Strijd tussen Skagerrak en Kattegat
Toegegeven, zo’n tractorrit over het strand oogt wat lui. Toch is het aardig om uit te kunnen stappen op het noordelijkste puntje van Denemarken, waar twee zeeën een verbeten strijd voeren.
Het is een koude dag. De hele ochtend regen. Maar zodra de tractor met aanhanger van het parkeerterrein in Grenen wegrijdt, breekt de bewolking. Dat is mooi, want juist dit gebied staat bekend om zijn bijzondere lichtval. Het is de inspiratiebron van de vele kunstenaars die zich in heden en verleden in het gebied vestigden.
Te voelen aan het geschud van de kar, heeft de wind vanmorgen al een paar uur vrij spel gehad. Over het hele strand liggen kleine heuveltjes zand waar de tractor met zijn grote wielen overheen dendert. Het maakt de rit voor de kinderen aan boord alleen maar aantrekkelijker.
In de kar hangen landkaartjes van dit bovenste stukje Jutland. Dan blijkt de kaart zoals wij die kennen, niet te kloppen. Elk jaar verschuift dit deel van Denemarken een paar meter. Dan weer naar rechts, richting Zweden, dan weer een paar meter naar links. Al naar gelang de wind waait. En de stroming het zand blootlegt. Bijna op het uiterste puntje stopt de tractor en kunnen de passagiers uitstappen. Sjaals en mutsen gaan om en op, want er waait een schrale noordooster.
Enkele meters verder hebben bezoekers een kring gevormd. Er blijken twee zeehondjes te zijn aangespoeld. Het “ah“ is niet van de lucht. Maar dat ze hier liggen is geen goed teken, horen we later. Alleen zieke dieren vinden niet zelf de weg terug naar zee. En inderdaad, onder een van de flippers zit een verdacht rode plek. Bloed?
Half levend of half dood, de dieren zijn een gewild fotoobject. Diverse kinderen halen hun Nintendo DS te voorschijn om de zeehonden vast te leggen voor hun vrienden. Zodra een hond blaft, kijkt een van de beesten even recht de lens in. Daarna buigt hij z’n kop en ligt hij weer kaarsrecht te zijn, zich niet bewust van alle mensen die hem staan te bewonderen.
Toch zijn de zeehonden niet dé bezienswaardigheid. Dat is het puntje zand, een paar meter verderop. Vanwege de branding –die hier van twee kanten komt!– is het dan weer wel en dan weer niet zichbaar. Een paar waaghalzen willen uiteraard op het aller-, allernoordelijkste plekje staan. Dat levert hun een aardige foto, maar ook een paar natte schoenen op.
Enkele kinderen bouwen een fort, in de hoop dat het water straks van twee kanten hun bouwwerk in stroomt. Dat blijkt nog niet zo makkelijk, want de twee zeeën doen een wedstrijd. De ene keer wint het Skagerrak, dan het Kattegat.
Wie van zee houdt, is in dit puntje van Denemarken op z’n plek. Het hele noordelijkste deel bevat niet minder dan 1450 kilometer aan kust. Het grootste deel van de stranden bezit de blauwe vlag, een teken dat het er gezond en veilig zwemmen is. Verder zijn er verschillende vuurtorens, waarvan de meeste open zijn voor het publiek. Het is ook alleen hier dat bezoekers op één dag gemakkelijk de zon boven de zee kunnen zien opkomen en –alleen even je stoel omdraaien– weer kunnen zien ondergaan.
Jutland is ook rijk aan duinen. Stuifduinen welteverstaan. Dus parkeren we even later even ten zuiden van Skagen bij het natuurgebied Skagen Klitplantage, de plek van het stuifduin Sandmilen. Een van de bezienswaardigheden in dit gebied is de zogenoemde Tilsandede Kirke, wat zoiets betekent als het onder het zand bedolven kerkje. De kerk, die eigenlijk de naam Sint-Laurens draagt, is waarschijnlijk in de tweede helft van de veertiende eeuw gebouwd en was in die tijd de grootste kerk uit de regio.
