„Ik denk dat het aantal vrouwen dat niet verkracht is, erg klein is”
Met een foto van haar dochtertje tegen haar borst geklemd gooit Rebecca het hoofd achterover en schreeuwt ze het uit. Strijders stormden haar huis binnen en verkrachtten het tienjarig meisje voor de ogen van haar moeder, het kind dood achterlatend.
Telkens als in Liberia strijd uitbreekt worden vrouwen verkracht, maar hulpverleners zeggen dat het ditmaal gebeurt op een schaal die niet te bevatten is. Met wilde blik in de ogen trekken strijders van beide partijen langs de huizen om te plunderen, te doden en elke vrouw -of elk meisje- die zij tegenkomen te verkrachten. „Het zijn geen menselijke wezens”, zegt Rebecca, die een toevlucht heeft gevonden op het erf van een vriendin.
Op 20 juli, de dag dat haar dochter 10 werd, wekte Rebecca het slapende meisje met ”lang zal ze leven”. Het was zondag en eerst werd er samen met Rebecca’s zoon en de 14-jarige dochter van een vriendin gebeden. Plotseling waren er regeringssoldaten aan de deur die eisten te worden binnengelaten. Toen Rebecca weigerde open te doen, trapten zij de deur in en begonnen zij het huis leeg te halen.
Een van de mannen, nauwelijks twintig, sloeg Rebecca met een hamer op het hoofd en rukte haar de kleren van het lijf. Toen hij merkte dat zij ongesteld was, trapte hij haar. Haar dochtertje had zich al die tijd aan haar vastgeklemd, ”mamma, mamma” gillend, zei Rebecca, terwijl zij de plek op haar bloes vastgrijpt alsof zij het kind nog voelt trekken. Een andere strijder, bijgenaamd Zwarte Hond, rukte het kind los van de moeder en gooide het op de grond en verkrachtte haar dood.
Terwijl Rebecca’s dochter op de vloer lag, pakte een andere man het 14-jarige meisje, maar zij vocht en trapte. Gefrustreerd dreef de man zijn zin door.
De soldaten namen alles uit het huis mee, ook het fotoalbum. Rebecca heeft nog maar één foto van haar dochter van toen zij elf maanden was - een ernstig kindje met gekleurde strikken in het haar, dat zich onvast staande houdt aan een meubelstuk. Rebecca zijgt op haar knieën. „Maak me dood, ik wil sterven”, snikt ze.
Hoeveel verkrachtingen er plaatsvinden, is niet te achterhalen. De meeste slachtoffers zijn door de gevechten onbereikbaar of ze schamen zich te veel om hulp te zoeken. Maar de paar hulpverleners die zijn achtergebleven nadat de internationale humanitaire organisaties hun buitenlandse staf hebben teruggetrokken, zeggen dat ze nog nooit zo veel gevallen zijn tegengekomen.
Verkrachtingen en oorlog zijn altijd hand in hand gegaan in Liberia, waar strijd wordt gevoerd sinds krijgsheer Charles Taylor -tot afgelopen maandag president- in 1989 de macht greep. „Elke keer als er een campagne wordt gevoerd is het hetzelfde liedje”, zegt Miatta Roberts van de Gemeenschap van Bezorgde Christenen, de enige in Liberia overgebleven groep die zich het lot van verkrachtingsslachtoffers aantrekt. „Geen vrouw is veilig als er oorlog aan de gang is.”
Bij eerdere oorlogen waren vooral vrouwen op de vlucht de dupe, maar nu worden de vrouwen verkracht in hun eigen huis, zeggen de hulpverleners. Meestal gebeurt het tijdens plundertochten van dronken, gedrogeerde en ontevreden soldaten. Velen voelen zich in de steek gelaten nu Taylor onder internationale druk heeft beloofd de macht op te geven en zijn begonnen met ”Operatie Betaal Jezelf”, zoals ze het noemen.
Omdat er geen functionerende justitie is om de daders aan te pakken, ziet Roberts nog geen eind komen aan de excessen. Van de 1500 vrouwen die deelnemen aan een traumaprogramma dat de Gemeenschap van Bezorgde Christenen heeft opgezet in een als vluchtelingenkamp ingericht atletiekstadion, zijn er 626 verkracht. In betere tijden voorzag Roberts’ groep de vrouwen van voedsel, kleding, medische verzorging en opleiding. Nu kan de organisatie niet veel meer doen dat een veilige haven bieden en de vrouwen bezighouden. In de van bamboe en zeildoek gemaakte omheining worden spelletjes gespeeld en liederen van thuis gezongen.
Als zij zich in een kring van klappende en zingende vrouwen voegt, verschijnt zelfs bij de 20-jarige Alice een lach op het gezicht. Zij werd drie jaar geleden voor de ogen van haar hele familie verkracht door een groep Taylor-strijders toen zij en de anderen voor oprukkende rebellen door het bos vluchtten. Vorige maand kregen manschappen van Taylor haar opnieuw te pakken aan de rand van Monrovia. Ze werd uit een groep vluchtelingen gehaald die zich schuilhield in een verlaten huis en opnieuw verkracht. Dromen van een man en kinderen heeft ze niet meer. „Ik voel schaamte tegenover mannen”, zegt ze. „Niemand benadert me meer.”
In gebieden waar de rebellen het voor het zeggen hebben, is geweld tegen vrouwen net zo wijdverbreid, zeggen hulpverleners. Op de vlucht voor de jongste opmars van de rebellen viel de familie van Kula hun in handen. Kula’s man, moeder, tante en broer werden meteen gedood. Toen zij eindelijk een vluchtelingenkamp aan de rand van Monrovia bereikte, dacht ze veilig te zijn. Maar de rebellen keerden al snel terug en gingen de hutten langs op zoek naar vrouwen. „Ze deelden ons onder elkaar”, zegt Kula, die 47 is, maar er veel ouder uitziet. „Iedereen huilde.”
Vier dagen later gebeurde het nog een keer. Rebellen met kousen over het hoofd getrokken, stormden het huis binnen waar zij onderdak had gevonden en vergrepen zich aan alle vrouwen. Kula werd dit keer verkracht door twee strijders. Een was zo jong dat hij ternauwernood zijn mitrailleur kon vasthouden. Ze schat hem op 10.
„Ik denk dat het aantal vrouwen die kunnen zeggen dat zij niet verkracht zijn, erg klein is”, zegt zij. „Mijn hart doet er pijn van.”