Geschiedenis

In Mauritius herinneren alleen wat ruïnes en een dode dodo aan Nederland

In 1598 vaart een vijftal schepen van Texel naar Indië. Door storm drijven ze af en belanden op een eiland ten oosten van Madagaskar. De leider van de vloot, Mirant Warwijck, noemt het vulkaaneiland naar de zoon van Willem van Oranje: stadhouder prins Maurits.

Marius Bremmer
14 March 2012 15:43Gewijzigd op 14 November 2020 19:55
De berg Pieter Both is genoemd naar een op Mauritius overleden gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Foto Marius Bremmer
De berg Pieter Both is genoemd naar een op Mauritius overleden gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Foto Marius Bremmer

De Nederlanders voeren slaven aan om op het onbewoonde eiland voor hen te werken, ze rooien het bos, introduceren apen, ratten en honden en roeien de dodo uit. Na honderd jaar laten ze het eiland berooid achter.

Verversingsstation

De VOC, opgericht in 1602, gebruikt het eiland als verversingsstation op de route naar Indië. Schepen op weg van Nederland naar de Oost hebben behoefte aan vers voedsel en drinkwater. Een „seer gesond en vrugtbaar land”, schrijven ze later naar huis. Het vruchtbare eiland leent zich uitstekend voor akkerbouw, het regent er veel.

Er zijn ook opvallend veel vogels. Vooral de duifachtige dodo of walgvogel, een loopvogel zo groot als een zwaan, laat zich gemakkelijk vangen. Het is een naïef, kalkoenachtig beest met vleugels die te klein zijn om te vliegen. De dodo blijkt een lekkernij. In oude reisverslagen staat: „Deese vogels vanckt men op het eijlandt Mauritius in grote menichten, want sij en connen niet vliegen ende is goet eeten ende verversing.”

Daarnaast doen de Hollandse zeelui zich te goed aan vissen, schildpadden en zeekoeien tot ook die laatste uitgeroeid zijn. Daarna fokt men er varkens, herten en geiten, zodat de elkaar opvolgende scheepsbemanningen voldoende vlees krijgen. De laatste dodo wordt in 1693 gezien.

Ratten

De VOC besluit op Mauritius een nederzetting te stichten om Fransen en Engelse buiten de deur te houden. Deze vestiging verrijst op de oostkust, aan een natuurlijke haven die men ”Haven van Warwijck” noemt. In 1638 bouwen de Nederlanders in een paar maanden tijd het vierkante houten Fort Frederik Hendrik. Op iedere hoek komen bastions en kanonnen.

Op 29 augustus 1638 neemt een garnizoen van 25 man onder commando van de eerste gouverneur, Cornelis Gooyer, zijn intrek in het fort. Een paar jaar later laat de nieuwe gouverneur, Adriaen van der Stel, het fort verbouwen en bewapenen met veertien kanonnen.

De eerste slaven haalt men van Madagaskar. Van der Stel probeert landbouw (suikerriet, groente en fruit) te ontwikkelen, maar dit mislukte vanwege de vele ratten: knaagdieren die vanaf de schepen op het eiland terecht zijn gekomen. Ze treffen er geen natuurlijke vijanden en vinden een overvloed aan voedsel in de vorm van de eieren van de dodo. Deze loopvogel nestelt niet in bomen maar op de grond en kan niet tegen de ratten op.

De opvolger van Adriaen van der Stel, Jacob van der Meersch, richt zich meer op de kap van ebbenhout. Men probeert opnieuw landbouw te ontwikkelen, maar ook nu weer mislukt dit vanwege de overvloed aan ratten. De laatste gouverneur, Abraham Evertsz, verlaat in 1658 met veertig overgebleven bewoners Mauritius. Daarna is Mauritius langere tijd onbewoond, op af en toe een paar gestrande schipbreukelingen na.

Kerk

In 1664 stuurt de VOC toch weer een nieuwe gouverneur. Veel brengt deze Jacobus Nieuwlant niet tot stand, binnen een jaar overlijdt hij. Zijn opvolger hervat de kap van ebbenhout en start voorzichtig weer met landbouw. Het fort krijgt nieuw leven ingeblazen en er komen zelfs een kerk, een houtzagerij en een leerlooierij.

De laatste Nederlandse gouverneur is Adriaan Momber van der Velde. Tijdens zijn bewind is Mauritius er economisch erg slecht aan toe. De VOC besluit in 1706 het eiland te ontruimen. Er wonen dan nog 48 VOC-dienaren, 32 vrijburgers met 24 vrouwen, 69 kinderen en 71 slaven; in totaal 244 personen.

Na hun vertrek maken eerst de Fransen zich meester van het strategisch gelegen eiland, totdat ze in 1810 verdreven worden door de Britten. Die strategische ligging vervalt overigens bij de opening van het Suezkanaal in 1869. De zeevaartroute rond Kaap de Goede Hoop is dan niet meer aantrekkelijk.

