Sankt Gallen viert 1400-jarig bestaan
De Zwitserse stad Sankt Gallen dankt zijn naam aan de eigenzinnige monnik Gallus: zijn kluizenaarscel groeide uit tot een imposant kloostercomplex dat op de werelderfgoedlijst van Unesco staat.
Er wordt op gedempte toon gesproken. Alleen het gekraak van de houten vloer is hoorbaar. Bezoekers van de Stiftsbibliothek steken hun schoenen in grijze sloffen, om het ‘heiligdom’ te mogen betreden. De boeken staan achter een soort gaas. Opvallend object in deze wereld van versierde letters en oude handschriften: een zwartbruine mummie van een meisje, dochter van een Egyptische priester. De dode lichaampje uit de zesde eeuw voor Christus werd in 1820 door de Stiftsbibliothek verworven.
De barokke bibliotheek vormt samen met de kathedraal het culturele hart van Sankt Gallen. Dit jaar pakt de stad groot uit met een jubileum: 1400 jaar geleden, in 612, betrok de monnik Gallus er zijn kluizenaarscel. Een sobere houten hut naast de kathedraal maakt duidelijk hoe deze er ongeveer uitgezien heeft. Groot contrast met de pracht en praal van de achttiende-eeuwse kerk. In de anders stille ruimte klinkt het geruis van een waterval. Op het orgel wordt het gekwetter van vogels geïmiteerd.
Wie was Gallus precies? Veel is er niet over hem bekend. Zijn leven speelt zich letterlijk in een grijs verleden af. Zelfs zijn afkomst staat niet onomstotelijk vast. Hij zou in Ierland zijn geboren, wat verklaart dat hij zich bevond in het gevolg van de Ierse abt Columbanus die in Europa kloosters stichtte. Andere onderzoekers houden het erop dat Gallus uit de Elzas afkomstig was, en in elk geval één Ierse ouder had. Hoe het ook zij: de band met Ierland is sterk. Ierse media berichten dit jaar uitvoerig over het jubileum. Een groep Ierse priesters en journalisten is naar de Zwitserse stad gekomen om de voetstappen van de monnik te drukken. „Gallus is een heilig en een voorbeeldig man”, zegt Hugh Kavanagh, priester in Dublin. „Hij is niet alleen van belang voor rooms-katholieken, maar ook voor anglicanen en protestanten. We hebben elkaar nodig, en staan voor dezelfde vraag: Hoe brengen we Christus in een geseculariseerde wereld?”
Napoleon
Over de middeleeuwse monnik worden allerlei verhalen verteld, het ene nog interessanter dan het andere. Het bekendst is de stichtingslegende van Sankt Gallen: Gallus struikelt in het woud en valt in een doornstruik. Een beer brengt hem hout, waarmee hij een vuurtje kan maken. Als beloning geeft Gallus de beer een stuk brood. Het staat voor hem vast: dit is de plaats waar God hem wil hebben. Ongeveer honderd jaar later verrijst er een klooster. Sankt Gallen wordt in de middeleeuwen een belangrijk centrum van onderwijs en kunst.
De boekenrij is daarvan een sprekend getuigenis. Apotheek voor de ziel, staat er in het Grieks bij de ingang geschreven. De ‘apotheek’ omvat zo’n 170.000 gedrukte boeken. Van de ongeveer 2000 handschriften zijn er 400 vóór het jaar 1000 geschreven. „Het is een heel brede collectie”, zegt bibliotheekmedewerker Karl-Heinz Garn, „over klokkengieterij, orgelbouw, apotheek, biologie, kerkmuziek en theologie. We hebben alle werken van Napoleon en van Frederik de Grote, we hebben de memoires van Chateaubriand, een Lutherbijbel, noem maar op. Er is een exemplaar van de Koran, in 1680 gedrukt in Noord-Afrika. Deze werd buitgemaakt door een Zwitserse officier in de oorlog tegen de Turken.”
Het indrukwekkendst zijn de eeuwenoude handschriften waaraan monniken hun dagen en jaren versleten. De prachtig versierde initialen verwijzen naar legenden en Bijbelse taferelen. Zo bezit de Stiftsbibliothek zes banden met legenden over Gallus, gemaakt rond het jaar 1000. De beginletter C toont een man die een visnet repareert – verwijzing naar de vis die door de bewoners van de Steinachvallei wordt gegeten. Tegelijk is de letter een knipoog naar het Bijbelse gegeven dat de monnik een visser van mensen is.
