Muziek

„Stichtelijke” organist krijgt vaak voorrang bij benoeming

Orgelspel in een kerkelijke gemeente geeft vaak een hoop gedoe. Je kunt er lang over filosoferen. In plaats daarvan kan het ook nuttig zijn eens na te gaan hoe het orgelspel praktisch geregeld is.

Jan-Kees Karels
11 February 2012 08:08Gewijzigd op 14 November 2020 19:19
A capella, door Marius van Dokkum                 Art Revisited
A capella, door Marius van Dokkum Art Revisited

Is er voldoende aanbod van spelers? Welke eisen mogen worden gesteld aan het muzikale niveau? Wat mag van een kerkenraad worden verwacht? En hoort een organist een vergoeding te krijgen, of juist niet? Krijgt een organist een aanstelling voor een paar jaar, of voor het leven? Een reactieronde langs organisten en ambtsdragers geeft een indruk van de praktijk in diverse reformatorische gemeenten.

Adriaan Arkeraats is hoofdorganist van de hervormde gemeente in Alblasserdam die bestaat uit drie wijkgemeenten van verschillende modaliteit. „In tegenstelling tot andere hervormde gemeenten binnen de PKN hebben wij genoeg organisten”, zegt Arkeraats. „In de Gereformeerde Bondswijk zijn er zes. Ook in de andere zijn er genoeg. Door deze luxe kunnen we de lat wat hoger leggen. Nieuwe organisten dienen de koraalboeken van Dick Sanderman, Marco den Toom of Willem Hendrik Zwart te kunnen spelen, of op gelijkwaardig niveau te kunnen improviseren.”

Organisten krijgen in hervormd Alblasserdam een contract voor vijf jaar, dat stilzwijgend wordt verlengd. Ook ontvangen ze netto 15 euro per dienst. Arkeraats vindt dat deze beloning omgezet zou kunnen worden naar een onkostenvergoeding. „Zo zou je kunnen afspreken dat organisten hun boeken en orgelles kunnen declareren, tot een maximum van 15 euro per dienst. Een organist verdient dan niets, maar het kost hem of haar ook niets.”

Bert Gelderman, hoofdorganist van de hervormde gemeente in Oldebroek, zegt dat er bij hen vrij lage toelatingseisen gelden. Daarnaast heeft het college van kerkrentmeesters hem gevraagd de collega’s –zeven vaste en twee reserve organisten– bij te scholen. Onlangs vond een vierde cursus op zaterdagmiddag plaats, ditmaal over de kerktoonsoorten. De organisten hebben een vrijwilligersovereenkomst. Zelf heeft hij een aparte overeenkomst, waarin ook extra taken als coördineren, rooster maken en tongwerken stemmen zijn opgenomen. Ook in Oldebroek is de vergoeding 15 euro per dienst. De hoofdorganist krijgt een hoger bedrag met reiskosten, maar niet volgens de regeling van de PKN naar (vak)opleiding, bevoegdheid en ervaring. De benoeming van de organisten is voor onbepaalde termijn.

Een Zeeuws organist die graag anoniem blijft stelt dat kwaliteit het belangrijkste selectiecriterium bij de werving van organisten. „Dit is een Bijbels opdracht: alleen het beste is goed genoeg in de eredienst. Te denken valt aan een vergelijkend examen waarbij de jury uit professionele musici bestaat, zoals de examencommissie van de Vereniging Organisten van de Gereformeerde Gemeenten (VOGG). In de gereformeerde gemeente waar ik organist ben geweest is er totaal geen beleid op dit punt. Discussie over kwaliteit is lastig met een kerkenraad. Woorden als stichtelijk en bevindelijk worden te pas en te onpas gebruikt. Ik vind een vergoeding van € 35 per dienst passend. Keerzijde is dan wel dat de organist serieus studeert. Ook vind ik een termijn van vier jaar passend, zeker in een middelgrote of grotere kerkelijke gemeenten waar meerdere jonge mensen serieus met kerkmuziek bezig zijn. Het biedt jonge mensen ruimte om hun talenten te gebruiken in de eredienst. Punt is dat een kerkenraad slecht functionerende organisten vaak wil behouden, omdat deze naar hun mening stichtelijk spelen. Ik proef angst voor nieuwe, jonge organisten, die misschien technisch beter zijn dan de zittende organisten, maar die te ”concertant” spelen, wat dat ook moge zijn. Praktijk is vaak dat een kerkenraad niet van slecht functionerende organisten af wil en af komt.”

