Amerikanen gecharmeerd van Iraakse kalasjnikovs
Massavernietigingswapens mogen de Amerikanen dan niet hebben gevonden in Irak, hele arsenalen aan kalasjnikovs hebben ze wel in beslag genomen.
En dat komt goed uit: veel eenheden hebben een gebrek aan vuurwapens. Uit noodzaak lopen steeds meer Amerikanen rond met een kalasjnikov.
De soldaten die gelegerd zijn rond Baquba, een stad ten noordoosten van Bagdad, maken deel uit van een pantserbataljon. Aan tanks en pantserwagens is geen gebrek. Een tankbemanning van vier man krijgt echter maar twee machinegeweren en vier pistolen. De tank wordt geacht het meeste werk te doen. Tanks en pantserwagens blijken in de smalle straten en bergpaadjes van Irak echter weinig bruikbaar. Vaak moeten de soldaten uitstappen en hun patrouille te voet of in kleinere voertuigen voortzetten. Dan zijn vuurwapens onmisbaar.
„Normaal gesproken vecht een pantserbataljon vanuit zijn tanks”, zegt luitenant-kolonel Mark Young, commandant van het derde bataljon van de vierde infanteriedivisie. „Nu is dat dus niet het geval, en we hebben gewoon niet genoeg geweren om al onze soldaten uit te rusten. We staan soldaten toe een AK-47 te dragen als ze kunnen laten zien ermee overweg te kunnen.” Een kalasjnikov dragen op de basis blijft uit den boze: het blijft tenslotte een sovjetwapen.
De kalasjnikov werd tijdens de Koude Oorlog ontwikkeld door aartsvijand de Sovjet-Unie en is nu de eerste keus van kindsoldaten en rebellen wereldwijd, wegens zijn lichte gewicht, duurzaamheid en lage prijs. Ook de Amerikaanse soldaten raken onder de indruk. De AK-47 weigert in het stoffige Irak minder vaak dan de standaardgeweren van het Amerikaanse leger, de M16 en de M4. De kalasjnikov is bovendien doeltreffender: met minder kogels kun je meer raken.
„In het soort oorlog waarin we nu verwikkeld zijn moet je gewoon in staat zijn de vijand snel tegen te houden”, zegt sergeant Tracy McCarson, die nog een ander voordeel ziet: „Het heeft een zeker psychologisch effect op de vijand als je terugschiet met hun eigen wapens.”
De Amerikaanse geweren zijn beter voor de lange afstand, maar rond Baquba bestaat het werk vooral uit het afslaan van guerrilla-aanvallen en het binnenvallen van huizen - alles speelt zich af op een kleine oppervlakte. Sergeant Sam Bailey werd laatst tijdens een patrouille onder vuur genomen. Het was donker, de straat was smal. Aan de ene kant van de weg een met palmbomen begroeide wal, aan de andere een kanaal. Bailey had zowel een AK-47 als een M4 bij de hand. De keus was simpel: „Ik zette de AK op ’auto’ en begon te sproeien.”
Munitie is ook nooit een probleem: bij vrijwel iedere inval worden er kogelmagazijnen in beslag genomen. Maar de eigenschap van de kalasjnikov waarvan de Amerikanen het meest onder de indruk zijn, is dat het ding het altijd lijkt te doen. Sergeant Michael Perez: „Ze zeggen: Gooi een AK in het water, laat hem daar een nacht liggen, haal hem er ’s ochtends weer uit, stop er een magazijn in, en hij doet het.”