Frits Zwart: Asma vooral liedbewerker, geen componist
„Liedbewerkingen”, zo noemde Feike Asma zijn eigen stukken over psalmen en gezangen. Daarmee liet hij zien dat hij als componist geen pretenties had, zegt de Haagse musicoloog Frits Zwart. „Ik vraag me wel eens af waar nu eigenlijk zijn echte creativiteit in zat.”
Dr. Frits Zwart is zoon van de organist Dirk Jansz. Zwart, die in 2002 overleed. De jonge Frits ontmoette Asma wel eens in het ouderlijk huis. „Asma begeleidde soms mijn vaders koren in Rotterdam. Of hij concerteerde op het orgel van mijn vader. Meestal ging hij daarna gelijk naar huis, soms kwam hij bij ons thuis. Als ik bij die concerten moest helpen, zag ik dat hij ontzettend handig was. Ik hoefde niet te registreren, alleen maar om te slaan. Hij deed bijna alles zelf. Door die contacten ben ik later ook wel naar Asma’s concerten in Maassluis gegaan. Soms vond ik ze mooi, soms boeide het me minder. Ik weet nog dat Asma op een begrafenis in Maassluis, waar mijn vader en ik heengingen, Psalm 103 van Jan Zwart speelde. Asma vroeg of we bij het orgel kwamen zitten. Mijn vader bood aan om te registreren, maar dat was niet nodig. Hij registreerde zelf en sloeg ook zelf om. Knap gedaan en erg mooi.”
Hoe typeert u het orgellandschap waarin Asma opereerde?
„De ‘tijd van Asma’ begint volgens mij pas na de oorlog. In de jaren dertig is mijn grootvader Jan Zwart dominant. Frappant aan die naoorlogse tijd is de ongelooflijke polarisatie in de orgelwereld. Er werd wel gezegd: op het conservatorium word je je muzikaliteit ontnomen. Dat is natuurlijk onzin. Asma wilde per se niet naar het conservatorium. Hij wilde bij Jan Zwart studeren. Het zijn vooral de ‘volgelingen’ van Asma die deze polarisatie hebben veroorzaakt.
Een tweede opvallende trek in die naoorlogse tijd: organisten speelden de concertseries in hun eigen kerk bijna helemaal zelf. Feike Asma speelde de concerten in Den Haag en later in Maassluis; en ook Jan Bonefaas, Piet van Egmond, Jan J. van den Berg speelden die series in hun eigen kerken met maar een enkele gastorganist per seizoen. Men bouwde een identiteit op rond de organist en zijn orgel, met de eigen serie. Elke organist had zijn eigen trouwe aanhang. In de jaren vijftig, zestig en zeventig was de orgelwereld opgedeeld in zuiltjes. Je had een Asmaserie in Amsterdam, en je had een Van Egmondserie in Amsterdam. Een concertserie was een soort merk. Nu is een serie veel meer een mix, en daardoor vaak ook wat kleurloos. Een orgelcommissie wil voor elk wat wils.”
Al vroeg gaf Asma eigen bewerkingen uit, speelde ze op concerten en legde ze vast op de plaat. Hij sprak niet van composities, maar van liedbewerkingen. Welke vindt u sterk, welke minder?
„Het feit dat Asma zelf sprak over liedbewerkingen geeft aan dat hij er weinig pretenties mee had. De serie heette ook toepasselijk ”Muziek voor kerk en huis”. Sterk vind ik bijvoorbeeld zijn twee bewerkingen over ”Jezus is mijn toeverlaat”. Het eerste is een mooi chromatisch voorspel in de stijl van Reger. Het tweede is geïnspireerd op een van de koralen uit het Orgelbüchlein van Bach. Met deze bewerkingen liet Asma zien dat hij goed zo’n stijlimitatie kon maken. Een mooie inleiding maakte hij op ”Beveel gerust uw wegen”, en de bewerking ”Heugelijke tijding” is ook mooi gedaan. Maar Asma was geen componist. Je kunt vaak horen dat een bewerking van Jan Zwart model heeft gestaan. Asma’s bewerkingen hebben vaak een zekere voorspelbaarheid. Neem zijn Psalm 56. Het thema zet in, vervolgens een toon hoger, dan weer een toon hoger. Dat stramien zie je vaker. Dat betekent niet dat het niet mooi is, maar wel dat het bijna nooit verrast. Ik vraag me wel eens af waar nu eigenlijk zijn echte creativiteit in zat.”
De invloed van Jan Zwart op Asma is groot geweest. In hoeverre heeft Asma een eigen speelstijl kunnen ontwikkelen?
„Het is niet zo dat Asma speelde als mijn grootvader. Dat waren toch heel verschillende temperamenten. Asma heeft natuurlijk op zijn eigen manier gespeeld. Als je hem de Toccata van Th. Dubois hoort spelen in de Martinikerk in Bolsward, in de jaren vijftig, of Liszt op hetzelfde orgel: dat is een woeste speeltrant. Dat is Asma’s eigen stijl geweest. Later, vanaf zijn Maassluise tijd denk ik, ontwikkelde hij een meer beheerste speelstijl. Hij heeft zich zeker ontwikkeld en verbreed. Maar als wordt gezegd: Asma moest loskomen van Jan Zwart, denk ik altijd: wat betekent dat nou precies? Volgens mij is Asma direct z’n eigen weg gegaan.”
