Libanon sterft, maar staat steeds weer op
Er is één land in het Midden-Oosten waar tot voor kort een christelijke meerderheid was: Libanon. Het land van de cederbomen is echter geen paradijs. De vele verschillende geloofsgemeenschappen moeten balanceren om met elkaar een leefbaar evenwicht te vinden. Soms lukt dat, maar regelmatig ook trok onderling geweld het land mee in een neerwaartse spiraal.
Hoewel de sneeuw nog hoog opgewaaid ligt tegen de deuren van het retraitecentrum in het Libanongebergte, maakt een salamander vast een eerste verkenningstocht in de prille voorjaarszon. Het beestje koestert zich in de behaaglijke warmte die op beschutte plekken al aanwezig is.
Er heerst stilte op de berghelling en in het dorpje in het dal. Monotoon klinkt het druppen van de smeltende sneeuw van het dak van een kapel.
Binnen in het gebouw zitten een kleine veertig Libanese tieners, overwegend behorend bij de Armeens-Apostolische en de Armeens-Evangelische Kerk van Libanon. Ze zitten in een halve kring om ds. Jaap Hansum heen, die namens onder meer de Gereformeerde Zendingsbond als docent praktische theologie in Libanon werkt. De predikant is door de jongeren uitgenodigd om met hen over het thema vergeving te spreken.
Dat onderwerp leeft. Hoewel de jongeren goeddeels niet ouder dan 15, 16 jaar zijn, discussiëren ze volop mee over de stellingen die ds. Hansum poneert.
”Vergeving is onvoorwaardelijk”, is zo’n stelling. Nee, vinden de jongeren. „Je moet eerst berouw hebben en je bekeren voordat je vergeving kunt krijgen”, zegt een meisje. „En je moet ook je naaste vergeven om zelf vergeving te kunnen krijgen”, vult een ander aan.
Een jongen in de groep legt een ander heikel punt op tafel: is het niet soft, is het geen teken van zwakte om als man in het Midden-Oosten een ander zomaar te vergeven? De jongen dekt zich meteen in: „Ik en mijn vrienden denken er niet zo over, maar sommige anderen wel.”
Trauma’s
Dergelijke punten zijn reëel in een land waar veel te vergeven valt. Libanon, van 1975 tot 1990 verscheurd door een bloedige burgeroorlog, moet ruim twintig jaar later nog altijd beginnen met het verwerken van diepgewortelde trauma’s. Er is haast geen Libanese familie te vinden die niet is gestempeld door het geweld tussen religieuze gemeenschappen enerzijds en tussen geloofsgenoten onderling anderzijds. Christenen vochten jarenlang met moslims, maar christenen vochten ook met christenen en moslims met moslims.
„In een land waar veel minderheden zijn, krijg je niet snel iedereen achter je”, constateert George Sabra tijdens een gesprek in Beiroet. Hij is directeur en decaan van de Near East School of Theology, een protestantse theologische opleiding in de Libanese hoofdstad. In de samenleving ziet hij „weinig onderling vertrouwen.”
Bovendien hebben christenen de neiging om moslims als de kwade meerderheid te beoordelen, is de ervaring van Nayla Tabbana uit Beiroet, die met haar stichting Adyan probeert het interreligieuze gesprek op gang te helpen. Ze begrijpt het wel, als ze kijkt „hoe islamistische krachten in de rest van de Arabische wereld terrein winnen.”
Tabanna, zelf een soennitische moslima, wijst erop dat er ook in Libanon islamistische krachten zijn die het land liefst zouden inlijven in een islamitisch verband. „Van soennitische zijde is er nogal eens sprake van verborgen imperialisme”, constateert ze. „Want ja, Libanon hoorde immers ooit bij het uitgestrekte Ottomaanse, islamitische rijk.”
Parel van de Levant
Nu, anno 2012, heeft Libanon, de voormalige „parel van de Levant”, weer iets van een evenwicht hervonden, maar dat evenwicht is precair. Het is gebaseerd op een vredesakkoord uit 1989 dat de burgeroorlog een halt toeriep. In dat akkoord worden niet minder dan achttien verschillende geloofsgemeenschappen officieel erkend. De Armeens-Apostolische Kerk is er een van. Andere groepen zijn onder meer de christelijke, aan Rome verbonden maronieten –met 900.000 leden goed voor bijna een kwart van alle ruim 4 miljoen inwoners van Libanon– en de islamitische soennieten en sjiieten.
In het akkoord is afgesproken hoe voorkomen kan worden dat de minderheden elkaar opnieuw afslachten. De president van het land moet een maronitisch christen zijn, de premier is altijd een soenniet en de voorzitter van het parlement een sjiiet, terwijl de bevelhebber van het leger weer christen is.
Ook het parlement is volgens de religieuze lijnen opgedeeld: de helft van de zetels is voor de diverse christelijke groepen in het land, de andere helft voor de moslims.
