Rubriek dr. Selderhuis: Wij hebben een wet
Het zijn bekende woorden die in deze weken voor Goede Vrijdag gehoord, gelezen en bepreekt worden. „Wij hebben een wet en volgens die wet moet Hij sterven” (Joh. 19:7).
Met de wet in de hand wordt een Onschuldige ter dood gebracht. Dat element spreekt ook veel niet-christenen in de lijdenstijd aan. Jezus als slachtoffer van gelegitimeerd onrecht en daarmee teken van protest tegen elke vorm van onrecht. Het is een dimensie waar de kerk in de loop van de tijd op verschillende manieren mee is omgegaan.
Luther verbrandde in 1520 weliswaar de bestaande canonieke kerkorde als teken dat hij definitief met Rome brak, maar het besef dat er in de kerk regels van recht en orde moeten zijn, verdween niet. Weldra werden overal kerkordes en kerkordelijke bepalingen opgesteld. Hoeveel er dat zijn, wordt duidelijk uit de editie die Emidio Campi (emeritus hoogleraar voor kerk- en dogmengeschiedenis in Zürich) en Philipp Wälchli (medewerker van het Instituut voor Zwitserse Reformatiegeschiedenis aan de universiteit van Zürich) bezorgd hebben. Op bijna 1400 pagina’s worden 400 kerkelijke wetten weergegeven; en dan gaat het alleen nog maar over bepalingen uit Zürich in de periode 1520-1675.
Kenmerkend voor deze stad –en voor de Zwitserse reformatie– is de nauwe verbinding tussen kerk en overheid. Vandaar ook dat deze kerkordes allerlei sociaal-politieke bepalingen bevatten over onder meer armoede, huwelijk, roken en drinken en zondagsheiliging. Opvallend is dat deze bepalingen ook gericht zijn tegen onrecht dat armen, wezen, vrouwen en gezinnen wordt aangedaan. Veel van deze bepalingen zouden vandaag zo weer ingevoerd kunnen worden.
Deze kerkordes getuigen ook van de strijd om de zelfstandigheid die de kerk na de Reformatie heeft moeten voeren. Peter Oestmann, verbonden aan het Instituut voor Rechtsgeschiedenis in Münster, schreef een omvangrijk boek over deze strijd tussen kerkelijke en wereldlijke beslissingsbevoegdheid en laat een genuanceerd beeld zien. Vele overheden, zoals vorsten en stadbesturen, zagen hun kans schoon en grepen de Reformatie aan om zich eindelijk te ontdoen van de heerschappij van de kerk. Zij hadden dan ook helemaal geen zin in een nieuwe, reformatorische kerk die zelfstandig zou optreden en een concurrerende factor in het politieke bestel zou worden.
Oestmann put uit vele bronnen en tekent een kerk die opkomt voor haar eigen recht, maar ook voor het recht in de samenleving, wat het boek zeer actueel maakt.
Michael Stolleis, bekend rechtsgeleerde en verbonden aan de universiteit van Frankfurt, heeft zijn grote project om in vier delen de Duitse rechtsgeschiedenis te beschrijven bijna afgerond. Eerst behandelt hij de vraag hoe het publieke recht zich losmaakt van ondergeschiktheid aan het canonieke, kerkelijke recht. Vervolgens komt er, als gevolg van de door de Reformatie op gang gebrachte herbezinning, een fase waarin het recht nog uitgaat van (of in ieder geval rekening houdt met) Bijbelse normen.
In de latere delen van Stolleis’ magnum opus wordt duidelijk tot welke desastreuze gevolgen het kan leiden als het recht de Bijbelse norm verliest en de mens zelf die norm wordt. Of wanneer het recht alleen nog wordt bepaald door wat de meerderheid vindt zonder dat de vraag gesteld wordt of dit niet tot groot onrecht jegens een minderheid leidt.