De Britten introduceren grootschalige suikerrietteelt en werken er met contractarbeiders uit Brits-Indië. Mauritius is in de Tweede Wereldoorlog een belangrijke Britse marinebasis.

Onafhankelijk

Het eiland, onafhankelijk geworden in 1968, kent momenteel een snelle –maar weinig stabiele– groei. Er wonen nu ruim 1 miljoen mensen. Twee derde van hen is afkomstig uit voormalig Brits-Indië, een derde is creool uit Afrika. Het toerisme is sterk in opkomst. De hoofdstad Port Louis heeft een uitdijend financieel centrum en de overheid stimuleert informatie- en communicatietechnologie in Cyber City. Verder wordt er nog steeds veel suikerriet verbouwd. Rooms-katholieken, protestanten, hindoes en moslims geven het voorbeeld hoe mensen met een verschillende etnische achtergrond of religie in harmonie naast elkaar kunnen leven.

Zeekaart

In het Nationaal Historisch Museum in Mahébourg hangt nog een Nederlandse zeekaart, in 1726 getekend door Joannes van Braam. Hij tekende de Swarte Rivier, de Bogt sonder Eyndt en de Swartklip. Van al die Nederlandse namen is in het moderne Mauritius alleen nog de Brabantbaai over en de berg Pieter Both, genoemd naar een Nederlandse gouverneur van Nederlands-Indië die op Mauritius stierf.

Eigenlijk is Nederland van Mauritius verdwenen: je vindt er geen koloniale architectuur, geen verbasterde Nederlandse achternamen in het telefoonboek, geen versjes of muziek, geen lokale gebruiken, geen straatnamen.


Fort Frederik Hendrik

In Mauritius zijn nog wat resten van Fort Frederik Hendrik te vinden. Een klein museum herinnert aan deze oude Nederlandse vesting. Pronkstuk daar is de tekening van een dode dodo, gemaakt door een bemanningslid van het schip de Gelderland dat het eiland in 1601 bereikte. De tekenaar typeert de vogel als volgt: „Hij ligt daar, met geknepen ogen in een onhandig hoofd dat uitloopt in die bultige snavel.”

De Nederlandse archeoloog Pieter Floore graaft hier al meer dan tien jaar naar het verleden: een oude bakkerij met oven, een smederij en een gevangenis met twee cellen. In brandlagen zitten duizenden resten die prima te dateren waren.

Bij de ruïne van Fort Frederik Hendrik –genoemd naar een broer van Maurits– is in 1998 een monument opgericht ter herinnering aan het feit dat de Nederlanders toen 400 jaar geleden voet aan wal zetten.

De huidige prins Maurits, zoon van prinses Margriet en mr. Pieter van Vollenhoven, woonde de herdenking bij. Volgens het Nederlandse consulaat wonen er vandaag de dag 42 geregistreerde Nederlanders in Mauritius.


Dodomuseum

Nederlandse wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam en van de Vrije Universiteit spelen een grote rol bij recent onderzoek naar de dodo.

Lang na het uitsterven van het dier dacht men dat het bestaan van het beest verzonnen was, totdat er in 1893 botten werden gevonden. De dodo verwierf bekendheid als icoon voor uitstervende dieren doordat hij een prominente rol kreeg in de roman ”Alice in Wonderland” van de Britse schrijver Lewis Caroll.

Er wordt nu gewerkt aan de oprichting van een dodomuseum op Mauritius bij Mare aux Songes, een mysterieus massagraf in een moeras van 4000 jaar oud. Hier liggen op een oppervlakte van vier voetbalvelden de resten van een half miljoen dieren, waaronder schildpadden, vleermuizen, zangvogels, insecten en ook veel dodo’s.

Dr. Kenneth Rijsdijk, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, is de bezielende kracht achter het nieuwe museum. „Wat we in een stuk drooggelegd moeras aantroffen is een walhalla voor wetenschappers. We werken nu aan een museum vanuit een stichting, waarin ook personeel van het Leidse museum Naturalis zitting heeft.

In Mauritius zijn belangstellende particulieren en een groot suikerrietbedrijf onze partner. Het is heel belangrijk dat men zich hier ook ‘eigenaar’ voelt van het programma.” Rijsdijk neemt bij zijn plannen het nieuwe Technologiemuseum in Delft als voorbeeld. „We vertellen straks inp Mauritius het verhaal van de dodo’s, van de Nederlandse kolonisatie en van veranderingen aan het ecosysteem van het eiland door toedoen van de mens.”

Sarah Saleem –studente international facility management aan de Hanzehogeschool Groningen– is in Mauritius assistent-projectleider namens suikergigant Omnicane. Ze studeert af op de plannen voor het nieuwe museum, maar ook op een dodo-excursie voor toeristen. Mauritius gaat vanaf nu de dodo inzetten als marketinginstrument voor de toeristische markt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer