vertegenwoordiger van de Afrikaanse kerk, niet van de Romeinse kerk. De Noord-Afrikaanse kerk, met figuren als Tertullianus en Cyprianus, stond een volledige scheiding tussen kerk en staat voor. Calvijn leefde in de zestiende eeuw, aan het begin van de moderne tijd, toen de Middeleeuwen ten einde liepen en de Renaissance begon.”
Augustinus bezag de rol van de staat steeds negatiever. „Hij stond eerst positief tegenover de macht van de staat toen in 405 het eenheidsedict tegen de donatisten werd afgevaardigd. Als bisschop van de kerk was hij afhankelijk van de staat voor de kerstening van de samenleving. Het Romeinse Rijk raakte instabiel door de inval van de vandalen.
Augustinus legde, als gevolg daarvan, een grotere nadruk op de negatieve kant van de staat. Hij ontwikkelde een hoge visie op de kerk, die in die tijd van verval van het rijk zou moeten fungeren als de enige stabiliserende organisatie.”
Voor de taak van de staat ziet Calvijn een ruimer aandeel weggelegd dan Augustinus. „Voor Augustinus heeft de staat het privilege ontvangen om de wanorde -het resultaat van menselijke zonde- terug te dringen en om de vrede te bewaren. De staat is een gave van God en daarom doet Augustinus een beroep op de staat om de eenheid van de kerk te bewaken. Calvijn kent de staat daarentegen meer religieuze functies toe. Zij moet de ware leer en de ware kerk beschermen. Dat betekent ook het straffen van ketters, in noodgevallen zelfs met de doodstraf.”
Zo ver ging Augustinus niet, zegt In-Sub Ahn. „Maar Calvijn wilde evenmin de brandstapels terug. En dat de doodstraf bestond, was het gevolg van de algemene situatie in die tijd.”
In-Sub Ahn typeert de standpunten van Augustinus en Calvijn met de door henzelf gebruikte metafoor van respectievelijk de twee steden en ziel en lichaam. „In het denken van Augustinus stonden de twee steden tegenover elkaar. Bij Calvijn waren deze twee terreinen veel meer met elkaar geïntegreerd. De kerk is volgens Calvijn de ziel, het lichaam is de staat. De staat moet de kerk steunen en de kerk moet de staat of de samenleving dienen. Als iemand een theologische ketterij verspreidt, moet de staat de kerk in haar strijd steunen.”
Volgens Calvijn heeft de staat drie taken: het zoeken naar vrede in de samenleving, het garanderen van de kerkelijke eredienst, en het ondersteunen van de ware leer. Dat laatste is niet meer te accepteren, vindt In-Sub Ahn. „We leven in een pluriforme maatschappij.”
Hij is daarom voorstander van een herinterpretatie van Calvijns ideeën voor de Koreaanse context. „Westerse theologen leven in een christelijke samenleving. In onze Koreaanse situatie heeft het christendom maar een korte geschiedenis. De kerk heeft nooit gelegenheid gehad om te regeren, of om een belangrijke factor te zijn in de staat. We moeten nog leren om politieke verantwoordelijkheid te dragen. Calvijn heeft onze ogen ervoor geopend dat christenen niet alleen in de kerk hun plaats innemen, maar ook deel uitmaken van de samenleving.”
Calvijn dacht veel breder dan de kerk, zegt de promovendus. „Hij maakte zich sterk voor bijdragen van christenen aan het gehele leven. Koreanen moeten ook op deze manier hun taak verstaan in de wereld. Koreaanse christenen staan ervoor open. Ze hebben een groot zendingsbewustzijn, niet alleen voor hun eigen land, maar ook voor de wereld.”