Christenen Syrië steunen Assad omdat alternatief erger is
DAMASCUS – Syrië was eigenlijk een voorbeeld voor Nederland, dacht ik soms in de eerste jaren na mijn aankomst in Damascus in 2006. Docenten van mijn studie Arabisch benadrukten dat christenen en moslims in Syrië broeders zijn. Het Syrische volk was één, werd me steeds bevestigd in pittoreske restaurants.
De koude douche kwam later toen ik vrienden begon te maken die mij bij hen thuis uitnodigden. Ik herinner me nog hoe ik schrok toen ik voor de eerste maal bij een christelijke familie werd uitgenodigd die me op het hart drukte „nooit een moslim te vertrouwen.” Het zijn allemaal leugenaars, zeiden ze. „Ze haten ons.”
Op bezoek bij een soennitische vriend maakte ik een zijdelings opmerking over de historische bijdragen die christenen aan Syrië hadden geleverd. De moeder van mijn vriend verschoot van kleur en vroeg mij op bitse toon wat ik bedoelde. „Wij bezitten alle bedrijven en al het geld.” De moslims dus.
Koerdische vrienden vertelden me op hun beurt zonder schaamte „dat ze Arabieren haatten.” Ik merkte spoedig dat deze gevoelens vaak wederzijds waren.
Zo begon ik langzaam te beseffen hoe complex de Syrische samenleving was en dat het bij elkaar houden van al deze bevolkingsgroepen bepaald geen vanzelfsprekendheid was. Om al deze negatieve gevoelens in bedwang te houden, legde de Syrische staat de officiële ideologie van secularisme met harde hand op. Diverse bevolkingsgroepen interpreteren dit secularisme anders dan de spreekwoordelijke scheiding van godsdienst en staat. Religieuze minderheden zoals christenen en alevieten zagen in dit secularisme vooral een middel dat hen moest beschermen tegen de eventuele willekeur van de soennitische meerderheid. Maar veel soennieten zagen in dit secularisme weer een samenzwering van alle minderheden tegen hén.
Het afgelopen jaar van aanhoudende crisis heeft deze onderhuidse gevoelens meer aan de oppervlakte gebracht. Sommigen zien in de onrust de legitieme eis voor een rechtvaardiger samenleving. Anderen zien er vooral een opstand in van de soennitische meerderheid tegen de alevitische minderheid. Of juist een internationale poging om op Syrisch grondgebied het gevreesde Iran een klap toe te brengen.
Het ingewikkelde van het Syrische vraagstuk schuilt in het gegeven dat in alle bovengenoemde verklaringen een kern van waarheid zit. Maar als afzonderlijke verklaringen schieten ze allemaal tekort.
Deze complexiteit wordt weerspiegeld in de tegenstrijdige berichtgeving over minderheden. Sommige bronnen stellen dat de Syrische president steun verliest onder alevieten en de christenen, maar het tegenovergestelde wordt ook beweerd. Om de waarheid te achterhalen, moeten we trachten de huidige crisissituatie door hun ogen te zien.
Alevieten zijn een minderheidsgroep in de islam. Soennieten kijken vaak met minachting op hen neer. Door de eeuwen heen zijn ze vaak vervolgd omwille van hun geloof, dat ze voor buitenstaanders geheim houden. Ze vormden aan het begin van de twintigste eeuw waarschijnlijk de meest verarmde bevolkingsgroep binnen Syrië. Er doen talloze verhalen de ronde van alevitische ouders die uit pure armoede hun dochters als dienstmeisjes verkochten aan de elite in Damascus en Aleppo.
In de Franse mandaatsperiode echter nam hun leven een positieve wending toen veel alevieten zich meldden bij militaire academies. Dat effende in belangrijke mate de weg voor de latere coup van wijlen president Hafiz al-Assad. Daarom denken alevieten dat hun toekomst afhangt van het huidige regime. Het alternatief zou hun vanzelf weer de vernederde status geven. Deze angst wordt versterkt door de boodschappen van religieuze haatpredikers die via satellietzenders door miljoenen in Syrië worden ontvangen. In deze boodschappen wordt alevieten voortdurend voorgehouden „dat hun toekomst in Syrië het graf zal zijn.”
De Syrische christenen hebben de afgelopen decennia ongekende vrijheid genoten. Ze konden probleemloos nieuwe kerken bouwen. Het Syrische regime stelde in nieuwbouwwijken zelfs grond voor kerken ter beschikking. De christenen hoefden in de Arabische wereld maar om zich heen te kijken om te beseffen hoe uitzonderlijk hun situatie was. Vrijwel nergens bestaan gelijke rechten voor christenen. Natuurlijk weten ze dat het regime op deze wijze hun steun koopt.
Belangrijker is echter dat veel alevieten zich hierom met christenen verbonden voelen. Jezus en Maria zijn ook in hun geloof belangrijk.
Syrische christenen zijn er zich van bewust dat er veel fouten kleven aan het regime. Dat verklaart waarom vrijwel alle kerkleiders de hervormingsplannen van de president steunen. Ze vrezen dat een ander bewind in Damascus in het beste geval zal leiden tot een verslechtering van hun situatie. Het is deze vrees en onzekerheid die de positie van Syrische christenen bepaalt.