„Sluiting werf is wel even flippen”
Vier weken vakantie heeft hij gehad. Een extra weekje er bij aan plakken kon niet. Dus was hij maandag al vroeg present. Een van zijn eerste (en meteen laatste) werkzaamheden betrof het klaarmaken van de geluidsinstallatie. Direct daarna hoorde hij uit de luidsprekers de boodschap van sluiting en dreigend ontslag. „Had ik dus toch nog even weg kunnen blijven.”
De werknemer van de technische dienst -„mijn naam hoeft niet in de krant”- is een van de weinigen die scheepswerf Giessen-de Noord tussen 12 en 15 uur verlaten. Bijna al zijn collega’s zijn na het trieste bericht naar huis gegaan. Hijzelf niet. „Als storingsman moest ik nog enkele klusjes afhandelen. Nu alleen nog de lichten uitdoen -dat scheelt weer wat- en dan ga ik ook.”
Vlak voor de klok van negen werden alle werknemers naar de kantine geroepen. Daar kregen ze van directeur J. Houweling de sluiting van ’hun’ werf te horen. „Dat was wel even flippen”, aldus de storingsman. „Natuurlijk wisten we dat het niet goed ging. Er kwamen haast geen orders binnen. En toch! Je blijft hopen. Ik dacht dat de directeur een nieuwe reorganisatie zou aankondigen. Deze boodschap viel me rauw op m’n dak.”
Een doorstart onder moederbedrijf IHC Caland ziet de werknemer niet zo snel gebeuren. Dat er een nieuwe koper komt, betwijfelt hij ook. „Ik zal wel op zoek moeten naar een nieuwe baan. Jammer, want deze functie was uniek. Binnen de scheepsbranche ga ik in ieder geval niet zoeken. Met die hele sector is het in Nederland helemaal niets meer.”
Intussen blijven toeleveranciers het terrein van Van der Giessen oprijden. Alsof er niets aan de hand is. Een vrachtwagen van Staalbouw Amsterdam nadert de slagboom. „Waar kan ik m’n pijpleidingen afleveren?” Het grommende gevaarte verdwijnt richting de enorme betonnen kolos die Krimpens industriegebied Stormpolder domineert.
De storingsman ziet het hoofdschuddend aan. „Bij de toeleveranciers zullen ook harde klappen vallen, al beseffen ze dat misschien nog niet. Sommige zijn bijna compleet afhankelijk van deze werf.” R. van den Bergh van FNV Bondgenoten, die ook bij de entree staat, is het met hem eens. „Voor elk ontslag dat bij de werf valt, vallen er drie bij de toeleveranciers.”
Directeur Houweling schat de kans „minimaal in” dat er een nieuwe koper komt. „De zaak zal wel gesloopt worden. De twee overige werven van IHC Caland -IHC Holland in Sliedrecht en Merwede Shipyard in Hardinxveld-Giessendam- én onze pijpenunit met de tachtig bijbehorende personeelsleden gaan fuseren. Voor de rest van de 470 werknemers wordt een sociaal plan opgesteld. Het klinkt heel zakelijk, maar ik besef terdege de consequenties. Achter elk gezicht schuilen een vrouw en een gezin.”
Kernachtig vat hij samen wat de oorzaak van de sluiting is: „Een lege portemonnee en een bijna lege orderportefeuille. Sinds 2000 draaien we al met verlies. Zonder de financiële ondersteuning van IHC Caland waren we toen al failliet gegaan.”
De diepere oorzaak van de malaise zoekt Houweling in ontwikkelingen buiten Nederland. „Oost-Europa levert goedkopere arbeidskrachten en voordeliger staal in de scheepvaartbranche. Azië doet het goed. Bouwers van cruiseschepen richten zich steeds meer op ons segment: baggerschepen, veerboten en luxueuze jachten. Tel daarbij de dure euro en de recessie op en je hebt je verklaring.”
De reactie van het personeel op de boodschap van de sluiting omschrijft de directeur als waardig. „Emotioneel en toch ingetogen. Omdat je moeilijk verder kunt werken na zo’n treurig bericht, heb ik iedereen maar naar huis gestuurd om alles rustig in de eigen omgeving te kunnen verwerken.” Dinsdag wordt iedereen weer verwacht om verder te gaan met de laatste twee schepen op de helling. Houweling roept zijn mannen op om gemotiveerd aan de afbouw te blijven werken. „Dat komt ten goede aan het sociaal plan en de hoogte van het bedrag dat uitgekeerd kan worden.”
De impact van de sluiting is volgens de directeur veel groter dan menigeen vermoedt. „We hebben het wel over de grootste werf van Nederland. We zijn jarenlang de dobber geweest waarop een groot deel van de sector dreef. Waarschijnlijk trekt het overige deel van de Nederlandse scheepsbouw binnen afzienbare tijd naar het buitenland. Misschien verdwijnt de hbo-opleiding scheepsbouw wel. En wat dacht je van de effecten voor onze toeleveranciers? Ik verwacht dat binnen anderhalf jaar zo’n 1000 van hun werknemers op straat staan.”
Een belangrijke toeleverancier van Van der Giessen is het om de hoek gelegen Rook en Zonen. Het bedrijf maakt pijp- en draadbeugels om lucht- en waterleidingen mee te bevestigen. Directeur J. P. Rook zegt niet bang voor de toekomst te zijn. „Het gaat goed. Ik zit volop in het werk. Ook als Van der Giessen verdwijnt, blijven er genoeg klanten over. Ik heb niet op één paard gewed. Van der Giessen bepaalt voor slechts 25 procent mijn omzet. Overigens geloof ik niet dat de werf verdwijnt. Ze zullen de boel wel weer op orde brengen. Ik heb al verschillende dips meegemaakt en altijd kwamen ze erbovenop. Het bedrijf levert immers kwaliteit.”
Bij ”Zwijnenburg, machinewerkfabriek en constructiewerkplaats” lijkt de situatie nijpender. „We zijn bijna volledig afhankelijk van Van der Giessen”, verklaart een personeelslid. „Deze loods is een halfjaar geleden neergezet om grotere scheepsdelen voor de werf te kunnen maken, maar de opdrachten blijven uit.” Zijn baas, G. Bak, onthoudt zich van commentaar.
Bij de werf zelf blijft het rustig. De avondploeg lijkt niet op te komen dagen. Opeens komt er toch nog iemand aanrijden. Een oud-werknemer. „In 1985 ben ík eruit getrapt met een heel stel anderen. Toen ging het ook al niet goed: te weinig orders. Bij die reorganisatie bestond er nog geen sociaal plan. Ik heb nooit een cent gezien.”
Hoewel er nu wel een regeling in de maak is, heeft hij weinig hoop op financiële compensatie voor zijn oud-collega’s. „Van een kale kip valt niet te plukken. Ik vind het erg rot voor de mensen -ik ken ze allemaal nog- maar die twee bootjes die er nu nog binnen liggen, vormen het hele kapitaal.”