Hezbollahterreur
Toch is die strakke verdeling geen garantie voor een duurzame vrede. Vooral het aantal sjiitische moslims is intussen sterk gegroeid, terwijl christenen het land massaal de rug toekeren en hun heil in het Westen zoeken. De verdeling halfchristelijk-halfislamitisch klopt allang niet meer.
Vooral voor het sjiitische Hezbollah –Partij van Allah– is moeilijk te verkroppen dat de machtsverhouding intussen gelijk blijft. Zolang sjiieten geen groter stuk van de taart krijgen in Libanon zorgt de partij daar zelf wel voor. En wel met de middelen uit de burgeroorlog: wapens, heel veel wapens.
In feite regeert Hezbollah het hele zuiden van Libanon en vormt de partij een staat binnen een staat, van waaruit Israël geregeld met raketten wordt bestookt. Als antwoord daarop valt Israël regelmatig het land binnen om de Hezbollahterreur te stoppen, voor het laatst nog in een korte maar hevige oorlog in 2006.
„Waarom overkomt dit Beiroet?” schreef de Britse Midden-Oostendeskundige Robert Fisk naar aanleiding van de oorlog tussen Israël en Hezbollah in 2006. „Dertig jaar lang zie ik deze stad al sterven en weer uit het graf opstaan en weer sterven.”
Bloed, zweet en tranen
Een duurzame vrede in het tot op het bot verdeelde Libanon lijkt ver weg: met de huidige ontevredenheid kan een nieuwe fase van geweld zo wéér plaatsvinden.
Moet dus het met bloed, zweet en tranen bereikte akkoord uit 1989 opnieuw worden opengebroken? Er zijn partijen die daarvoor pleiten, zoals vorige week nog een parlementslid van de Progressieve Socialistische Partij, die verklaard heeft Hezbollah te steunen.
Hezbollah krijgt in zijn streven naar meer macht zelfs steun van christenen, zoals van een predikant in Beiroet die anoniem wil blijven. „Als christenen hebben we altijd het meest te lijden gehad van soennieten”, motiveert hij. „Als de sjiitische moslims van Hezbollah sterker worden, kunnen ze een tegenwicht vormen tegen de pro-Arabische soenni’s. Ik zie dat eerlijk gezegd als een gouden kans voor Libanon.”
Maar veel andere christenen in Libanon zien niets in die opstelling, vuurbang als ze zijn zichzelf uit te leveren aan het door Iran gesteunde Hezbollah. Bovendien hebben ze het vaak veel te druk met het verdedigen van de eigen verworvenheden, zoals de regeling dat ze de helft van de parlementszetels mogen bezetten – ook al komt dat percentage niet meer overeen met hun werkelijke aantal in de Libanese bevolking.
Lente van geweld
De uitspraken die veel geestelijke leidsmannen doen, zijn dan ook niet los te zien van de belangen van hun groep. Zo claimde de Libanese patriarch Beshara Rai van de Maronitische Kerk vorige week nog dat Syrië, waar ook veel maronieten wonen, het land in de Arabische wereld is dat „het dichtst bij democratie” komt. Rai gaf aan bang te zijn wat er gebeurt als de Syrische president Assad het veld moet ruimen. „Wij zijn niet voor deze lente van geweld, oorlog, destructie en dood. Dit neigt naar een winter”, zei de patriarch.
De soennitische partijen in Libanon daarentegen zijn juist vóór de Arabische opstanden, omdat ze over het algemeen soennitische krachten in het zadel helpen. Volgens de soennitische voormalige premier Saad Hariri, wiens vader in 2005 bij een aanslag werd vermoord, hebben christenen het soms inderdaad zwaar, maar is het „een andere zaak om daar politieke consequenties uit af te leiden.” Volgens hem is het juist nadelig voor christenen als ze hun kaarten zetten op tirannieke regimes die op hun laatste benen lopen.
Waarden uitdragen
In deze gepolariseerde context waarbij het allereerst om de eigen groep gaat, hebben christenen te weinig oog voor hun profetische roeping, zegt George Sabra van de Near East School of Theology. „Christenen spelen geen profetische rol”, is zijn ervaring. „Christenen moeten weer hun waarden uitdragen. Dat gebeurt nu te weinig.”
Uiteindelijk is dat ook de boodschap die ds. Jaap Hansum heeft, zegt hij onderweg naar de Armeense jongeren in het Libanongebergte met wie hij over vergeving spreekt. „Een presbyteriaanse kerk in het noorden van het land heeft nu een oud gebouw opgeknapt en geschikt gemaakt als jeugdhonk, voor iedereen in het dorp. Die opening naar buiten is in Libanon ontzettend belangrijk. De vraag aan christenen is: richt je je op de kerk of op het Koninkrijk van God? Kies je voor het laatste, dan betekent dat dat je veel meer dienstbaar zult zijn aan de samenleving, want de kerk is er niet alleen voor de leden. Maar eenvoudig is dit niet. Voor je het weet, loop je tegen de grenzen van de verzuiling aan.”
