Uitleg: De nieuwe vakbeweging
DEN HAAG – De vakbeweging wordt weer léúk, zei kwartiermaker Jetta Klijnsma dinsdag bij de presentatie van de schetsen voor De Nieuwe Vakbeweging. Een beweging waarvan je zegt: „Joho, ik hoor erbij!” Het is de vraag of haar enthousiasme het fenomeen nieuw leven kan inblazen.
- De Nieuwe Vakbeweging, hoezo ook alweer?
Binnen de grootste vakcentrale, de FNV, is al lange tijd een machtsstrijd gaande tussen de voorzitter (op dit moment Agnes Jongerius) en de voorzitters van de negentien aangesloten bonden (waarvan Bondgenoten met 480.000 leden en Abvakabo met 350.000 leden de grootste zijn). Die machtsstrijd wordt veroorzaakt door de organisatiestructuur. Het mandaat dat de FNV-voorzitter nu heeft, is onduidelijk. Hij of zij mag onderhandelen met de werkgevers en het kabinet, maar moet tussendoor en achteraf het onderhandelingsakkoord voorleggen aan de vakbondsvoorzitters. Die hebben vervolgens de macht om het akkoord af te keuren, waarna de voorzitter weer terug kan naar de onderhandelingstafel.
Deze structuur leidt tot veel intern geruzie bij de FNV en doet het imago van de vakcentrale geen goed. Vorig jaar bereikte de verdeeldheid een hoogtepunt, met het gesteggel over het pensioenakkoord en de verhoging van de AOW-leeftijd. PvdA-senator Han Noten en voormalig voorzitter van de SER Herman Wijffels moesten tussenbeide komen. De structuur moest anders, oordeelden de twee.
Op 4 december besloten de negentien voorzitters bij Noten thuis in Dalfsen de huidige vakbeweging op te heffen en een nieuwe organisatie op te richten. Jongerius en Bondgenotenvoorzitter Van der Kolk kondigden aan te vertrekken. Vijf zogeheten kwartiermakers werden aangesteld om de nieuwe beweging op poten te zetten. PvdA-Kamerlid Jetta Klijnsma voert die club als „eerste kwartiermaker” aan. Dinsdag presenteerden de vijf het eerste concept.
- Hoe vernieuwend is het plan van Klijnsma?
Deels vernieuwend. Klijnsma beschouwde het proces als het oplossen van een „vierdimensionale sudoku.” De nieuwe beweging moet namelijk aan nogal wat eisen voldoen. Behalve democratischer georganiseerd, moet ze ook een thuishaven zijn voor de moderne werknemer, die vaak wisselt van baan, die zelfstandige is of flexwerker. En ze moet zien dat ze de jongeren aan zich bindt, want het huidige ledenbestand van de vakbonden is hopeloos vergrijsd. Tegelijkertijd moet de vakcentrale als geheel nog wel een factor van betekenis kunnen zijn binnen het poldermodel.
Wat de structuur betreft is het plan van Klijnsma vernieuwend te noemen. Leden kunnen zelf bepalen op wat voor manier ze zich aansluiten, of ze zich bijvoorbeeld als beroepsgroep verenigen of als doelgroep, en ze mogen ook nog gewoon slechts los lid van de vakcentrale worden als ze dat willen. Een zelfgekozen voorzitter, een parlement en referenda klinken ook erg democratisch. Maar echt inhoudelijke vernieuwing kwam dinsdag niet ter sprake. Ondanks haar sympathieke, positieve toon –„De ramen moeten open! Hupla, arm in arm. We doen het samen. Het wordt leuk. Joho!”– kon Klijnsma bijvoorbeeld niet duidelijk maken waarom de 80 procent van de Nederlandse beroepsbevolking die géén lid is van een vakbeweging dat wel zou moeten worden.
- Gaat deze beweging snel een ommekeer brengen?
Nee, voorlopig niet. Het is allereerst de spannende vraag welke bonden er straks op 21 juni zeggen mee te zullen doen. Daarna volgt nog eens een overgangstraject van een jaar, waarbij een interim-voorzitter zal worden aangesteld. De rol van Klijnsma en haar kwartiermakers is dan uitgespeeld, dus de vraag is hoe hun plan uiteindelijk concreet zal worden ingevuld. En de grote vraag blijft natuurlijk of de vakcentrale als polderinstrument nog wel zo goed functioneert. Het Kunduzakkoord kwam bijvoorbeeld tot stand zonder dat de vakbeweging ook maar even is geraadpleegd.