Aanvechting
Efeze 1:20b
„En heeft Hem gezet tot Zijn rechterhand in de hemel.”
Door wettische dienstbaarheid verliezen wij de Middelaar van het Nieuwe Testament, en het bloed der besprenging dat betere dingen spreekt dan Abel, uit het oog. Dan is het alsof wij nimmer tot de berg Sion waren gekomen, maar nog altijd besloten lagen onder de donkerheid en duisternis van de berg Sinaï, die als een zware wolk de Middelaar op Zijn genadetroon voor ons oog verborgen houdt. Konden wij meer met een oog des geloofs beschouwen wie en wat Jezus aan de rechterhand des Vaders is. Konden wij zien hoe Hij in de hoogste hemelen alle heerlijkste gevoelens van Zijn heilige Mensheid, toen Hij op aarde was, behoudt. Konden wij geloven dat wij geen Hogepriester hebben Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, maar zonder zonde. Met hoeveel temeer vrijmoedigheid zouden wij toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
Maar verduisterd zijnde verliezen wij Zijn erbarmen, medelijden en liefde tot ellendige zondaren uit het oog. Wij vergeten hoe Hijzelf dit tranendal doorging, en de aarde bevochtigde met Zijn ogen vol droefenis, en dat Hij met de ganse macht der Godheid toch nog een mensenhart hield.
J. C. Philpot, predikant te Oakham
(”Leerredenen”, 1866)