Schaamte om een slachtpartij onder zendingswerkers in Nipsan
Het is een inktzwarte bladzijde uit de geschiedenis van de Zending Gereformeerde Gemeenten: de moord op zes evangelisten en hun familieleden in Nipsan. „Er is in Nipsan veel schaamte over wat er is gepasseerd.”
Het telegram aan de zendingsdeputaten in Nederland telde slechts negen woorden: ”Nipsan station; All destroyed; all killed by population. Hans”. Op 11 mei 1974 werden in Nipsan zes evangelisten en hun gezinnen door de bevolking gedood. Een deel van de slachtoffers werd opgegeten. Niet eerder had een volk in het bergland van Papoea op zo’n brute wijze zijn afkeer van het zendingswerk kenbaar gemaakt.
Sinds 1971 was de zending van de Gereformeerde Gemeenten actief in Nipsan. Een helikopter van de Amerikaanse kopermaatschappij Kenecott bracht ds. Kuijt en zijn helpers –de meesten waren jonge christenen uit Pass Valley– in het gebied.
De werkers ondervonden er vanaf het begin veel tegenstand. In een poging de indringers te verjagen, was de nederzetting al een keer aangevallen door de bevolking. Bij een andere schermutseling kwam Jesaja, een helper uit Landikma, om het leven.
Vooropgezet plan
De aanvankelijke weerstand leek in 1974 echter verleden tijd. De evangelisten spraken zelfs van een doorbraak. In verschillende dorpjes in het gebied verrezen kerkjes en op zondag zaten er honderden Nipsanners onder het Woord.
De schok was dan ook groot toen op 11 mei 1974 het ontstellende bericht ontvangen werd dat het complete zendingsteam was vermoord. Ds. Kuijt ontkwam aan de dood. Hij was op dat moment met zijn gezin in de Verenigde Staten, waar de predikant een vliegopleiding volgde.
De moord was geen impulsieve daad, maar werd uitgevoerd volgens een vooropgezet plan, zo blijkt uit gesprekken die zendeling Henk Looijen voerde met overlevenden (zie kader). Zij vertelden dat de evangelisten die dag in verschillende dorpjes waren uitgenodigd. Hierdoor konden ze allen afzonderlijk worden omgebracht.
Exotisch
Vandaag de dag herinnert niets aan het gruwelijke verleden. Nipsan ligt in de oksel van een imposante bergkam. De bergtoppen, sommige zijn meer dan 4000 meter hoog, dwingen respect af.
Het kan in Nipsan warm zijn. De hoge temperaturen gecombineerd met de veelvuldige regen maken het er weelderig groen. Aan het einde van de strip staan enkele palmen. Schitterende bloemen en exotisch fruit geven het dorp een kleurig tintje. Nipsan zou niet misstaan in een reisgids.
Vlak naast de vliegstrip staat het voormalige huis van ds. Kuijt en zijn vrouw. Het uitzicht vanuit de woonkamer is fenomenaal. In de verte pronkt een hoge bergrug, ervoor een kilometerslang diepgroen dal.
De woning is populair, weet Alinda Paul. „Regelmatig brengen zendingswerkers er een weekend door.” De vertaalconsulente woont zelf in een bescheiden woning enkele tientallen meters verderop. Vlak ernaast is haar kantoor. Met enkele vrijwilligers werkt de ZGG’er al jaren aan een Bijbelvertaling in het Mek, de plaatselijke taal.
Paul heeft overigens haar langste tijd in Nipsan erop zitten. Over enkele maanden keert ze voorgoed terug naar Nederland. Het werk is nog niet af, wel laat ze een „bekwaam team” achter dat in staat is zelfstandig verder te werken aan een goede vertaling van de Bijbel.
Varken
Met Paul als tolk gaan we in gesprek met vijf Nipsanners. Het gesprek vindt plaats in de voormalige woning van de familie Kuijt. Tijdens het gesprek druppelen er steeds meer bezoekers binnen. Ze vinden allemaal een plek in de woonkamer. Twee ambtsdragers zitten gebroederlijk samen in een grote fauteuil. Het deert ze niet; de plaatselijke bevolking is klein van postuur.
„Wij hebben het Evangelie goed ontvangen”, antwoordt Dance (uitspraak: Daantje, AG) Kwak op de vraag hoe het zendingswerk in Nipsan is begonnen. De ouderling van de plaatselijke gemeente herinnert zich hoe er een varken werd geslacht als teken van verbroedering.
Dat hij met geen woord refereert aan de stroeve verhoudingen in het begin, laat staan aan de moordpartij, ligt voor de hand, verduidelijkt Paul. „Er is in Nipsan veel schaamte over datgene wat is gepasseerd.”
De buitenwacht confronteert de inwoners van het bergdorp nog regelmatig met de moordpartij, weet de vertaalconsulente. „Ik hoorde van een jongen die in Wamena onderwijs volgt. Tijdens een les werd gevraagd wie er uit Nipsan kwam. „O, dan eten jullie dus mensen”, reageerde de onderwijzer cynisch nadat de jongen zijn vinger had opgestoken.”
Breuk
Het eten van mensen is in Nipsan al enkele decennia verleden tijd. De komst van het Evangelie betekende een radicale breuk met het verleden. „Het is Gods liefde die leidde tot bekering”, verhaalt diaken Andreas Yando, een van de aanzienlijkste mannen uit het dorp. „God had de mensen zo lief dat Hij Zijn Zoon aan ons heeft gegeven. Zouden wij Hem dan niet liefhebben?”
Op 7 februari 1988 werden de eerste 61 volwassenen in Nipsan gedoopt. Het dorp van de menseneters werd een dorp van gedoopten. De verandering is groot. Andreas Yando: „Vroeger aten we mensen, vereerden we heilige voorwerpen en waren we altijd bang. Nu is dat weg.”
Tegelijkertijd beseft Andreas, en met hem de overige aanwezige ambtsdragers, dat er nog veel werk te doen is. Het baart de kerkenraad met name zorgen dat jonge dorpelingen de kerk vaarwel lijken te zeggen. Hij wijt het deels aan onervarenheid bij ouders.
Ouderling Kwak: „We merken dat veel ouders het Evangelie moeilijk begrijpen. Daardoor is het voor hen lastig om hun kinderen te onderwijzen uit de Bijbel.”
Het punt heeft de aandacht, vult Yando aan. „Laatst is er op een vergadering van het deputaatschap over gesproken. Ik vind het mooi om te merken dat de kerk oog heeft voor de jeugdproblematiek.”
Aansporing
Een ander punt van zorg is de kerkgang in het dorp. Vlak naast de strip staat het eenvoudige bedehuis. De deur van het houten gebouw staat open. Binnen staan enkele tientallen banken. De kerk biedt ruimte aan zeker 200 mensen.
Het dak van de kerk is laag. Aan het plafond hangen enkele verkleurde slingers. „Resten van de kerstversiering”, licht Paul toe.
Door lokale strubbelingen –een deel van het dorp moest van een grondeigenaar verhuizen– valt de kerkgang op zondag tegen. ’s Middags worden er vanwege gebrek aan belangstelling geen diensten meer belegd. ’s Ochtends bezoeken enkele tientallen Nipsanners de kerk.
Het doet de ambtsdragers verdriet. Het is een aansporing om goede voorbeelden te zijn, reageert Yando. „Als we zelf fouten maken, zullen de leden van de gemeente het ook laten afweten.”
Terneergeslagen is de diaken niet. „De Heere bouwt Zijn kerk dwars door alle dingen heen. Ook in Nipsan.”
Diep verslagen
De moord op vijftien zendelingen had een grote impact op het zendingsteam in Papoea. Dat blijkt onder meer uit een brief die zendingszuster Marry van Moolenbroek kort na de moord schreef aan de zendingsdeputaten in Nederland.
Landikma mei ’74
Geachte deputaten,
Daar ik nog geen plane (vliegtuig, AG) gehad heb, is mijn verslag nog niet weg. Even een korte note erbij, na deze verschrikkelijke week.
We zijn diep, diep verslagen en er is een grote innerlijke droefheid in ons. Ook zoveel vragen: Waarom, waarom heeft God dit toegelaten? ”Onze mensen”, geslacht, vermoord en opgegeten. Het is zo onbegrijpelijk, dat ze er niet meer zijn. Ze waren daar om het Evangelie te brengen en zie ze zijn weggevaagd, op enkelen na.
De duivel ging rond als een briesende leeuw. Hebben wij iets gedaan, dat hun woede opgewekt heeft? Hebben onze jongens iets misdaan? Is het de haat tegen het Evangelie? Zijn ze kwaad, omdat een tiental mensen overleed aan een influenza epidemie? We weten het, tot nog toe niet. De politie is daar nu. De kustwerker, die ook vermoord is, komt van hetzelfde eiland, als waar sommige politie’s vandaan komen. En de Nipsan mensen, al zijn het nog barbaren, vallen toch ook onder onze verantwoording.
O, dat u toch vurig voor ons zal bidden! We hebben haast geen kracht en lust meer om verder te werken, we zijn zo hard geslagen. Bidt u toch voor de Passvalley mensen, dat hun wraakgevoelens weggenomen worden, voor de Nipsan mensen, die nog in de duisternis leven, voor de Langda mensen, die hun feesten hebben, voor Gerrit en Miep (ds. Kuijt en zijn vrouw, AG), die ook zo zwaar getroffen zijn. Hun goederen is niet erg, een huis kan weer gebouwd en koeien kunnen weer gekocht worden. Maar die kostbare mensenlevens! Misschien hebben ze een goede ruil gedaan en juichen nu voor Gods troon, onze eerste Christenen van Passvalley.
Marry
Totaal niets meer over
Evangelist Henk Looyen kwam een week na de moord aan in Nipsan. In een verslag, gedateerd op 28 mei 1974, geeft hij de situatie in het gebied weer.
„(…) De strip was nog volkomen in takt, maar van de gebouwen was totaal niets meer over; het enige gebouw waar we in ieder geval een droog onderkomen hadden, was de stal. De wanden van deze stal, waren op drie plaatsen door brand verwoest, zodat deze als afgeschreven beschouwd moet worden.
Na wat rondgelopen te hebben vonden we het hoofd van Herman, deerlijk gehavend. (Herman Imbab, een Papoea uit Biak, was de rechterhand van ds. Kuijt. Hij gaf leiding aan het team tijdens de afwezigheid van de zendingspredikant, AG.)
Van één van de overlevenden, gevluchte jongens, hoorden we, dat ze Herman als eerste op de post zouden gedood hebben. Bij zijn totaal vernielde huisje vonden we de plaats waar hij was geslacht. Zijn ingewanden en een lichaamsdeel lagen er nog. Herman heeft blijkbaar geen kans gezien om bij de radio te komen; dat zou overigens vergeefs geweest zijn, omdat de radio uit de generatorloods gehaald was en verstopt onder een steen. Ik vond de radio, doordat ik de microfoon zag liggen, die met een snoer verbonden was aan de radio. Op vakkundige wijze was de radio van accu en antenne losgemaakt. De radio werkte niet meer en hebben deze voor reparatie meegegeven naar Sentani. (…)”
Oorzaken
Het is nog altijd niet duidelijk waarom de bevolking van Nipsan de zes evangelisten en hun familieleden doodde. Ds. Malchus Nekwek, synodepreses van de GJPI, gaat in zijn theologische masterscriptie (2009) over het zendingswerk in Papoea uitvoerig in op de moord.
Hij geeft, onder meer op basis van Indonesische literatuur, de volgende vijf redenen die mogelijk een verklaring vormen voor de slachtpartij:
De evangelisten keerden zich expliciet tegen de plaatselijke afgoderij. Dit deden zij onder meer door verschillende heilige plaatsen te slopen. Zij tartten hiermee de Nipsanners. Doordat hun goden werden geschoffeerd, vreesden zij dat de goden zich tegen hen zouden keren en zo hun bestaan zou worden bedreigd.
De zendelingen lieten duidelijk weten dat zij de cultuur en manier van leven van de inheemse bevolking minderwaardig vonden. Dit zette bij de Nipsanners kwaad bloed.
Er was een conflict ontstaan tussen de evangelisten en de inwoners van Isaldomon, een dorp in de buurt van Nipsan. Na een woordenwisseling ontstond er een handgemeen. Bij de ruzie kwam een 18-jarige inwoner van Isaldomon om het leven.
Bij diefstal, moord, overspel en andere misdaden spraken de evangelisten recht. Een zekere Saekenang Wisabla onderging een zware straf –hij werd twaalf uur gemarteld– omdat hij was veroordeeld voor overspel. Later bleek hij echter onschuldig. Na deze onterechte veroordeling keerde de publieke opinie zich tegen de evangelisten.
Het is niet uitgesloten dat de evangelisten seksueel contact hebben gehad met vrouwen uit Nipsan.