Het oprukkende stuifzand bereikte in de achtiende eeuw echter ook het godshuis. De Denen moesten zich in die tijd een weg naar de kerk graven om de wekelijkse erediensten te kunnen bezoeken. Veel te gevaarlijk, vond koning Christian VII. Daarom liet hij de kerk in 1795 sluiten. Na een wandeling van enkele minuten door duinachtig gebied blijkt nu alleen de in 1830 witgepleisterde toren van de oude kerk nog zichtbaar.
Denemarken heeft zijn zandprobleem inmiddels aardig in de hand. Eind 18e eeuw kocht de overheid daarvoor de gebieden die onder het zand bedolven dreigde te worden op en ging ermee aan het werk. Er werden vooral veel duingras en coniferen aangeplant. Het hielp. Al duurde het nog heel wat jaren, tot 1950, voordat de zandduinen officieel “onder controle“ werden verklaard.
Eén gebied in Denemarken werd bewust niet beplant. Het grootste wandelend duin in Noord-Europa, Råbjerg Mile, moet mensen bewust maken van het probleem dat het stuifzand ooit vormde. Een aardig idee. Maar punt is dat de wind het duin elk jaar zo’n 18 meter in noordoostelijke richting blaast. Dat betekent dat het over enkele jaren buiten het door de overheid beheerde natuurgebied zal komen te liggen. Dat levert natuurlijk discussies op. Moet het duin toch niet een halt worden toegeroepen?
Tot die tijd hebben toeristen in ieder geval nog de mogelijkheid het gebied te bezoeken. En dat doen ze dan ook. Hoewel zelfs in vakantietijd Denemarken geen massatoerisme kent. Zeker boven op het 40 meter hoge duin, met uitzicht op de 1 vierkante kilometer zandvlakte, is het net alsof er geen andere mensen bestaan. Al verraadt de rode vlag op het topje hun aanwezigheid.
Enkele minuten later blijkt wie de vlaggenplanters zijn geweest. Een groep scouts sjouwt met zware rugzakken inclusief tentjes en slaapzak ken de berg op. De vijf jongens uit verschillende delen van Denemarken doen deze week mee aan een kamp waarin deelnemers hun grenzen leren verleggen. Ze poten hun vlag in het zand, maken met hun mobieltjes een foto en vervolgen even later hun weg naar beneden. Op naar de volgende uitdaging.
Eigenlijk is het jammer om zo snel weer weg te gaan. Want juist de combinatie van wind en zand maakt een bezoek aan het duin tot iets heel speciaals. Kinderen rennen de zandkorrels achterna en ontdekken dieren in de patronen die de storm achterlaat. Ze maken foto’s van elkaar, liggend in de wind.
Het belooft een mooie zonsondergang te worden. Dus spoeden we ons even later naar de kust. Om vanuit de auto op het strand –dat kan allemaal in Denemarken– deze dag op Jutlandse manier af te sluiten.
Kunstenaarskolonie in Skagen
Was het de bijzondere lichtval in dit gebied, waren het de pittoreske rode huizen of was het de rust van het platteland? Wat hen ook bewoog, feit is dat ruim honderd jaar geleden diverse jonge kunstenaars uit verschillende landen naar Skagen trokken. Geïnspireerd door het naturalisme schilderen ze het liefst in de buitenlucht. Geliefde motieven waren de stranden, het dagelijkse harde leven in een vissersdorpje als Skagen en het sociale leven van de kunstenaars zelf.
De schilders verwierven al snel faam in Parijs, Wenen, Berlijn, Venetië en Chicago. Skagen kreeg daarmee de reputatie van een heuse kunstenaarskolonie. Veel van hun werk hangt nu in het Skagens Museum.
De nadruk van de collectie van het museum ligt op de periode 1870 tot 1930, de tijd dat de kunstenaarskolonie volop bloeide. Te zien zijn veel stoere portretten van roodbaardige vissers en lieflijke afbeeldingen van vrouwen in pastelkleurige, lange jurken.
Peder Severin Krøyer wordt wel gezien als meest kleurrijke van het stel. Vanaf mei brengt het museum een tentoonstelling over hem. Daarin zullen vele beroemde schilderijen te zien zijn. Hij trouwde met de schilderes Marie Triepcke, die als Marie Krøyer ook flinke bekendheid kreeg. Volgend jaar komt er een film over het leven van Marie Krøyer uit.