Niet alleen kerken zien in dat een verzuild systeem zijn nadelen kent. Ook vanuit islamitische zijde zijn mensen actief om Libanezen bij elkaar te brengen, zoals Nayla Tabbana. Zij stopt met haar stichting Adyan bijna al haar energie in het kweken van begrip tussen moslims en christenen. Het land is van allebei, zegt ze steeds.
Tabbana probeert mensen bewust te maken van hun taak in de samenleving. „Ik wil dat mensen denken vanuit hun burgerschap. Daarbij kun je nog steeds je eigen religieuze achtergrond hebben, maar dan wel onder de paraplu van één Libanese identiteit.”
Op scholen werpen de programma’s van haar stichting inmiddels vruchten af, constateert Tabbana. „Kinderen die in gesloten gebieden opgroeien en anders nooit uit hun eigen gemeenschap zouden komen, zien nu opeens dat er nog méér mensen in dit land leven.”
En zo probeert Libanon stap voor stap verder te komen. De burgeroorlog creëerde een land met diepe religieuze scheidslijnen. Twintig jaar later zetten de eerste mensen schuchter een stap over die grenzen. In de hoop dat nieuwe onlusten de Libanezen niet opnieuw mijlenver van elkaar zullen verwijderen.
www.rd.nl/halvemaan voor een digitaal magazine met onder meer video’s en kaarten.
En dit maak je ook mee – de achterkant van de journalistiek
In de Libanese hoofdstad Beiroet stuit ik overal op hijskranen. Er wordt gebouwd als nooit tevoren. Slechts hier en daar laat de stad nog zijn wonden zien. Een gebouw in puin, een gevel die van boven tot onder de sporen van kogelinslagen meedraagt, een lege strook grond die de stad ooit in tweeën deelde en nu vol staat met geparkeerde auto’s: het zijn de stille verwijzingen naar een bloedige geschiedenis.
’s Avonds is Beiroet het toneel van vrolijke jongeren die, in elk geval oppervlakkig gezien, genieten van de in de rest van het Midden-Oosten ongeëvenaarde vrijheid die in deze metropool de gang van zaken bepaalt.
Toch leven ook bij veel Libanezen achter de façade van vrijheid en blijheid nog veel onrust en onverwerkte angst. Ik wil weten hoe de mensen er desondanks in slagen dóór te gaan; wil uiteindelijk weten welke antwoorden christenen hier geven op de vraag naar wat het goede leven is.
Daarover doet de Armeens-evangelische pastor Hrayr Cholakian een boekje open als we samen in zijn minibusje over de steile hellingen van het Libanongebergte naar de kust rijden, waar Beiroet onder een smoglaag verborgen ligt.
Ds. Cholakian wijst de plaatsen van zijn jeugd aan, terwijl hij praat en praat. Over de doodsangsten die hij als jongetje uitstond toen gewapende milities in naburige flats elkaar naar het leven stonden. Over de keren dat zijn vader bijna het leven verloor bij de vele checkpoints in het door burgeroorlog verscheurde land. „Het helpt me om erover te vertellen”, zegt hij.
Maar zijn verhaal gaat niet alléén over oorlog en geweld. Het gaat vooral over het rolmodel dat in die oorlog zijn leven diep stempelde. Dwars door het leed loopt een rode draad van onvoorwaardelijk godsvertrouwen, zoals de jonge Hrayr dat bij zijn vader zag. Hij zag zijn vader te hulp schieten wanneer zijn vijanden hulp nodig hadden. Hij zag zijn vader zich opofferen om bij zijn zoons te zijn en hun de dingen van het leven te leren. Ds. Cholakian glimlacht. „Elke dag stond hij om vijf uur op. Op zaterdag, de enige dag dat hij later kon opstaan, kwam hij opnieuw zo vroeg uit zijn bed om mij te leren hoe ik motor moest rijden.”
Zijn relaas boeit. Het overstijgt de onoplosbare Libanese politieke kluwen. Dit is een universeel verhaal van een relatie. Een relatie tussen een vader en een zoon, en bovenal een relatie van beiden met God. Een relatie waar de oorlog zijn klauwen niet naar heeft kunnen uitstrekken. Ik bedank hem voor zijn openheid. „Het helpt niet alleen ú als u hierover vertelt.” Ja, het goede leven bestaat zelfs tegen een zwarte achtergrond.
Libanon
Opstanden in het Midden-Oosten veranderen de mentale kaart van het gebied ingrijpend. De meeste blikken zijn gericht op de Halve Maan, het islamitische hartland direct ten oosten van de Middellandse Zee. Wat staat dit gebied te wachten? Blijft er ruimte voor christenen? Op reis door de Levant, op zoek naar antwoorden. Deze week: Libanon.