Muzikant Aart Bergwerff houdt van een kwinkslag
In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag organist Aart Bergwerff.
Hij speelt, doceert, dirigeert, adviseert. Aart Bergwerff is een ambitieus, serieus musicus, maar schuwt de kwinkslag niet. Vandaar de naam van z’n cd-label: Art Unorganized. „Ik houd ervan aan te schurken tegen alles wat muzikaal ‘correct’ is.”
Het kerkorgel is helemaal zijn instrument, maar hij maakt zich zorgen over het stoffige imago ervan. Daarom laat Bergwerff, organist van de evangelisch-lutherse kerk in Den Haag én van de Grote Kerk in Breda, geen middel ongebruikt om de koningin der instrumenten te promoten bij een breed publiek. „Het orgel is voor mij de synthesizer avant la lettre.”
1. Vaste bespeler zijn van twee grote orgels in historische kerken is een droompositie.
„Voluit ja. In de lutherse in Den Haag ben ik inmiddels 23 jaar organist. Drie jaar geleden solliciteerde ik naar de Grote Kerk in Breda, omdat die functie vrijkwam door het overlijden van Jaap Hillen. Ik werd uitgenodigd mee te doen met het proefspel, maar kon niet. Precies op die dag moest ik de generale repetitie van de Matthäus Passion dirigeren in Brielle. De sollicitatiecommissie heeft toen andere kandidaten laten spelen. Daaruit is Bert Mooiman benoemd. Vorig jaar besloot hij op te stappen. Ik ben toen gevraagd een aantal kerkdiensten te spelen en heb meegewerkt aan de Cultuurnacht van Breda. Vervolgens kwam de vraag: Heb je interesse om hier organist te worden? Deze functie is goed te combineren met mijn werk in Den Haag. Ik voel me zeer bevoorrecht. Het Bätzorgel in Den Haag is een fantastisch instrument. Het zingt, heeft een ziel. Het behoort tot de top vijf van mooiste orgels in Nederland. Het Flentroporgel in Breda is anders van aard, van klank. Het is relatief jong. Een compromisorgel, maar in positieve zin. Het leent zich voor diverse stijlen: van barok tot modern. Sinds het orgel in onderhoud is bij Van den Heuvel heeft het meer grondtoon gekregen, waardoor romantische muziek beter klinkt.”
2. Ik doe mijn best het orgel aan de man te brengen en schuw daarbij avontuur en show niet.
„Voor mij heeft het orgel allereerst een kerkelijke functie. Ik hoop met veel toewijding in erediensten te blijven spelen. Maar je ziet tegelijk dat kerken in grote steden leeglopen en zelfs moeten sluiten. De orgels dreigen monumentale museumstukken te worden. Als organisten moeten we iets doen om de liefde voor het instrument bij een breed publiek aan te wakkeren. Daarom houden we dit jaar voor de derde keer, op z’n Haags, de ”Nach van Bach”. Vorig jaar speelde ik Bach met medewerking van een danseres. Zij accenteerde met haar voeten het virtuose werk dat een organist op het pedaal doet. Mijn voeten werden beneden in de kerk geprojecteerd: wit op zwart. Om die reden moest ik een witte broek en witte schoenen aan. Is dat show? Een beetje wel natuurlijk, maar klassieke muziek in het algemeen en orgelmuziek in het bijzonder heeft behoefte aan performance, aan beleving. Ik denk in dit verband aan populaire Amerikaanse organisten zoals Virgil Fox en Cameron Carpenter. Als zij Bach spelen, is dat niet de meest verantwoorde vertolking, maar vlak hun betekenis voor de popularisering van het orgel niet uit. Ik voel me geen showorganist, maar wil wel artistiek vernieuwend bezig zijn.”
3. Het is zorgwekkend dat het aantal orgelstudenten aan het conservatorium sterk terugloopt.
„Toen ik orgel ging studeren in Rotterdam, in 1979, kwam ik in een klas met 42 studenten! We hebben er nu in totaal nog veertien. Bijna allemaal jongens, maar wel een goede verdeling van Nederlandse en buitenlandse studenten. Het is leuk om mensen uit Korea te trekken, maar als je daar het conservatorium voor moet openhouden, is het armoe troef. We hebben in Rotterdam nog steeds vier orgeldocenten: Ben van Oosten, Bas de Vroome, Hayo Boerema en ik. Het beleid is dat alle vakdocenten midden in de concertpraktijk staan. En dat alle orgelstudenten ook kerkmuziek studeren. Een goede zaak. Dan begrijp je orgelmuziek, zeker de religieuze, beter. En organisten moeten leren zingen. Dat beïnvloedt je frasering. Ook tijdens het spelen moet je tijd nemen om adem te halen.”
4. Als klassiek organist schaam ik me niet muziek van Jan Zwart en Feike Asma te spelen.
„Wie die muziek niet durft te spelen, is in de jaren 70 blijven steken. Zo zie ik ook nog steeds met veel waardering terug op mijn idool van vroeger: Piet van Egmond. Mensen als hij en Feike Asma, een van mijn voorgangers in de lutherse, hebben veel betekend voor het orgel. Als ik muziek van Zwart en Asma speel, selecteer ik wel. Op mijn nieuwste cd, opgenomen op het Škrablorgel in De Fontein in Nijkerk, speel ik twee bewerkingen van Asma over het lied ”Jezus is mijn toeverlaat”. De ene kan zo weggelopen zijn uit het Orgel-Büchlein van Bach, de andere doet sterk denken aan Karg-Elert. Prachtige muziek. Ik houd ervan aan te schurken tegen alles wat muzikaal ‘correct’ is. Zo vond mijn moeder onlangs een map met door mij genoteerde improvisaties van Piet van Egmond. Die had ik als jongen opgeschreven vanaf de lp. Ik heb met terugluisteren heel wat naalden versleten. Maar wat een training in solfège…”
5. Improviseren is het mooiste wat er bestaat voor een organist.
„Ik doe het graag en veel in de eredienst. Het behoort tot het ambacht van de kerkorganist. Psalmvoorspelen improviseer ik vaak in oude stijl, maar ook in gematigd moderne stijl. Een beetje in de trant van Adriaan C. Schuurman. Dat vind ik mooi. Ik heb echter geen ambitie om te improviseren op het niveau van het concours in Haarlem. Collega’s van mij kunnen dat beter.”
6. Schoenen van het ambachtelijke merk Greve zijn de beste pedaalschoenen.
„Haha, natuurlijk! Ik maak er reclame voor op mijn website. De aanleiding was het concert met de witte broek en witte schoenen. Die had ik niet. Ik heb toen contact opgenomen met Greve en had direct een klik met de man die mij te woord stond. Hij had een protestantse opvoeding gehad en moest als kind harmonium spelen. We herkennen elkaar in onze uitgangspunten: kwaliteit, ambachtelijkheid, duurzaamheid. De witte schoenen van Greve zaten zo heerlijk dat ik ook andere heb aangeschaft, waarmee ik over straat kan én pedaal kan spelen. Dus het ritueel van schoenen wisselen voor en na het concert is voor mij verleden tijd.”