Wim van Dam, ouderling in de gereformeerde gemeente van Moerkapelle, was jarenlang organist. „Bij ons moet je als kandidaat-organist (doop-)lid van de gemeente zijn, en het spel op een orgel met twee klavieren en pedaal beheersen. Eisen ten aanzien van het muzikale niveau worden niet vooraf geformuleerd. Dat wordt getoetst tijdens de selectieprocedure, waarvan een vergelijkend examen deel uitmaakt. De sollicitanten leggen voor een commissie (de organisten en twee leden van de kerkenraad) een vergelijkend examen af, en hebben daarnaast een gesprek met enkele leden van de commissie. De commissie kan zich hierbij laten adviseren, bij voorkeur door de VOGG, zoals bij recente vacatures altijd het geval is geweest. Het advies van de VOGG weegt in het eindoordeel zwaar mee, maar is niet bindend; de beslissing tot aanstelling wordt genomen door de kerkenraad. De vergoeding in Moerkapelle bedraagt € 250 per organistenplaats per jaar. Er zijn vier organisten, van wie er momenteel twee samen één organistenplaats vervullen. Een termijn is niet gesteld.” Van Dam heeft de indruk dat het aanbod van spelers afneemt. „Zo waren er 25 jaar geleden nog zo’n tien sollicitanten bij een vacature. Vijf jaar geleden hadden we er nog slechts enkelen.” De organisten hebben in Moerkapelle een contract, getekend door organist en kerkenraad. Daarin worden de rechten en plichten van de organist vastgesteld. Er geldt een proefperiode van zes maanden.

Een andere organist met vele jaren ervaring geeft aan dat de toegangseisen te maken hebben met wat men van de organist verwacht. „Zit dat in de sfeer van „geluidsbehang voor en na de dienst, langzaam en gedragen meespelen bij het zingen met zo weinig mogelijk voor-, tussen- en naspel”, dan is het al gauw goed. Als er liederen uit diverse stijlperiodes worden gezongen en daarbij een adequate begeleiding wordt verwacht, als er misschien wel met een cantorij moet worden samengewerkt, als er instrumentalisten aan de diensten meewerken voor wie passende partijen moeten worden geschreven: dan wordt vakmanschap vereist. Daar gaat heel wat tijd in zitten en er mag een passende vergoeding tegenover staan.”

De organist stelt vast dat het helaas in de rechterflank van de gereformeerde gezindte regelmatig voorkomt dat kerkenraden „zonder enige kennis van zaken aan organisten voorschrijven hoe er gespeeld moet worden. Wie maar wat aanbreit met veel tremulanten, wordt geprezen vanwege z’n bevindelijke en stichtelijke orgelspel. Zolang zulke onkunde hoogtij viert, hoeft iemand die het kerkmuzikale hart op de juiste plaats heeft geen verwachtingen te koesteren van de rechterflank van de gereformeerde gezindte.”

Diaken Anton van Hell van de gereformeerde gemeente van Amersfoort: „Bij ons wordt een vergelijkend examen afgelegd aan de hand van een psalmenbriefje. Kandidaten worden, ongezien, beoordeeld door drie kerkenraadsleden en de drie zittende organisten. Daar komt dan een volgorde uit.” Een vaste benoemingstermijn is er niet, zegt van Hell. „Organisten krijgen wel een reglement, waar officieel een termijn in staat. Maar in de praktijk wordt er nooit naar gekeken. Wel wordt kritisch gekeken of ze goed functioneren, anders worden ze op het matje geroepen. Dat komt eigenlijk niet voor. Wel als ze iets spelen wat we niet gewend zijn, bijvoorbeeld gezangen. Daar worden ze op aangesproken.”

Predikanten citeren wel gezangen op de kansel, is dat niet merkwaardig? Van Hell glimlacht door de telefoon. „Niet zulke moeilijke vragen. Een predikant wijkt in het vuur van zijn preek wel eens af. Dat moesten ze eigenlijk niet doen, vind ik. Maar je kunt een dominee ook niet aan een lijntje binnen.” Kandidaten vinden is in gereformeerde gemeente van Amersfoort niet echt een probleem, is de ervaring van Van Hell. „De laatste keer waren er zes, van wie we er één moesten benoemen. Er is reserve. Het periodiek aftreden is wel eens ter discussie geweest, maar de kerkenraad heeft gekozen voor vaste organisten.”

Geert Baan, organist in de gereformeerde gemeente van Enter en hulporganist in de hervormde gemeente van Rijssen, vindt dat een organist minimaal het niveau moet hebben om zonder moeite de voorspelen en zettingen uit de meest gangbare koraalbundels als Worp, Sanderman en den Toom te kunnen spelen. Het orgelspel in de dienst ziet hij als vrijwilligerswerk. „Vakmusici zijn een ander verhaal. Maar het gros van de organisten speelt op vrijwillige basis, dus hoeft geen salaris. Wel is het goed hun een vergoeding te geven voor lessen bij bevoegde docenten, de aanschaf van verantwoorde bladmuziek, of hen een cursus kerkelijk orgelspel aan te bieden. Je kunt mensen op basis van zo’n cursus net dat zetje geven waardoor ze op een verantwoorde manier verder kunnen en nu ook willen.”