Zijn vriend Paul Christiaan van Westering schrijft bij het veertigjarig jubileum over Asma „eerbied te hebben voor de evolutie, welke zich zo duidelijk in het repertoire van Feike Asma manifesteert.” Welke ontwikkeling heeft Asma in zijn repertoire doorgemaakt?
„Ik weet nog dat mijn vader zei: Feike Asma is in Maassluis benoemd! Ik geloof dat-ie die overstap maar ten dele begreep. Asma was immers organist van dat mooie orgel in de lutherse kerk in Den Haag. Maar ja, dat instrument zou worden gerestaureerd en moest lange tijd zwijgen. Sinds Maassluis is er in het repertoire van Asma meer ruimte gekomen voor namen als Marius Monnikendam en Van Westering. In elk geval heeft hij in de jaren zestig en zeventig een inspirerende rol voor hen vervuld. Ze droegen stukken aan hem op, waren kennelijk geraakt door zijn muzikale persoonlijkheid. Dat zegt wel wat. Asma kwam ook met volkomen onbekende stukken, bijvoorbeeld van de Canadese componist Healey Willan. Asma was volgens mij degene die deze muziek in Nederland introduceerde en ook op de plaat zette. Misschien bedoelde hij dat, toen hij zei dat hij los moest komen van Jan Zwart, dat hij zelfstandig nieuw repertoire ontdekte, dus los van zijn leermeester. Dat deed hij ook met die grote werken van Reger: een verrassende keuze.”
Is in zijn koraalbewerkingen iets terug te vinden van deze ontwikkeling?
„Ik heb Asma nooit systematisch als componist bestudeerd, wel van alles doorgespeeld. Hij is natuurlijk de organist gebleven die zijn leermeester óók met zijn koraalbewerkingen navolgde. Ik herinner me Asma’s Finale over Psalm 72 van een plaat van Maassluis. Daarin komen moderner klanken voor, maar hij blijft in zijn muzikale taalgebruik dicht bij Jan Zwart.”
Waarin ligt Asma’s grootste betekenis?
„Mensen bij het orgel brengen, mensen voor het orgel enthousiast maken. Héél veel mensen zijn door zijn spel geraakt. Hij heeft ook bij velen die later vakorganist werden de vonk doen overspringen. Maar menigeen keerde zich dan gaandeweg van Asma af. Ik zie natuurlijk een duidelijke overeenkomst tussen Asma en mijn grootvader, die zei: „Ik wil mensen de schoonheid van het orgel en de orgelliteratuur tonen.” Asma heeft vanuit datzelfde enthousiasme en met een enorme gedrevenheid gewerkt. Met een niet-aflatende ijver heeft hij de liefde voor zijn instrument uitgedragen.”
Is Asma in kerkelijke kring verkleind tot de koraalman?
„Ik denk niet dat hij is „verkleind tot de koraalman.” Ik denk dat hij óók gewaardeerd is in kerkelijke kring, maar vooral de grote popularisator van het orgel was. Asma’s betekenis ligt natuurlijk in die grenzeloze speeldrift en liefde voor het orgel, dat overbrengen op zijn publiek, dat is denk ik typerend. Afgezien van die koraalbewerkingen heeft Asma bijvoorbeeld enorm zijn liefde voor de Frans-romantische symfonische muziek uitgedragen, niet alleen tijdens zijn vele concerten, maar ook voor de radio. Ik herinner me de serie met werken van Widor en Vierne in Parijs, opgenomen voor de NCRV. Ook herinner ik me nog een aantal uitzendingen met muziek van Karg-Elert. Heel indrukwekkend. Tegelijk had hij toch ook dat verkondigende vanaf de orgelbank. Speelde hij op een concert niet vaak een werkje als ”Morgenglans der Eeuwigheid” van Jan Zwart?”
Welke rol heeft Asma gespeeld als het gaat om orgelrestauraties?
„Op dit gebied heeft hij volgens mij geen rol van betekenis gespeeld. Asma was betrokken bij de restauratie van de orgels in Kampen en Maassluis. Verder denk ik dat de lijst met orgels waarbij hij heeft geadviseerd niet erg groot is. Onbegrijpelijk vind ik zijn aanbeveling voor een orgelbouwer als C. Verweijs.
Asma benaderde orgelrestauraties vooral vanuit de praktijk. Als een orgel mooi klonk, waarom moest er dan aan worden gesleuteld? Asma was echt iemand van: houd nu wat je hebt. In die zin liet hij zich ook uit over het orgel van de Oude Kerk in Amsterdam. Het instrument was toch prachtig? Niets aan de klank veranderen. Terwijl er onder orgelbouwers en organisten en andere orgeldeskundigen behoefte bestond om historiserend te werk te gaan en allerlei toevoegingen weg te halen en terug te gaan naar een ouder type instrument. Uit nieuwsgierigheid naar oudere instrumenten, soms met de daarbij behorende stemming. Aan die nieuwsgierigheid danken we heel wat bijzondere gerestaureerde instrumenten.”
Welke vraag zou centraal moeten staan in een proefschrift over Asma?
„Ik heb eigenlijk nooit nagedacht over de vraag of Asma überhaupt wel proefschriftwaardig is. Als je over een proefschrift zou denken, moet je wel eerst goed nadenken over de vraagstelling. Maar wie weet. Ik geloof dat ik meer in een biografie zie. Maar dan een echte biografie, en geen hagiografie.”