Hoogendam werd in 1950 bij verstek door een Nederlandse rechtbank tot de doodstraf veroordeeld. Die straf werd later in een levenslange gevangenisstraf omgezet. Hij kreeg die straf wegens landverraad en oorlogsmisdaden.

In de brief beweert de advocaat dat Hoogendam en een andere Nederlandse SS’er in 1951 in opvangkamp Friedland werden ondervraagd door leden van de Nederlandse opsporingsdienst en van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA. Als de beweringen in de brief kloppen, waren Nederlandse beambten op de hoogte van de schuilplaats van Hoogendam terwijl justitie hem zocht.

Pas in 2001 werd hij in Duitsland opgespoord. Dat deden journalisten van De Telegraaf.

Een woordvoerder van het openbaar ministerie liet vrijdag weten dat zijn organisatie nooit van een dergelijk verhoor of verblijf van Hoogendam op de hoogte is gebracht. Ook het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) kan het verhoor van Hoogendam niet bevestigen. „We weten niet of het is gebeurd of niet”, zegt een zegsman van het NIOD. Ook kan het instituut alleen maar speculeren over welke organisatie Hoogendam heeft bedoeld met de Nederlandse opsporingsdienst. Want een dienst met die naam bestond niet in 1951.

Hoogendam laat in de brief verder weten nooit iemand te hebben doodgeschoten. Wel zou hij zijn daden betreuren en er afstand van nemen. Hoogendam is vorige week vrijdag in Duitsland overleden.