Kosterschap Ooltgensplaat al 250 jaar in handen één familie
OOLTGENSPLAAT – Het kosterschap van de hervormde gemeente in Ooltgensplaat is al 250 jaar in handen van dezelfde familie. De huidige koster, C. Bogerman, is schoonzoon van de familie Dorsman die sinds 1762 voor een koster zorgt. Hij maakt op dit moment zijn 32e jaar vol.
Het kosterschap in de Flakkeese Gereformeerde Bondsgemeente is sinds 1762 bekleed door respectievelijk Com. Dorsman, L. Dorsman, J. Dorsman, B. Dorsman en H. Dorsman. De laatste twee waren de grootvader en vader van mevrouw Bogerman, vrouw van de huidige dorpelwachter. Haar grootvader was koster van 1912 tot 1950, haar vader van 1950 tot 1980.
In 1980 volgde Bogerman zijn schoonvader H. Dorsman op. Inmiddels is hij alweer bijna 32 jaar koster. En al die jaren met plezier. „Gewoon, omdat je in Gods huis mag werken, dat je de gezondheid daarvoor krijgt en dat je dat mág doen.”
Bogerman was 38 toen hij koster werd. Destijds waren er zo’n 400 kerkgangers, tegenwoordig zijn dat er een kleine 200. Mevrouw Bogerman: „Veel mensen zijn ons ontvallen, en er was de kerkscheuring in 2004.”
In 1980 was de kerk nog niet voorzien van warm water en telefoon. Wat eveneens is veranderd, is de hoeveelheid snoeppapier die de koster moet opruimen. „Vroeger had je een emmer vol, nu een boterhamzakje.”
Tot de kosterswerkzaamheden behoort ook ervoor te zorgen dat de kerk ’s zondags voldoende verwarmd is. Mevrouw Bogerman: „In de winter is het nu makkelijker dan vroeger. Om de drie uur moesten er cokes in de kachel gegooid worden. Opa Dorsman moest in de winter ook stoven zetten.” Met de huidige centrale verwarming is dat allemaal niet meer aan de orde.
Het kosterswerk met het oog op de zondagse kerkdienst begint zaterdagmorgen. Bogerman: „Om halftien bel ik de predikant die voorgaat, voor de psalmen en de Schriftlezing.” De psalmborden voor zondagmorgen maakt hij op zaterdag ook al klaar.
’s Zondagsmorgens begint de kerkdienst om halftien. Om half negen probeert de koster in de kerk te zijn. „Als het kan zelfs al om kwart over acht”, zegt zijn vrouw lachend. Bogerman: „Ik ben graag op tijd.”
Tijdens de dienst let de koster goed op wat er in de kerk gebeurt. Soms telt hij ook het aantal kerkgangers, „maar niet elke dienst.” Kinderen die praten of niet kunnen stilzitten, vindt het echtpaar geen probleem. Bogerman: „Een kind mag praten in de kerk, daar is het een kind voor. Iemand die slaapt, is veel irritanter.”
Het komt volgens hem nauwelijks voor dat hij de orde moet handhaven tijdens de dienst. Wel valt het hem op als de jeugd zich verveelt. „Dan vouwen ze bootjes of vliegtuigjes. Of ze scheuren hun nagels af.” Soms spreekt hij na de dienst jongeren aan die tijdens de dienst met hun mobieltjes bezig zijn.
„Kosters waren vroeger strenger in de manier waarop ze de jeugd in het gareel hielden”, meent Bogerman. Verontwaardigd: „Dan lieten ze een kind naar voren komen, dat moest dan vooraan tussen de ambtsdragers komen staan. Dan stond hij voor de hele gemeente te schande.”
In al die jaren kosterschap zijn er weleens bijzondere situaties geweest. Op een zaterdagmorgen voor de avondmaalszondag bleek eens dat het avondmaalsbrood was geleverd in sneetjes, terwijl was gevraagd om ongesneden witbrood. Gelukkig kon er nog tijdig voor het juiste brood worden gezorgd.
Bogerman ziet in zijn familie niemand die het kosterschap van hem kan overnemen. Na 250 jaar wordt het misschien tijd voor een andere familie.