Een beslissende fase in deze ontwikkeling is die van de verlichting. Tot de vroege vertegenwoordigers daarvan kan een kring van geleerden in Leiden worden gerekend waarover Mark Somos, verbonden aan de universiteit Sussex, zijn dissertatie schreef. Deze groep, waartoe geleerden als Scaliger, Heinsius en Grotius behoorden, streefde een secularisatie van de wetenschap na door elke theologische argumentatie buiten de deur te houden. Hugo de Groot deed dat voor de rechtswetenschap; hij vond dat de Bijbel niet mag meespreken in zaken van recht en politiek. Somos laat enerzijds zien hoe lastig dit voor hem en de anderen was, omdat zij wel in God zeiden te geloven. Zijn conclusie is dat De Groots ondermijnen van de Bijbelse positie in de rechtswetenschap niet geheel effectief was. Anderzijds schetst Somos hoe deze secularisatie geleid heeft tot de huidige situatie waarin de politiek blind geworden is voor de religieuze aspecten van het recht.
Het werk van de Duitse denker Johann Gottlieb Fichte (1762-1814) wordt slechts in beperkte kring gelezen, maar zijn gedachten over het recht worden dagelijks en wereldwijd veel gebruikt. Onlangs verscheen deel 17 van de werken van Fichte en daarmee werd de nieuwste editie van zijn oeuvre afgesloten. In dit deel gaat het over zijn visie op de wetenschap en op de mens, onder andere in relatie tot het recht. Fichte gaat uit van de vrijheid van het ik, maar dat ik leeft in een gemeenschap met andere ikken. Recht is dan dat ik vrijwillig een stukje van mijn vrijheid opgeef ter wille van de ander, dat die ander dat ook doet in mijn richting en dat de staat bewaakt dat ik en de anderen zich daaraan houden.
Die staat moet er wel voor zorgen dat ik zo veel mogelijk mijn vrijheid behoud. Wat dat aangaat, reikt Fichte materiaal aan om na te denken over actuele vragen. Vanuit de geschiedenis geeft hij voorbeelden van situaties waarin de overheid de vrijheid van het individu te weinig heeft beschermd.
Voor zijn eigen land kan hij wijzen op de zogeheten Duitse Boerenoorlog (1524/1525), waarin boeren en arbeiders in het spoor van Luthers boodschap om vrij te zijn voor God, maatschappelijke vrijheid eisten.
De situatie van deze bevolkingsgroepen, de geschiedenis van de Bauernkrieg en de wijze waarop deze opstand in de kunst is afgebeeld, waren onderwerp van een tentoonstelling waarvan bij Imhof Verlag de catalogus is verschenen. Men kende in de vroege zestiende eeuw wetten en de overheden spraken recht op grond van deze wetten, maar het waren wetten die hun tijd gehad hadden en die maatschappelijk onrecht in stand hielden. Veelzeggend zijn de afbeeldingen van Jezus Die in boerenkleding aan het kruis hangt, en een schilderij dat laat zien hoe vorsten een groot kleed ophangen zodat niemand kan zien hoe Christus gegeseld en gedood wordt.
Het kruis kan echter niet verstopt worden. Niet als boodschap van verzoening, maar ook niet als boodschap tegen onrecht.
Boekgegevens
”Zürcher Kirchenordnungen 1520-1675”, Emidio Campi en Philipp Wälchli (red.); uitg. TVZ, Zürich; ISBN 978 3 290 17598 6; 2 delen, 1390 blz.; € 250,-; ”Geistliche und weltliche Gerichte im Alten Reich”, Peter Oestmann; uitg. Böhlau, Keulen; ISBN 978 3 412 20865 3; 860 blz.; € 69,90; ”Geschichte des öffentlichen Rechts in Deutschland”, Michael Stolleis; uitg. C.H. Beck, München; ISBN 978 3 406 63388 1; deel 1, 432 blz.; deel 2, 486 blz.; deel 3, 720 blz.; € 68,- per deel; ”Secularisation and the Leiden Circle”, Mark Somos; uitg. Brill, Leiden; ISBN 978 90 04 20955 8; 544 blz.; € 149,-; ”Nachgelassene Schriften”, Band 17 (Werke II), J. G. Fichte; uitg. Frommann-Holzboog, Stuttgart; ISBN 978 3 7728 2533 0; 629 blz.; € 296,-; ”Sichtungen und Einblicke: Bauernkrieg im geteilten Deutschland”, Rolf Luhn e.a.; uitg. Michael Imhof Verlag, Petersberg; ISBN 978 3 86568 739 5; 188 blz.; € 29,90.