Ds. A. Versluis promoveert op bevel uitroeiing Kanaänieten
APELDOORN – Christenen kunnen het bevel tot uitroeiing van de Kanaänieten in Deuteronomium 7 nooit lezen zonder het Nieuwe Testament en de komst van Jezus Christus erbij te betrekken.
Dat zei drs. A. Versluis (33) woensdagmiddag tijdens zijn promotie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. De predikant, verbonden aan de christelijke gereformeerde kerk te Ouderkerk aan de Amstel, schreef een dissertatie (”Geen verbond, geen genade”) over het gebod van God in Deuteronomium 7 om de zeven Kanaänitische volken uit te roeien. Promotor was de Apeldoornse oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels.
Voorafgaand aan zijn verdediging presenteerde ds. Versluis zijn onderzoek – een nieuwe regel in Apeldoorn. Hij schetste het dilemma: „Hoe kan het dat God Zelf opdracht geeft voor geweld? Hoe verhoudt zich dat tot Gods liefde en genade?” Versluis gaat niet mee met allerlei oplossingen om deze geweldstekst te minimaliseren of uit te schakelen. „Ik kan, op basis van mijn onderzoek, niet ontkennen dat het uitroeiingsbevel in die specifieke situatie, in die fase van de heilsgeschiedenis, blijkbaar de wil van God is geweest.” De tekst laat volgens hem zien dat Gods vernietigend gericht over de zonde kan komen, hoewel dat nooit los is te zien van Gods liefde en barmhartigheid.
Deuteronomium 7 vormt een onderdeel van Gods weg in de geschiedenis. „Huiveringwekkend. Want ook als je het bevel in zijn heilshistorische en culturele context leest, kan ik nog steeds niet begrijpen waarom God in vrijheid het ene volk verkiest en het andere volk gebiedt uit te roeien.”
Ds. Versluis stelde dat met de komst van Jezus Christus alles beslissend veranderd is. „Achter die voortgang in de heilsgeschiedenis kan ik als christelijke theoloog niet terug. De geschiedenis van Gods gericht en genade loopt uit op de komst van Jezus Christus, Die zich plaatsvervangend in Gods gericht heeft gesteld en in Wie God Zijn liefde ten volle openbaart. Daarom kan ik die God liefhebben en me aan Hem toevertrouwen.”
De oppositie werd gevoerd door vier wetenschappers die bij de totstandkoming van het proefschrift betrokken waren, als copromotor of als lid van de examencommissie. Daarnaast stelde de Apeldoornse kerkhistoricus prof. dr. H. J. Selderhuis een kerkrechtelijke vraag over een van ds. Versluis’ stellingen.
Prof. dr. C. Houtman, emeritus hoogleraar Oude Testament aan de Theologische Universiteit Kampen, wilde weten of ds. Versluis in de achterliggende jaren in zijn gemeente Nieuw-Balinge wel eens over Deuteronomium 7 gepreekt had. Dat was niet het geval. Ds. Versluis: „Ik heb het wel overwogen, maar het is er niet van gekomen. Wel heb ik een keer een lezing over dit onderwerp voor mijn gemeente gehouden.”
Prof. Houtman bleek wel eens over het gedeelte te hebben gepreekt, in combinatie met het gedeelte in Genesis waar gesproken wordt over de aartsvaders die in vrede met de bewoners van het land Kanaän samenleefden. Ds. Versluis zei de preekschets van prof. Houtman te kennen. „In uw visie staat Deuternomium tegenover Genesis en dan kiest u voor de vreedzame coëxistentie van Genesis. Ik wil beide teksten op hun eigen plaats in de canon laten staan.”
De Leidse hoogleraar prof. dr. T. Muraoka, bij wie ds. Versluis tijdens zijn opleiding semitische talen studeerde, noemde de promovendus een van zijn beste oud-studenten. Hij zei niet teleurgesteld te zijn in het proefschrift. Hij bevroeg de promovendus op een paar gedetailleerde semantische, morfologische en syntactische taalkwesties.
Prof. dr. H. Ausloos van de Katholieke Universiteit Leuven legde de vinger bij ds. Versluis’ „grote achting” voor de masoretische tekst, de meest betrouwbaar geachte overlevering van de Hebreeuwse Bijbel. Volgens prof. Ausloos zou in sommige gevallen aan de zogenoemde proto-masoretische tekst voorkeur gegeven moet worden.
Prof. dr. M. J. Paul, docent in Ede en hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven, zei het boek grotendeels met instemming gelezen te hebben. Hij legde de vinger bij de definitie van het land Kanaän in het boek. Hoort Trans-Jordanië nu wel of niet bij bij het land dat God aan Zijn volk geeft? Volgens ds. Versluis is in een aantal teksten in Deuteronomium het gebied ten westen van de Jordaan (Cis-Jordanië) het land dat God Zijn volk geeft. Elder hoort echter Trans-Jordanië er ook bij. Prof. Paul: „Maar dat heeft dan ook met de vernietiging van de Kanaänieten te maken. Hoort het gebied van Amalek en Sihon en Og, die niet tot de zeven volken van Deuteronomium behoren en in Trans-Jordanië leefden, daar dan ook bij? Heeft het begrip ”uitroeiing”, dat volgens u in Genesis tot en met Koningen alleen wordt gebruikt met betrekking tot de zeven Kanaänitische volken, misschien ook betrekking op de volken die zich voorafgaand aan de inname vijandig gedroegen tegenover het volk Israël?” Ds. Versluis noemde de suggestie van prof. Paul het overwegen waard.
Promotor prof. Peels noemde in zijn laudatio Versluis’ studie een „moedig onderzoek” naar een „zeer omstreden tekstgedeelte.” Het is volgens hem een thematiek waar sommigen over struikelen, anderen zich makkelijk van afmaken en weer anderen met een grote boog omheen lopen. Het sterke van het boek zijn de zeer gedetailleerde taalkundige analyses, aldus prof. Peels. „Dat zal voor een verpleegster, een pizzakoerier of een gemiddelde staatssecretaris niet meevallen.”
Ds. Versluis geeft volgens de hoogleraar geen krimp tegenover grote theologische luchtballonnen die met een exegetisch speldenprikje lek gestoken blijken te kunnen worden. „In een wereld vol religieus geweld, waarin de Bijbel en de christenen bijna als taliban-achtige zaken worden beschouwd, zoek jij naar de Bijbels-theologische lijnen van dit gedeelte én naar welke consequenties dat heeft voor ons Godsbeeld. Je wijst uiteindelijk het spoor van het kruis, waar Gods rechtvaardigheid, bewogenheid en liefde in volmaakte eenheid samenkomen.”