Tienduizend ”niet-levenswaardige” kinderen tijdens nazi-Duitsland
Een tentoonstelling in Berlijn (en later in Leipzig en Hamburg) laat iets zien van het verschrikkelijke van de euthanasie die in nazi-Duitsland gepleegd werd op kinderen. Euthanasie ten behoeve van „de existentiële strijd van het Duitse volk.”
De zevenjarige Günther E. belandt in 1936 met zijn drie zussen vanwege verwaarlozing in een inrichting voor ”geestelijke en lichamelijke ontwikkeling” in Potsdam. Vandaar gaat het naar Görden, waar de jeugdpsychiater Hans Heinze in mei 1940 Günther kwalificeert als „niet in staat om wat te leren.” Günther komt uit „een erfelijk belaste familie” en wordt op 21 mei van dat jaar‚ op last van de rijksdefensiecommissaris, naar een andere inrichting overgeplaatst. Een eufemisme: Günther wordt die dag omgebracht in de gaskamer van het tuchthuis.
Günther is een van de naar schatting ruim 10.000 verstandelijk gehandicapte en zieke kinderen die ten tijde van het nationaalsocialisme als ”niet-levenswaardig” werden bestempeld en slachtoffer werden van het geheime euthanasieprogramma van de nazi’s.
Medewerking
Dat de nazi’s euthanasie op gehandicapten pleegden en in de concentratiekampen experimenteerden met Joden is genoegzaam bekend. Denk aan Josef Mengele, de kamparts van Auschwitz. Maar met een nieuw historisch onderzoek laat de Duitse maatschappij voor kinder- en jeugdgeneeskunde DGKJ minutieus de omvang zien van de medeplichtigheid van haar vakgenoten wanneer het gaat om de euthanasie en experimenteren met kinderen.
Zonder de welwillende medewerking van leidende wetenschappers en gerespecteerde kinderartsen die de kinderen aan de hand van vastgelegde criteria selecteerden, had het euthanasieprogramma nooit kunnen worden uitgevoerd.
De geneeskundehistoricus Thomas Beddies kreeg van de DGKJ de opdracht dit donkere hoofdstuk te onderzoeken. Beddies: „De euthanasie was niet alleen geheim, maar ook illegaal. Hitler persoonlijk sprak de betrokken artsen en wetenschappers vrij van strafvervolging. De nazi’s wilden geen onrust onder de bevolking veroorzaken en ook het buitenland niet extra laten opschrikken. Geheimhouden konden ze het uiteindelijk niet, maar de weerstand ertegen, die vooral uit christelijke hoek kwam, haalde niet veel meer uit.”
Rassenleer
In de inrichting van Görden, waar ook de jonge Günther terechtkwam, werden kinderen bijvoorbeeld ten behoeve van hersenexperimenten geselecteerd en omgebracht. Geen haan die ernaar kraaide. Sommige hersenen zijn na de oorlog voor verder onderzoek gebruikt.
Het thema ”rassenhygiëne” kwam weliswaar met de machtsovername van de nazi’s niet uit de lucht vallen, maar was eerder onderwerp van wetenschappelijke discussie. Met de komst van de nazi’s werd de rassenleer echter tot programma verheven.
Eind jaren dertig wordt de „reiniging” van het eigen ras een „essentieel oorlogsbelang” in de „existentiële strijd van het Duitse volk”, zoals de nazipropaganda luidde. „Ideologietrouwe artsen kregen de vrije hand, een kritische controle vond niet meer plaats”, zegt Beddies.
Beddies, een doorgewinterde wetenschapper, kon toch nog woedend worden bij het doorpluizen van de archieven: „De meest hulpeloze kinderen werden aan mensen toevertrouwd die hen zouden moeten helpen en steunen. Maar het doden werd als hulpverlening opgevat. Het ging niet om individuele gevallen, maar om massamoord.”
Zoals in veel instituties konden ook in de kindergeneeskunde artsen na de oorlog verder werken. Enkele kopstukken werden zwaar bestraft, maar genoemde Heinze bijvoorbeeld zette zijn carrière, nadat hij uit Russische gevangenschap was vrijgekomen, midden jaren vijftig weer voort bij een jeugdpsychiatrische kliniek in Hannover.
Het mag rijkelijk laat lijken dat een organisatie als de DGKJ haar eigen rol in de nazitijd laat onderzoeken, toch past het in de actuele ontwikkeling. Beddies: „Lange tijd hielden betrokkenen hun leermeesters de hand boven het hoofd. Die tijd is eindelijk voorbij.”
Te laat is het niet. „Het belangrijkste is misschien wel dat de slachtoffertjes nu in veel gevallen een naam en een gezicht hebben gekregen. Zodat ze niet vergeten worden.”
De tentoonstelling ”Im Gedenken der Kinder, Die Kinderärtze und die Verbrechen an Kindern in der NS-Zeit” is tot 20 mei te zien in het gebouw van de Stichting Topografie van de Terreur in Berlijn, Niederkirchnerstrasse 8; daarna zal de tentoonstelling in Leipzig en Hamburg te zien zijn. De gelijknamige catalogus (ISBN 978-3-00-036957-5; 118 blz.) kost 12,00 euro.