Herinneringen aan Asma
Vier mensen halen herinneringen op aan Feike Asma. Een huisarts, een programmamaker, een journalist en een organist.

Kik Schaart (70) dankt zijn ontmoeting met Asma aan de koster van de Groote Kerk in Maassluis. Deze adviseerde de organist naar huisarts Schaart te gaan. „De dochter van de koster werkte bij mij”, herinnert Schaart zich. „Asma kwam in 1970 op het spreekuur en het klikte meteen. Ik vertelde hem dat het als beginner moeilijk was om een keer op een echt kerkorgel te spelen. Joh, kom bij mij studeren, reageerde hij. Ik kreeg een enorme sleutel, maar gelukkig ging Asma de eerste keer mee. Hij legde mij de registerverdeling uit en zei: „Nu ga ik weg, want je durft toch geen noot te spelen als ik erbij ben.” Dat schatte hij goed in. Later gaf Asma mij les. Hij durfde kritiek te leveren, maar deed dit nooit vervelend. Verschillende keren hielp hij mij bij de voorbereiding van concerten die ik wilde geven. Als een werk te pittig voor mij was, vereenvoudigde hij wel eens wat. Hij wilde nooit een cent voor zijn inspanningen hebben, daarom nam ik hem af en toe mee uit eten. Asma gaf mij op zijn beurt boeken over de Tweede Wereldoorlog.”
Schaart herinnert zich Asma als een vriendelijke man. „Hij kon bezorgd informeren hoe het met mij ging. Ik beschouw hem als een tweede vader, ook in muzikaal opzicht.”
Van 1980 tot 1984 reed de huisarts Asma naar concerten. „Hij stelde mij altijd voor als zijn lijfarts. Het was een mooie tijd. Tijdens de autoritten ging het over alles wat des orgels is, over componisten en over interpretaties. „Muziek maken is niet voorlezen, maar vertellen”, vond Asma. Hij wist het publiek te pakken met zijn spel. Muziek bruiste bij hem. Hij had een enorme techniek en zijn musiceerdrift was ongelofelijk.”
Van spanning voorafgaand aan een concert heeft de huisarts nooit iets gemerkt. „Gek genoeg was Asma wel vaak bang dat er nauwelijks publiek in de kerk zou zitten.”
Schaart was ook bij de opnames van de sonates van Mendelssohn in Oude Kerk in de jaren tachtig. „Na afloop liet Asma mij een tijdje op het orgel spelen. We sloten het geheel gezellig af met een hapje eten en een borreltje.”
Een enkele keer werd Asma persoonlijk. „Hij benadrukte dan dat het belangrijk is eerst het Koninkrijk van God te zoeken en gaf aan dat de rest je geschonken zou worden. Ook wees hij soms op de grootheid van de Schepper. Op zijn sterfbed in het AMC zei hij dat hij hoopte mij in de hemel weer te zien.”
Jean Telder (75) werkte bijna 25 jaar bij de NRCV. Hij verzorgde voor deze omroep de orgeluitzendingen via de radio. „Het was een heerlijke tijd waarin er op orgelgebied van alles gebeurde. Alsof ik in een enorme tuin liep waar van alles bloeide.”
De eerste kennismaking met Asma staat nog helder op Telders netvlies. „Hij kwam in zijn kleine auto aanrijden, stapte uit, zei dat hij eerst moest roken en stak een dikke sigaar op. Het was meteen dikke mik. Die eerste bespreking vormde het begin van een lange vriendschappelijke en collegiale samenwerking. We respecteerden elkaar. Muzikaal waren we het echt niet met elkaar eens, want ik kom uit een heel andere traditie. Ik groeide op met het Citypastoraat in Utrecht. Met grootheden als Willem Barnard en Frits Mehrtens, mensen die meewerkten aan de totstandkoming van het Liedboek voor de kerken.”
Asma kon dan misschien als een ruwe bolster overkomen, ook hij had op zijn tijd een schouderklopje nodig, ervoer Telder. „Soms wilde het niet lukken. Ik probeerde hem dan moed in te spreken. Asma was eerlijk, kende zijn beperkingen en durfde het gewoon te zeggen als hij een bepaald werk niet beter kon spelen. Op hautain gedrag heb ik hem nooit kunnen betrappen. Zijn uitvoeringen strookten lang niet altijd met het notenbeeld dat we in de radiowagen voor ons hadden liggen. Soms liet hij het nodige weg. Meestal lieten we dit gebeuren, omdat het om zijn idee van een stuk ging.”
Asma plaatste rustig kruizen waar ze niet stonden en septiemakkoorden waar ze niet hoorden, aldus Telder. „Hij speelde naar het hart van Jeruzalem. Ik vroeg hem eens: Feike, hoe kún je zoiets doen, jongen? Hij reageerde met: Dat vinden de mensen mooi. Je moet je voorspelen niet te moeilijk maken, want dan snappen ze het niet meer. Bij het ouder worden ben ik milder over die aanpak gaan denken. Zoiets kon in die tijd, maar we moeten dit vandaag de dag niet blijven herhalen.”
Asma was sterk in de uitvoering van grote orgelwerken op grote orgels, vindt Telder. „Met barokmuziek had hij veel minder affiniteit. Dit gold ook voor het veertien stemmen tellende Van Vulpenorgel in Hilversum, dat ik in die tijd bespeelde. De subtiliteit waar het toucher om vroeg, kon hij niet opbrengen. Hij wilde een orgel op zijn tijd laten brullen. Hij zei in dit kader ooit tegen me: „Ik ben voor het grote werk, jij mag je om het kleinere werk bekommeren. Laten we elk onze eigen groep bedienen.””