7. De Sloveense orgelbouwer Škrabl is een serieuze concurrent voor Nederlandse orgelbouwers geworden.
„Financieel zeker, want het uurloon is daar de helft van hier. Maar ook ambachtelijk. Het eerste Škrablorgel in Nederland staat in de Westerkerk in Veenendaal. Het is technisch perfect, maar het heeft een neobarokke klank. Geen fraai gemeentezangorgel. Het tweede instrument staat sinds vorig jaar in De Fontein in Nijkerk. Ik was bij de bouw ervan betrokken als adviseur. Het is helemaal volgens de Nederlandse principes van een samenzangorgel gebouwd. Het is enorm grondtonig. Op het gebied van de automatisering loopt Škrabl ver voor op Nederlandse orgelbouwers. Onder meer het boren van de pijpengaten gebeurt computergestuurd. Zij hebben die klus in no time geklaard. En ik kan het verschil met handgeboorde gaten niet horen… Iets anders is natuurlijk de klank. Intoneren doe je niet met de computer. Het volgende orgel dat Škrabl in Nederland gaat leveren, is voor de gereformeerde gemeente in Elspeet. Als orgeladviseur ben ik in dienst van een plaatselijke kerkelijke gemeente. Daarbij voel ik me niet uitsluitend belangenbehartiger van Nederlandse orgelbouwers. Overigens laten zij zelf ook graag onderdelen leveren door buitenlandse orgelbouwers. Ziedaar de paradox.”
8. Ik ben graag als extern adviseur betrokken bij de benoeming van organisten.
„De laatste keer was bij de vacature in de Joriskerk in Amersfoort. De andere adviseurs waren Jos van der Kooy en Ab Weegenaar. De sollicitatiecommissie had het professioneel aangepakt. Alle kandidaten speelden anoniem voor. Bij de wisseling werden wij eerst naar de consistorie gebracht om te voorkomen dat we iemand zouden zien. De nu benoemde Rien Donkersloot stak met kop en schouders boven de andere kandidaten uit. Daar waren we het als adviseurs direct over eens.”
9. Er zijn veel goede organisten in ons land, maar ze lijken erg op elkaar.
„Mee eens. Probeer artistiek iets toe te voegen aan je spel dat een ander niet heeft. Voor mij is dat onder meer het toucher, een onderschat aspect van het orgelspelen. Orgelspelen is als praten, dat moet je duidelijk doen. Een van de weinige expressiemiddelen die een organist heeft, is het bepalen van de duur van de toon. Ik besteed veel aandacht aan m’n toucher. Ik weet wat ik wil horen. Het orgel is een blaasinstrument. Belangrijk is dus de aan- en afspraak van de toon. En ik besteed veel aandacht aan een gezonde speeltechniek. Die is gebaseerd op de anatomie van het menselijk lichaam. Ik maak tijdens het spelen geen onnatuurlijke bewegingen en zorg voor een regelmatige afwisseling van spanning én ontspanning. Daardoor kan ik een technisch lastig stuk als Laudate Dominum van Jan Welmers op het zware orgel van de Oude Kerk in Amsterdam spelen.”
10. Als ik behoefte heb aan écht mooie muziek grijp ik naar Bach.
„Bach is het begin en einde van alle muziek, zei Reger al. Een van Bachs mooiste koraalbewerkingen vind ik ”O Mensch, bewein dein Sünden gross”. Het is de melodie van Psalm 68. In de Matthäus Passion staat deze in E-dur: een strálende toonsoort. Zo’n bewerking vind ik van een ongekende schoonheid.”
Levensloop
Aart Bergwerff (1960, Rotterdam) studeert orgel, koordirectie en kerkmuziek aan het Rotterdams Conservatorium. Hij oriënteert zich verder bij Harald Vogel en Marie-Claire Alain en behaalt in Parijs de Prix de Virtuosité. Aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag studeert hij improvisatie bij Bert Matter. Bergwerff, afkomstig uit een gereformeerd gezin, wint prijzen op internationale orgelconcoursen in Brugge (1985), Lausanne (1987) en Groningen (1989). In 2003 wordt hij onderscheiden met de zilveren medaille van de Société Académique Arts, Sciences et Lettres vanwege zijn verdiensten voor de Franse orgelcultuur. Bergwerff is hoofdvakdocent orgel en doceert improvisatie en orgelbouw aan het Rotterdams Conservatorium. Als adviseur is hij betrokken bij zowel restauratie als nieuwbouw van orgels. Hij is vaste organist van het Bätzorgel in de lutherse kerk in Den Haag en het Flentroporgel in de Grote Kerk in Breda.