Trots is de Stiftsbibliothek op het ”Antiphonarium van Bangor”, een vroeg Iers manuscript dat tijdelijk in bruikleen is gegeven door de Ambrosiaanse Bibliotheek van Milaan. Het is een van de oudst bewaarde liturgische geschriften, vervaardigd in de abdij van Bangor in Noord-Ierland aan het eind van de zevende eeuw. Een lid van de cantorij van de kathedraal laat horen hoe zo’n oud lied klonk. Het notenschrift uit die tijd is alleen door deskundigen te lezen.
Eerbied
Schrijven in de middeleeuwen is zwaar werk, blijkt uit een notitie die een achtste-eeuwse monnik heeft nagelaten. „O gelukkige lezer”, schrijft hij, „was eerst je handen voordat je een boek vastpakt. Sla de bladzijden langzaam om, houd je vingers niet te dicht bij de letters. Wie niet weet wat schrijven is, gelooft niet wat voor een geweldige klus dit is. O, hoe zwaar is het schrijven! Het vertroebelt je ogen, het perst je nieren en het pijnigt alle leden van je lichaam. Drie vingers schrijven, maar het hele lichaam lijdt!”
Priester Kavanagh, bezoeker van de bibliotheek, is onder de indruk van deze enorme toewijding bij het overschrijven van Bijbel en kerkvaders. „Wat een zorgvuldigheid en vlijt! Zo’n eerbied heb ik niet voor de Bijbel, hoor. We kunnen er veel van leren.” De man praat over zijn kerk, over de problemen die er zijn, en over de zo nodige reformatie. „We moeten, net als alle andere christenen, steeds opnieuw leren kerk te zijn. Vanouds heeft de Rooms-Katholieke Kerk haar heiligen en rituelen gehad, en die zijn nog steeds belangrijk. Maar de basis is het Woord van God, en hoe dat wordt geleefd in de wereld. Als priesters proberen we veel meer dan vroeger de Bijbel in het leven van de mensen te brengen. We nemen één tekst en behandelen die een of twee weken lang, in kleine groepen. Bijbelstudiegroepen, die kent de gereformeerde traditie ook al lang, hè?”
De wonderbaarlijke bibliotheekzaal werd in de jaren 1758/1767 in laatbarokke stijl gebouwd, gelijktijdig met de kathedraal. Vier plafondschilderingen stellen de eerste vier christelijke concilies voor: Nicea (325), Constantinopel (381), Efeze (431) en Chalcedon (451). De Bijbelteksten zijn in het Latijn: „Ecce ego vobiscum sum – zie, Ik ben met u”, Mattheüs 28:20.
Reformatie en piëtisme in Sankt Gallen
De Sint-Laurentiuskerk van Sankt Gallen doet de Reformatiegeschiedenis uit de doeken. Op 5 april 1524 kregen de predikanten van de Sint-Laurentiuskerk van het stadsbestuur de opdracht om het Evangelie „helder, duidelijk en overeenkomstig de juiste christelijke exegese te verkondigen – zonder vermenging van menselijke toevoegsels die geen grond vinden in de Bijbel.” Burgemeester en arts Joachim von Watt (Vadianus) speelde een belangrijke rol in de bevordering van de Reformatie in de stad. Hij las boeken van Luther en Zwingli en gold als autoriteit op theologisch gebied. Hij stond in nauw contact met Zwingli. Op een steenworp afstand van de Sint-Laurentiuskerk ligt het voormalige huis van de reformator Johannes Kessler, vriend van Von Watt. Vanaf 1524 legde Kessler op Bijbelkringen de Schrift uit in de geest van Luther. De toeloop was groot. Als leraar vormde Kessler een groot aantal leerlingen die vooraanstaande ambten in de stad zouden bekleden.
In de tijd van Napoleon, rond 1800, had de piëtistische vrouw Anna Schlatter-Bernet veel invloed op het geestelijke leven. De moeder van dertien kinderen was theologisch autodidact. Ze correspondeerde met theologen en filosofen in Europa en werd als autoriteit geraadpleegd. Tegenover de officiële kerkleer stelde Schlatter dat de genade van God voor alle mensen geldt. Toen de Fransen verwoestingen aanrichtten in Zwitserland, wist Schlatter dat God de kant van de lijdenden kiest: „Ach, Dein Erbarmen kennet keine Schranken, es übersteiget menschliche Gedanken.” (Ach, Uw genade kent geen beperkingen, hij overstijgt menselijke gedachten.)
Websites
www.cesg.unifr.ch voor een virtuele bibliotheek met de handschriften