De Dow-Jonesindex sloot 0,9 procent hoger op 12.767,17 punten. De S&P 500-index eindigde 1 procent hoger op 1342,83 punten en technologiebeurs Nasdaq kreeg er 1,3 procent bij op 2872,80 punten.

Voorbeurs werd bekendgemaakt dat de industriële activiteit in de regio New York afgelopen maand sterker is afgenomen dan verwacht. Ook bleek dat de industriële productie in de Verenigde Staten in mei onverwacht is afgenomen met 0,1 procent, terwijl economen hadden gerekend op een lichte stijging. Kort na de opening kwam er een cijfer over het consumentenvertrouwen naar buiten, dat eveneens lager uitviel dan was verwacht.

Beleggers lieten zich echter niet van de wijs brengen en luisterden naar de beloftes van de Europese Centrale Bank (ECB) en de centrale bank van Japan. Die lieten vrijdag weten klaar te staan om de mogelijke negatieve gevolgen van de Griekse verkiezingen van zondag te bestrijden. De uitslag van die verkiezingen kan tot grote onrust op de markten leiden, zeker als de radicaal-linkse partij Syriza wint. Die heeft herhaaldelijk aangekondigd zich niet aan de voorwaarden voor de internationale noodsteun te willen houden.

Banken en grondstoffenfondsen profiteerden van de opleving van de graadmeters. Bank of America kreeg er 3,1 procent bij. Aluminiumproducent Alcoa steeg 2 procent.

Op de valutamarkt noteerde de euro een koers van 1,2655 dollar, tegen 1,2640 bij het sluiten van de Europese aandelenbeurzen. De prijs van Amerikaanse olie steeg 0,1 procent tot 83,98 dollar per vat en Brentolie klom 0,3 procent tot 97,47 dollar per vat.