Kerk & religie

Welke houding past de gemeente ten aanzien van homoseksuelen ?

Welke houding past de gemeente ten aanzien van homoseksuelen? In het familieblad Terdege schrijven vijf gastauteurs over de betekenis van bijbels pastoraat en het meelijden van medeleden. L. M. P. Scholten: „Al dat gepraat leidt zo gemakkelijk tot gewenning en vervolgens tot aanvaarding.”

1 August 2003 19:33Gewijzigd op 14 November 2020 00:28

„Persoonlijk maakte ik kennis met homofilie door een eenzaam mens, die wist dat de gevoelens die hij bij zichzelf waarnam zondig waren, en die ertegen streed. Als er één groep is die op dit gebied echt gediscrimineerd wordt, zijn het wel de mensen zoals hij. Enerzijds de uitleving in de wereld. Anderzijds de mensen in de kerk die uitpuilen van ruimdenkendheid: „Man, je mag er zijn, God heeft je lief met alles waarmee Hij je geschapen heeft.” Hij wist dat het niet zo was. Het was zijn voortdurende verzuchting dat de Heere hem wilde bijstaan in zijn bijzondere situatie.

(…)
Om het maar duidelijk te stellen: de Heere wil ook vandaag geen homorelaties. Moderne theologen goochelen met bijbelteksten om de indruk te wekken dat de bijbelse veroordeling cultuurbepaald zou zijn, dat Paulus niet het oog had op ’monogame’ homorelaties, en dat zijn veroordeling alleen maar betrekking zou hebben op de decadente uitwassen. Dat is exegetisch onhoudbaar. Je kunt niet zeggen dat de bijbelschrijvers homoseksualiteit alleen maar kennen in verworden vorm zoals in Sodom. Homofilie werd in de heidenwereld rondom Israël overal geaccepteerd, maar in Israël juist niet. De Bijbel wijst homoseksualiteit over de hele linie af. De bewering „Je mag het wel zijn, als je het maar niet doet”, is een verkeerde tegenstelling. Bedenken we alleen maar dat hij die een vrouw aanziet om haar te begeren, daardoor in zijn hart al overspel met haar gedaan heeft. Zo radicaal zijn de regels die de Bijbel stelt over heiligheid en zuiverheid.

Mij trof in een van de voorgaande artikelen de opmerking van de interviewer: „Er zijn homo’s die zeggen dat hun homofiele gevoelens onderdeel van hun identiteit zijn. Dat ze door te streven naar verandering het gevoel hebben een stukje van zichzelf te doden.” Mijn antwoord is: Wij moeten inderdaad dood, niet voor een stukje, maar helemaal. Dat is nu juist de bekering. Iemand anders heeft de geneigdheid alles te willen begrijpen, ook in geloofszaken. Dat is een stuk van zijn identiteit dat híj moet verliezen. Ook dat grijpt diep in. Tegelijk beseffen we dat de afsterving van de oude mens een doorgaand proces is, levenslang, in de weg der heiligmaking. Dan horen ook overgebleven homofiele gevoelens tot die oude mens, die Gods kinderen hoe langer hoe meer gaan haten en vlieden.

De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat homofilie een zondige afwijking is. Maar de mens met zo’n geneigdheid mag er als mens niet minder om zijn. Wie van ons heeft geen afwijking? In het pastoraat zal men er ook goed aan doen, homofilie niet anders te behandelen dan gierigheid, gulzigheid, enzovoort. Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen. En laat het onderwerp verder maar in de taboesfeer blijven. Al dat gepraat leidt zo gemakkelijk tot gewenning en vervolgens tot aanvaarding.”

(…)
„Buiten de kerk worden homoseksuelen gestigmatiseerd, miskend en soms in elkaar geslagen”, schrijft drs. P. M. Wagenaar in hetzelfde Terdege-nummer. „Zo moet het in de christelijke gemeente niet zijn!”

„Dé oorzaak van homoseksualiteit bestaat niet, net zomin als één vorm van homoseksualiteit. De vraag of homoseksualiteit aangeboren of verworven is, gaat dan ook uit van een onjuiste tegenstelling. Eigenschappen zijn altijd het resultaat van aanleg en interactie met de omgeving. Er zijn enkele aanwijzingen voor een biologische component. Verder zijn er diverse theorieën over de rol van omgevingsfactoren. Wetenschappelijk gezien is er nog heel weinig met zekerheid bekend over het ontstaan van iemands seksuele oriëntatie. Bescheidenheid is dus bij deze thematiek op z’n plaats, zeker omdat buitenstaanders die het goed menen te weten, gemakkelijk beschadigende uitspraken kunnen doen.

De Bijbel is over de oorspronkelijke seksuele gerichtheid van de mens heel helder. God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk, naar Zijn beeld. De Bijbel is ook heel duidelijk over de gevolgen van de zondeval, die zich uitstrekken op lichamelijk, psychisch en geestelijk terrein. De Bijbel spreekt niet over de seksuele oriëntatie op de manier zoals wij die onderscheiden. Het grondpatroon van de menselijke intieme verhoudingen is in de Schrift wel duidelijk: de man is aangelegd op de vrouw, en de vrouw op de man. God heeft hen als huwelijkspartners aan elkaar gegeven om de fundamentele eenzaamheid op te lossen en nageslacht te verwekken.

