Een slok van bijna 10.000 liter slootwater
De blushelikopters van de Koninklijke Luchtmacht zijn een succes. Meerdere keren werden ze de afgelopen weken ingezet. Gisteren was er een oefenvlucht. „Tussen die twee bootjes scheppen we ’m vol.”
Watervogels stuiven alle kanten op als de D-666 zich langzaam laat zakken boven het Nijkerkernauw, het randmeer tussen de provincies Utrecht, Gelderland en Flevoland.
De plaatsen Nijkerk en Spakenburg koesteren zich in het zonnetje. Op het water dobberen enkele bootjes. Het meer is bedekt met een groene aanslag. Nog vijf meter en de grote, oranje ”bambi-bucket” raakt het water.
„Bucket is in”, roept loadmaster Paul Arends in het microfoontje vlak voor zijn mond. Hij ligt plat op zijn buik in het midden van de grote transporthelikopter. Door een gat in de vloer is alles beneden in de diepte prima te volgen.
De bambi-bucket, een flexibele watercontainer die veel weg heeft van een grote parachute, verdwijnt onder water. Seconden later trekt de Chinook al weer op. De krachtpatser neemt een slok van bijna 10.000 liter slootwater.
En dus ook 10.000 kilo. Maar daar heeft het werkpaard van de Koninklijke Luchtmacht geen moeite mee. Tot 12.701 kilo kan er schoon aan de haak. De helikopter vliegt met het water overal heen. „Waar je het maar wilt hebben”, lacht Arends.
De vliegende brandweer is een succes. Bosbranden zijn altijd lastig te bestrijden. Een brandweercommandant op de Veluwe kwam op een idee: waarom niet blussen vanuit de lucht? In april van dit jaar was de eerste inzet van de helikopter van de Koninklijke Luchtmacht bij een forse heidebrand in ’t Harde. Onlangs rukte de luchtmacht uit voor een bosbrand bij Austerlitz.
Landelijke bekendheid kregen de heli’s toen begin juli een brand in een cacaoloods op een industrieterrein in Zaandam werd bestreden. Een Chinook en een Cougar, het kleinere broertje dat 3000 liter per keer aan kan, dropten meer dan 200 keer hun duizenden liters op het brandende goedje.
Via de tv-journaals kon heel Nederland meegenieten. „De brandweer kon alleen maar vanaf de randen blussen. Wij konden bij de brandhaard”, zegt kapitein Maarten Visser, piloot van de Chinook.
Van zonsopgang tot zonsondergang staat er op de vliegbasis Soesterberg een Chinook klaar om de vliegende brandweer uit te hangen. Zeker deze droge zomerweken. Binnen twee uur na het verzoek van de brandweer is de transporthelikopter in de lucht. Met de bambi-bucket aan een staalkabel.
In principe kan de Chinook overal water scheppen. Er zijn een paar voorwaarden: de diepte moet minimaal 2 meter zijn en de omgeving moet er zich voor lenen. „We produceren nogal wat wind”, glimlacht piloot Visser. „Water uit een zwembad halen kan, maar dan is de buurt wel al z’n dakpannen kwijt.”
Om te oefenen zijn voor de luchtmacht drie locaties beschikbaar: de Lek bij Culemborg, het riviertje de Eem ten noorden van Amersfoort en het Nijkerkernauw. De pleziervaart op die laatste plek treft het deze morgen. Vissers vergeten hun dobber. „Drop, drop, now.” Met een druk op de knop zet Arends de container open. Binnen tien seconden is het gevaarte leeg. Het Nijkerkernauw krijgt z’n eigen water weer terug.
Het vocht kan in één keer op een bepaalde plek worden gedropt. Maar een watergordijn behoort ook tot de mogelijkheden. In principe bepaalt de brandweer op de grond waar het water moet komen.
Dolgraag was het personeel van de luchtmacht onlangs naar Portugal afgereisd om daar te helpen bij de bestrijding van de bosbranden. „Je ziet ze op televisie oetelen met die kleine helikopters”, zegt Danny Rave, assistent van de Chinook op de grond. „Druppels op de gloeiende plaat. Wij hebben de spullen hier staan.”
Volgens Rave stond anderhalve week geleden alles klaar om te gaan. „Toen kwam het bericht dat Den Haag ons niet wilde laten gaan. Jammer. Zoiets was prachtige reclame geweest. Als we Patriots naar Turkije sturen, kan er toch wel een Chinook naar Portugal?”
Piloot Maarten Visser kan de Haagse beslissing wel begrijpen. „Als we een Chinook inzetten, kunnen we hem niet gebruiken voor andere taken. En branden blussen is nou eenmaal niet onze hoofdtaak.” Rave geeft niet op: „Misschien kunnen we de tuinders in het Westland helpen.”