Jan van ’t Hul, redacteur bij deze krant, woonde tientallen concerten van Feike Asma bij. Met name het koraalspel van deze „aardige man” was hem uit het hart gegrepen.
„Asma had er geen zin in en speelde op een orgel dat niets voor hem was, het instrument in de gereformeerde kerk van Serooskerke”, herinnert Van ’t Hul (57) zich van het eerste concert van Feike Asma dat hij bijwoonde. Over een ander optreden is hij enthousiaster: „Dat op tweede pinksterdag 1970 in de Stevenskerk in Nijmegen. Normaal gesproken gaf Asma met een zacht akkoord het begin van een concert aan. Nu zette hij met alle registers open direct in met de liedbewerking ”Komt zielen deze dag” van Piet Post. We schrokken ons stijf.”
Van ’t Hul waardeert Asma’s koraalspel. „Hij deed dat meesterlijk en majestueus, ook in de begeleiding van de samenzang.” De meeste indruk maakte een optreden in 1974 in een afgeladen Rotterdamse Laurenskerk op de reus van Marcussen. „Asma was er lang niet welkom, want zo’n zwartekousenorganist hoorde niet op het paradepaardje van elitair Rotterdam thuis. Bij zijn eerste concert op de orgelreus liet hij enkel literatuur horen, maar na afloop werd net zolang geapplaudisseerd tot Asma Psalm 146 van Zwart speelde. De aanwezigen zetten vervolgens spontaan in met ”Prijst de Heer’ met blijde galmen”. „Het koraal werd als een oceaan van klank door de gewelven gestuwd”, schreef Marius Monnikendam later.””
Van ’t Hul typeert Asma als de organist van het volk. „Hij stroopte de hemdsmouwen op en greep een orgel in de kladden. Asma was ook een beetje mysterieus. Dat kwam mede doordat hij zich voor zover ik mij herinner niet liet zien na afloop van een concert. Als hij vooraf door de kerk naar het orgel liep, viel het publiek stil, want daar ging de meester.”
Van ’t Hul sprak Asma één keer, in augustus 1984. Het werd het laatste interview dat de organist tijdens zijn leven gaf. „Ik ontmoette een aardige man. Hij gaf geen antwoord op mijn eerste vraag, maar begon te vertellen over zijn tijd bij Jan Zwart en liet vervolgens zijn levensverhaal de revue passeren. Wat mij onder meer opviel was hoe positief hij over collega’s sprak. Zo roemde hij de techniek van Ton Koopman.”
Het interview in Amsterdam vond plaats op het moment dat Asma op doktersadvies maanden rust moest nemen. „Hij kon het niet klein krijgen dat hij mogelijk nooit meer een orgel zou aanraken. Best begrijpelijk, want Asma wás muziek.”
Voor Jan J. van den Berg (82), de vroegere organist van de Nieuwe Kerk in Delft, was Feike Asma een goede vriend en een fijne collega. „Bij onze eerste ontmoeting in de zomer van 1961 in de Nieuwe Kerk van Delft klikte het meteen. Asma nodigde mij spontaan uit een concert te komen geven op zijn orgel in de evangelisch-lutherse kerk in Den Haag. Totdat hij naar Maassluis ging, speelde ik er jaarlijks. De traditie werd voortgezet in de Groote Kerk van Maassluis.” Lachend: „Toen Asma ter ore kwam dat ik een keer niet in de speellijst voorkwam, was hij zo kwaad dat hij mij een beurt van hem schonk. Hij liet zich de kaas niet van het brood eten.”
Van den Berg vroeg Asma elk jaar twee concerten in de Nieuwe Kerk van Delft te verzorgen. De Delftse organist registreerde veel bij Asma. Niet alleen in de Nieuwe Kerk, maar ook elders in het land. „Ik heb veel van Asma geleerd, bijvoorbeeld van de manier waarop hij zachte passages met een combinatie van 8-voetsregisters warmte en kleur wist te geven. Asma was lyrisch over het orgel in de Nieuwe Kerk. Hij heeft kort voor zijn dood nog gehoord dat ik, in navolging van Maassluis, een Bazuin 32’ op het pedaal zou krijgen.”
Ze herkenden elkaar in hun musiceerdrift, herinnert Van den Berg zich. „We kwamen bij elkaar thuis en schreven elkaar brieven. Nadat ik in 1978 een radioconcert had verzorgd stuurde hij een brief die slechts één regel bevatte: „Goed zo Jan, zó pakken we een orgel aan.” Duidelijker kan het niet. Op zo’n compliment kan ik een leven lang teren.”
De Delftenaar kreeg in 1981 voor het laatst een brief van Asma. „Hij uitte daarin zijn woede over het gerommel aan het orgel van Oude Kerk in Amsterdam, zoals het sleutelen aan de winddruk. Hij schreef over dit vandalisme: „De Cornet klinkt als een oud wijf en het pedaal doet niks meer.””
Verschillende keren zaten Asma en Van den Berg samen in jury van een orgelconcours. „Asma lette allereerst op de algehele muzikale indruk. Wat geeft iemand de hoorders mee? Ik herinner mij het optreden van een snotneus die wild tekeerging in de bewerking van Jan Zwart over ”Wilt heden nu treden”. Asma zat hoofdschuddend te luisteren en zei zachtjes tegen mij: „Dat is geen spelen.” Die knaap kreeg uiteindelijk een 3 voor de moeite. Hij wilde waarschijnlijk een wit voetje halen bij Asma, maar was aan het verkeerde adres.”