Andere vormen van lichamelijke intimiteit vanuit een seksuele begeerte worden door God afgewezen. Deze boodschap geldt voor iedereen, ook voor mensen met een heteroseksuele oriëntatie. Wij moeten niet menen dat homoseksuele gemeenteleden grotere zondaars zijn dan heteroseksuele gemeenteleden.

Homoseksuele gemeenteleden hebben meestal van jongs af aan te maken met een gevoel anders te zijn, er niet bij te horen en afgewezen te worden. Soms worden zij ook daadwerkelijk afgewezen in de gemeente. Als in de gemeente één lid lijdt, dan lijden al de leden mede, zegt de apostel Paulus. Daarvoor is begrip nodig van wat homoseksualiteit inhoudt. Buiten de kerk worden homoseksuelen gestigmatiseerd, miskend en soms in elkaar geslagen. Zo moet het in de christelijke gemeente niet zijn! Daar moet de ongeveinsde broederlijke liefde de boventoon voeren.

Het is beschamend wanneer homoseksuelen de gemeente verlaten omdat zij de ervaring hebben dat zij er niet mogen zijn. Vanwege de eenzaamheid die bij hen op de loer kan liggen, is warmte en hartelijke betrokkenheid van gemeenteleden nodig. Er valt in dit opzicht nog heel wat te leren. Ambtsdragers worden geacht hieraan leiding te geven. Voorlichting en toerusting kan daarbij nuttig zijn. Belangrijk is ook dat homoseksuelen zelf de moed vatten met hun geheim naar buiten te komen.”

Het Zoeklicht

Kiest Europa definitief voor het heidens humanisme? Dan kiest het krachtdadig voor een ontkenning van het Joods-christelijke denken, stelt Feike ter Velde in Het Zoeklicht, een blad „gewijd aan het onderzoek der Schriften en het letten op de tekenen der tijden.”

„De Franse politicus Valéry Giscard d’Estaing schreef met eigen hand en een heuse vulpen het voorwoord (preambule) bij het concept van de, wat we kunnen noemen, Europese Grondwet. Sindsdien is de discussie niet van de lucht. Al enkele malen zijn wat woorden veranderd, maar het debat blijft. Het spitst zich toe op de vraag: kiest Europa voor het heidendom van het humanisme van de Renaissance en de Verlichting?

Zou dat gebeuren, dan kiest men voor een krachtdadige ontkenning van het joods-christelijke denken op de geschiedenis en de cultuur van Europa. De Poolse christen-democraat Edmund Wittbrodt zegt: „Het christendom heeft een enorme invloed op wat Europa vandaag is.” Maar het sturende comité van de Europese Conventie, waarbinnen een en ander gestalte moet krijgen, weet van geen wijken. Dit comité wil vasthouden aan de huidige formulering.

Ook de paus heeft zich een- en andermaal met de zaak beziggehouden. In een brief van honderd pagina’s wijst de paus op de christelijke wortels van Europa en haar cultuur. Hij verklaart dat het toch niet zo kan zijn dat Europa in de komende grondwet haar eigen geschiedenis verloochent? „De erfenis van het christelijk geloof is niet slechts een zaak van het verleden. Het christelijk geloof verklaart de oorsprong van alle leven en van de samenleving der volkeren. Europa werd erdoor samengesmeed”, aldus de paus. De bisschopssynode had vier jaar geleden in Rome ook al haar zorg uitgesproken over de voortschrijdende en diepingrijpende ontchristelijking onder de Europeanen.

Zo’n 250, voornamelijk linkse, leden van het Europese Parlement ondernamen een actie om elke verwijzing naar religie of geloof uit de Europese Grondwet in haar geheel weg te laten. Maar de Franse regering wil waken over het ’heidense’ gezicht van Europa. De Verlichting en de Franse Revolutie (1795) wordt door haar beschouwd als Frankrijks grootste erfenis. Die erfenis -met als motto ”ni Dieu, ni Maître”, dat is: geen God, geen meester- wil men nu voor heel Europa opgeld laten doen.

En zo vloeide het ook uit de pen van Giscard d’Estaing. Hij verwees naar het oude Griekenland (het ’humanisme’ van Aristoteles), het Romeinse Rijk en de Verlichting, als het dragend geestelijke fundament van de Europese volkeren. Het humanisme -met de mens als middelpunt en norm van alle dingen- als geestelijk fundament van de Europese samenleving, laat geen ruimte voor een denken over de God van de Bijbel en Zijn geboden.

(…)
De mens en zijn belang staan centraal in al het denken. Het absolute gebod Gods wordt daarmee terzijde geschoven en de geschiedenis van de kerk en christendom in Europa wordt nu dus verloochend ten gunste van het goddeloze humanisme - de mens.

(…)
Europa staat op een cruciaal punt in de geschiedenis. Zouden er nog Daniëls zijn?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer