Rebekka Bremmer schrijft prachtige debuutroman
Vissersvrouw Geeske wacht op haar man. De zee is kalm, maar het is al de vierde dag sinds Johannes van het eiland is vertrokken. Wat is er gebeurd? Leeft hij nog?
Terwijl Geeske wacht en peinst, stapt een onbekende vrouw het strand op. Het is Gezientje en ze is op zoek naar Geeske.
Rebekka Bremmer neemt de lezer in haar prachtige debuutroman ”Eb” mee naar een naamloos Hollands eiland, naar mensen zoals ze rond 1900 geleefd zouden kunnen hebben. Water komt uit de pomp en olielampen worden met zwavelstokjes aangestoken, maar op het vasteland aan de overkant hebben de vuurtorens al gloeilampen.
Geeskes man, Johannes Mulder, zoon van een molenaar, komt van de overkant; daar heeft hij zijn eerste vrouw samen met hun pasgeboren eerste kind begraven. Na hun dood houdt hij het niet meer uit in het dorp; als zijn vader uit de Bijbel het verhaal over de wonderbare visvangst voorleest, valt zijn besluit: hij wordt visser. Zo komt hij op het eiland waar Geeske woont. Hij trouwt met haar en blijft op het eiland wonen, want Geeske wil wel trouwen met een ”overkanter”, maar weggaan van het eiland kan ze niet. Daar is ze geboren en daar wil ze sterven en begraven worden, net als haar ouders, haar grootouders en al haar familieleden die haar voorgegaan zijn.
Bijbelse verhalen
Het leven dat Geeske leidt is eenvoudig: op het strand pieren steken, de gevangen vis schoonmaken, huishoudelijk werk verrichten, voor haar gezin en familie zorgen en de familiegraven onderhouden. Haar leven lijkt voort te kabbelen, aangestuurd door de afwisseling van eb en vloed, van zon, maan en sterren, van geboorte en dood.
Maar zoals de zee een onvoorspelbare onderstroom kent, zo tuimelen in Geeskes hoofd de zorgen en gedachten over elkaar heen. Zal ze nog een tweede kind krijgen? Ze is immers nog niet te oud, ook al staat ze op het punt voor de tweede keer opoe te worden. Waar blijft Johannes? Welke rol speelt Gezientje in zijn leven?
Bij al haar mijmeringen vormt de Bijbel voor Geeske een uiterst belangrijk klankbord. Het is dan ook het enige boek dat ze kent en waaraan ze haar eigen leven en omgeving kan spiegelen. Zelf kan ze niet lezen, maar ze drinkt de teksten die ze in de kerk hoort in en als Johannes uit de Bijbel voorleest, luistert ze aandachtig. Het verhaal dat haar het meeste aanspreekt en dat ze blijft overdenken is dat van het leven van Sara, die net als zij zo lang heeft moeten wachten op een kind.
Gezientjes komst brengt haar die andere vrouw in Abrahams leven in gedachten, Hagar. Het zand van het eiland doet haar denken aan de vrouw van Lot die in een zoutpilaar veranderde, waarna haar standbeeld verpulverde en de zoutkorreltjes zich vermengden met het woestijnzand. Bij het schoonmaken van de vis bepeinst ze de wonderbare spijziging met vijf broden en twee vissen.
Herkenbare levensvragen
Mede doordat het verteltempo in ”Eb” vanwege de vele mooi getoonzette natuur- en gedachtebeschrijvingen vrij laag ligt –afgezien van de vele flashbacks speelt het verhaal zich binnen een dag af– is het lezen van dit boek een waar genoegen.
De auteur geeft precies genoeg weer van de gedachten van Geeske en, in mindere mate van die van Johannes, om aan te geven wat voor mensen zij zijn en met welke herkenbare levensvragen zij worstelen. Bremmer bewijst met dit boek dat een auteur zich niet hoeft te verliezen in rauw taalgebruik om een realistisch, aangrijpend verhaal te schrijven waarin de personages werkelijk van vlees en bloed zijn.
Boekgegevens
”Eb”, door Rebekka W. R. Bremmer; uitg. Querido Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 214 4188 7; 251 blz.; € 18,95.