Economie

Verhuurconstructie kunst blijkt toch gift

Een kunstobject kan worden aangeschaft met de gedachte om bijvoorbeeld een huis of een kantoorpand wat te verfraaien. Voor sommige (vermogende) kunstliefhebbers kan echter het vinden van een goede (eind)bestemming van hun kunstverzameling mede een punt van overweging zijn.

Bram Cornelissen
22 March 2012 09:08Gewijzigd op 14 November 2020 20:03

Zo ook de kunstliefhebber in een fiscale procedure waarin de rechtbank in Den Haag begin dit jaar uitspraak deed. Een „gekunstelde” constructie leverde de belastingplichtige een giftenaftrek op in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Een belastingplichtige, tevens kunstliefhebber, had in 2003 en 2004 enkele koop- en verhuurovereenkomsten afgesloten met een museum voor de levering en verhuur van diverse kunstwerken. De overeenkomsten die de belastingplichtige had gesloten, leidden voor het museum tot betalingsverplichtingen aan de kunstliefhebber. De betalingsverplichtingen bleef het museum echter aan de kunstliefhebber schuldig.

Tegelijkertijd had de kunstliefhebber bij notariële akte twee schenkingsovereenkomsten gesloten voor de duur van vijf jaren of eindigend bij eerder overlijden. Hij en het museum waren gerechtigd tot het verrekenen van hetgeen zij van elkaar over en weer te vorderen hadden. De jaarlijkse schenkingen aan het museum en de jaarlijkse aflossing op de leningen door het museum vielen zo exact tegen elkaar weg.

Aftrekbaarheid

Het museum gold als een algemeen nut beogende instelling (ANBI). Voor de ANBI-status dient een instelling (die in de charitatieve of de culturele sector werkzaam is) een verzoek te hebben gedaan bij de Belastingdienst. Er moet dan aan een aantal voorwaarden worden voldaan; zo mag er bijvoorbeeld geen sprake zijn van een winstoogmerk en moet het algemeen belang gediend worden.

Giften aan een ANBI zijn vrijgesteld van schenkbelasting en kunnen onder bepaalde voorwaarden in aftrek worden gebracht in de aangifte inkomstenbelasting van de schenker. In beginsel is het zelfs mogelijk om periodieke giften (die notarieel zijn vastgelegd) aan ANBI-instellingen volledig in aftrek te brengen in de aangifte inkomstenbelasting.

En zo geschiedde. De kunstliefhebber nam in zijn aangifte inkomstenbelasting een bedrag aan giftenaftrek in aanmerking dat (nagenoeg) gelijk was aan de jaartermijnen uit de twee schenkingsovereenkomsten. Een mooie doch gekunstelde constructie. Zo vond althans de Belastingdienst.

De inspecteur was het niet met het standpunt van de belastingplichtige eens. Hij stelde dat er sprake was van een samenstel van rechtshandelingen bestaande uit de verhuur van kunstwerken op een manier die gekwalificeerd moest worden als bruikleen. Daarnaast stelde de inspecteur dat de verhuur niet leidde tot een daadwerkelijke vermogensverschuiving ten laste van het vermogen van de kunstliefhebber ten gunste van het vermogen van het museum. Er kwamen volgens hem geen daadwerkelijke geldstromen op gang en de kunstliefhebber had de beschikkingsmacht over de geschonken bedragen niet daadwerkelijk verloren.

De zaak werd voorgelegd aan de rechtbank in Den Haag. Deze stelde dat er onder omstandigheden plaats kan zijn voor een zelfstandige fiscaalrechtelijke herkwalificatie van de overeenkomsten. Die herkwalificatie kan ertoe leiden dat er andere fiscale gevolgen zijn dan de partijen op grond van de gekozen civielrechtelijke vorm zouden mogen verwachten. Dit kan tot onaanvaardbare gevolgen leiden.

De rechtbank was echter van oordeel dat de fiscale gevolgen van de huur- en schenkingsovereenkomsten zoals gesloten tussen de kunstliefhebber en het museum in samenhang bezien niet onaanvaardbaar waren zoals hiervoor bedoeld. De overeenkomsten en de schenkingsakten leidden economisch bezien tot hetzelfde resultaat als de kwijtschelding van verschuldigde huurtermijnen.

Vermogensverschuiving

Deze kwijtschelding leidde –zo bepaalde de rechtbank– niet tot de fiscale kwalificatie ”bruikleen”. Door verrekening van de door de kunstliefhebber verschuldigde jaarlijkse schenkingen met de hem toekomende jaarlijkse aflossingen van de geldleningen verarmt de kunstliefhebber, terwijl het museum door het niet hoeven doen van de overeengekomen aflossingen op de geldleningen verrijkt. Er is dus wel degelijk sprake van de vermogensverschuiving die noodzakelijk is om van een aftrekbare gift te kunnen spreken.

De rechtbank verklaarde het beroep van de kunstliefhebber dan ook gegrond en verleende hem de giftenaftrek voor het door de inspecteur geweigerde bedrag. Daarbij nam de rechtbank ook in aanmerking dat doel en strekking van de Wet inkomstenbelasting zich niet verzetten tegen de aftrek van een gift die wordt gedaan door het wegschenken van toekomstige inkomsten.

De constructie wordt door de rechtbank dus toegestaan. Voor (vermogende) kunstliefhebbers kan een dergelijk samenstel van overeenkomsten dus fiscaal aantrekkelijk zijn. In een tijd waarin musea het financieel niet altijd even makkelijk hebben, kan particulier initiatief daarnaast bijdragen aan voor iedereen toegankelijke (en betaalbare) kunstcollecties.

De auteur is werkzaam in de belastingadviespraktijk van PwC.

Meer over
Fiscaliteiten

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer