Commentaar: Gekozen burgemeester onwenselijk
De D66-fractie in de Tweede Kamer wil opnieuw werk maken van de gekozen burgemeester en de gekozen commissaris van de Koningin. D66-Kamerlid Schouw diende donderdag twee initiatiefwetsvoorstellen in.
D66 is de partij van staatsrechtelijke vernieuwingen. Jarenlang streed zij voor de gekozen burgemeester, maar in 2005 sneuvelde een wetsvoorstel in de Eerste Kamer. De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, de D66’er De Graaf, trad af en de nieuwe D66-voorman Pechtold zette de ‘kroonjuwelen’, zoals de voorstellen voor staatsrechtelijke vernieuwing binnen D66 heten, in de ijskast.
Op dit moment benoemt de kroon burgemeesters en commissarissen; zo staat het in de Grondwet. De minister van Binnenlandse Zaken doet namens het kabinet een voordracht die door de koningin wordt bekrachtigd.
In de praktijk is deze bepaling danig uitgehold. Anno 2012 is de minister van Binnenlandse Zaken niet meer dan een stempelmachine. Hij neemt in principe de voordracht over die door de gemeenteraden en Provinciale Staten is gedaan.
Op zich heeft D66 gelijk dat de benoeming door de kroon op dit moment feitelijk een wassen neus is. De oplossing die de democraten kiezen is echter de verkeerde. Daarvoor zijn zeker vier argumenten.
Het eerste is dat de gekozen burgemeester en commissaris niet passen binnen het getrapte bestuurlijke systeem dat Nederland kent. Als D66 zijn zin krijgt, leidt een rechtstreeks gekozen bestuurder straks tot een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging. Op dit moment heeft een gekozen orgaan altijd een benoemd of indirect gekozen orgaan tegenover zich: een premier of minister tegenover de gekozen Kamer, een commissaris tegenover de Staten en een burgemeester tegenover de gemeenteraad. Dit systeem van macht en tegenmacht is in de loop van de eeuwen uitgebalanceerd en geeft de bestuurder de grond onder de voeten om boven de partijen te staan.
Het tweede argument is dat een gekozen burgemeester of commissaris een partijganger is, die vooral naar zijn eigen herverkiezing kijkt. De gemeenschap raakt haar pater familias kwijt.
Het derde is dat de burgemeester of commissaris veel meer invloed krijgt op de samenstelling van het college en het collegeprogramma dan nu. De macht komt te veel bij één persoon.
Tot slot is in de praktijk gebleken dat de bevolking weinig interesse heeft in de verkiezingen voor de burgemeester. In verschillende steden is er geëxperimenteerd met een referendum tussen twee kandidaten. De opkomst was laag en de meeste hebben het afgeschaft.
Beter is het om het bestaande systeem te handhaven, waarbij de minister van Binnenlandse Zaken in principe de voordracht van de gemeenteraden volgt. In de meeste gevallen werkt dat tot tevredenheid van alle partijen. Zeker nu er in de gemeenteraden en Provinciale Staten sinds 2002 sprake is van dualisme tussen volksvertegenwoordigers en bestuurders, is een stabiele factor die niet direct afhankelijk is van kiezersgunst, niet onbelangrijk.