„Assad heeft vrede met Syrië als Noord-Korea van Midden-Oosten”
DAMASCUS – De afgelopen week leek vrijwel dagelijks de crisissfeer rond het Syrische vraagstuk in intensiteit toe te nemen. Intussen zou president Assad er vrede mee hebben dat zijn land het Noord-Korea van het Midden-Oosten gaat worden.
De week begon met de afsluiting van de top van de G20 in Mexico en de langverwachte ontmoeting tussen de Russische president Poetin en zijn Amerikaanse ambtsgenoot Obama. De Syrische crisis zou een van hun belangrijkste gesprekspunten worden en sommige waarnemers omschreven deze ontmoeting als een laatste kans om deze twee supermachten inzake Syrië op één lijn te krijgen.
Dat deze poging volkomen mislukt was, werd duidelijk tijdens de persconferentie die de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sergei Lavrov, gaf na afloop van de G20-top. Lavrov benadrukte nogmaals dat Moskou de naleving verlangde van internationale wetgeving die stelt dat directe inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen verboden is. Lavrov herhaalde het Russische standpunt dat Moskou niet het vertrek zou eisen van de Syrische president Bashar al-Assad en voegde hier nadrukkelijk aan toe dat „dit zinloos zou zijn omdat Assad toch niet zou vertrekken.”
Deze laatste opmerking doet vragen rijzen omtrent de psyche en de persoonlijkheid van de Syrische president, die zich zelden in de openbaarheid laat zien. Zoals bekend is Bashar al-Assad een oogarts die een medische carrière nastreefde. Toen hem jaren geleden tijdens een interview met een Britse krant eens de vraag werd gesteld waarom hij voor oogheelkunde had gekozen gaf Bashar het opvallende antwoord: „Omdat er tijdens oogoperaties niet veel bloed te pas komt.”
Aan zijn medische ambities kwam echter in 1994 abrupt een einde toen zijn broer Basil om het leven kwam bij een autoongeluk, waarna zijn vader hem begon voor te bereiden op het presidentschap. Iemand die tot de meer persoonlijke entourage van de Syrische president behoort, liet enkele maanden weten dat de Syrische president nog steeds –ondanks alle politieke druk– iedere maandag ergens in Damascus een ziekenhuis bezoekt om oogoperaties uit te voeren.
Malcolm Hoenlein, die verbonden is aan een aantal Amerikaans-Joodse organisaties, had vorig jaar een drie uur durend persoonlijk onderhoud met de Syrische president. Hoenlein verhaalt hoe de Syrische president hem had verteld dat hij had nagedacht over de mogelijkheid om Syrië te verlaten, maar dat hij deze optie uiteindelijk had verworpen. „Hij vertelde mij”, schrijft Hoenlein, „dat hij en zijn familie gemakkelijk konden vertrekken, maar dat dit zou leiden tot het afslachten van de alevieten en andere minderheden in Syrië en dat hij daarom op zijn post diende te blijven.”
De Amerikaanse auteur David Lesch heeft de Syrische president, over wie hij een boek schreef, vaak ontmoet. Lesch schrijft „dat de Syrische president erop voorbereid is dat Syrië de komende tien jaren waarschijnlijk het Noord-Korea van het Midden-Oosten zal worden en daar vrede mee heeft.”
Te vrezen valt dat de internationale gemeenschap hier minder vrede mee heeft. De instroom van wapens, maar ook van buitenlandse strijders lijkt onverminderd door te gaan. De Syrische autoriteiten maakten vorige week bekend een onbekend aantal personen met de Duitse nationaliteit te hebben gearresteerd die probeerden wapens het land in te smokkelen.
The New York Times meldde enkele dagen geleden dat er momenteel CIA-agenten actief zijn in zuidelijk Turkije om de Syrische gewapende oppositie te trainen. Bovendien zouden deze CIA-agenten bepalen welke Syrische groeperingen van wapens zouden worden voorzien.
Recentelijk bleek tijdens de strijd rond de Syrische stad al-Haffeh dat de rebellen uiterst zwaar en modern bewapend waren. Het was in al-Haffeh dat het Syrische leger voor het eerst op grote schaal gevechtshelikopters inzette om de rebellen te verdrijven teneinde op deze wijze een bloedbad onder Syrische soldaten te voorkomen. De strijd om al-Haffeh vormt om deze reden een nieuwe en gevaarlijke ontwikkeling in het steeds verder escalerend conflict.
Twee ontwikkelingen, afgelopen donderdag en vrijdag, vestigden opnieuw de aandacht op het toenemende belang van de luchtmacht.
Donderdag vloog de Syrische piloot Hassan al-Hamade met zijn Mig-21 naar Jordanië, waar hij politiek asiel aanvroeg, dat hem binnen enkele uren verleend werd. Gevaarlijker echter was een dag later het neerschieten door het Syrische leger van een Turks gevechtsvliegtuig dat volgens de laatste berichten het Syrische luchtruim was binnengedrongen.
Vooral rond deze laatste kwestie dient een aantal vragen te worden beantwoord. Had de Turkse piloot zich vergist in zijn vliegrichting of handelde hij in opdracht – wat zou wijzen op een veranderd Turks beleid. Was het een poging om de effectiviteit van het Syrische luchtafweer systeem te testen?
Een Arabische diplomaat maakte de volgende vergelijking. Toen in 2003 de Amerikaanse aanval op Irak ophanden was, ging de Iraakse leiding door met het opscheppen over allerlei mogelijke Iraakse wapens. Saddam Hussein voorspelde indertijd dat de komende strijd „de moeder van alle oorlogen” zou worden, wat in het westerse kamp voor grote ongerustheid zorgde. Later bleek echter dat het Iraakse leger zich binnen enkele weken overgaf en van geavanceerde wapens was geen spoor te bekennen.
De huidige situatie in Syrië is precies tegenovergesteld.
Vaststaat in ieder geval dat Syrië een enorm arsenaal aan chemische en biologische wapens bezit. In tegenstelling tot Irak, zwijgt Syrië.