Baan is geen tegenstander van het periodiek aftreden van organisten, bijvoorbeeld om de vijf jaar. Wel vindt hij het belangrijk dat de aftredende organist dan weer mee mag doen. „Iedereen die bekwaam is heeft er recht op om organist te worden, maar van een verplicht aftreden ben ik geen voorstander. Kwaliteit moet altijd de doorslag blijven geven. En die kwaliteit is door kundige mensen te meten. Dat mag, zoals helaas ook gebeurt, nooit een ‘gevoelskwestie’ worden van onkundige mensen. Immers, niet iedereen die kan orgelspelen is daarmee ook kerkorganist. David stelde in de tempeldienst ook alleen maar bekwame mensen aan. Zouden we daar nu dan anders tegenaan mogen kijken? Dat is vanuit de Schrift in ieder geval niet te onderbouwen.”

Henk de Gelder is coördinator van de examencommissie van de VOGG. De commissie adviseert kerkenraden bij de benoeming van organisten. „Er zijn gemiddeld zeven tot acht vergelijkende examens per jaar. De meeste in de Gereformeerde Gemeenten, maar ook in de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) of de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN). We adviseren om nieuw te benoemen organisten een proeftijd te geven van een x-aantal maanden. Meestal wordt dit advies opgevolgd. Maar een evaluatie van de vorderingen krijgt in de meeste gemeenten geen aandacht, helaas. De meeste benoemingen zijn dus voor onbepaalde tijd.” De Gelder zou het goed vinden als ook periodiek wordt getoetst.

Soms wordt de commissie alleen ‘ingehuurd’ als spreekwoordelijke vlag die de muzikale lading moet dekken, heeft De Gelder ervaren. „Een kerkenraad haalt de examencommissie er dan blijkbaar bij om als kerkenraad ‘objectief’ over te komen. Een voorbeeld: er zijn zes kandidaten, waarvan één kandidaat een 7,6 scoort, de andere vijf scoren allemaal 5,7 of lager. Deze vijf hebben nog zoveel te leren dat zij in ons advies aan de kerkenraad afvallen. Wat gebeurt er in de consistorie na dit vergelijkend examen? De voorzitter van de orgelcommissie belt direct een organist die uit de gemeente was gegaan naar een naburige gemeente of hij toch weer terug wil komen, als organist welteverstaan. De kandidaat met die 7,6 past niet binnen het organistencollege. Hij speelt op vakniveau: je speelt dan technisch misschien wel perfect, maar niet bevindelijk. Genoemde kandidaat heeft overwogen om zich te beroepen op de Commissie van bemiddeling, maar kreeg te horen van zijn predikant dat hij dat beter niet kon doen, omdat hij op belijdeniscatechisatie zat…”

Diaken M. Meijering van de Gereformeerde Gemeente in Nederland in Opheusden wijst op een verschil tussen grote en kleine gemeenten. In kleine gemeenten is het vaak: fijn als er een organist is, want het aanbod is klein. Grotere gemeenten roepen mensen op om proef te spelen. De beoordelaars bestaan uit een lid van de plaatselijke orgelcommissie, en twee van elders. Na een jaar proeftijd wordt de benoeming verlengd. De organisten krijgen een benoemingsbrief, geen contract. Daarnaast vindt er jaarlijks een evaluatiegesprek plaats met de organisten en een delegatie van de kerkenraad.

In Opheusden speelden drie organisten en een reserve-organist, maar de reserve is nu ook vast. Meijering: „De reserve-organist speelde alleen als één van de andere drie ziek was. Als dat nooit gebeurt, ben je dus nooit aan de beurt. Dat vonden we niet zo aardig, daarom is hij ook voor vast benoemd en draait hij nu gewoon mee. Dan is de belasting voor de andere drie ook wat minder.” De organisten krijgen een vrijwilligersvergoeding die Meijering liever niet wil noemen.

Roelof Tuin, ouderling kerkvoogd van de hersteld hervormde gemeente Rehoboth te Nieuwleusen: „Onze nieuwe organisten worden getoetst door een examencommissie van de VOGG. De organisten krijgen een symbolische vergoeding van 5 euro per gespeelde dienst. De zes organisten in de gemeente zijn allemaal amateurs. Vier hebben een overeenkomst voor onbepaalde tijd. De andere twee, die het laatst erbij gekomen zijn, hebben een overeenkomst voor twee jaar die één keer stilzwijgend verlengd kan worden voor nog een keer twee jaar. Daarna volgt weer een oproep waar alle gemeenteleden die goed orgel kunnen spelen op kunnen reageren, ook de twee die aan het einde van hun vierjarige overeenkomst zijn. Deze manier hanteren wij omdat wij (gelukkig) voldoende aankomende- en deskundige organisten in onze gemeente hebben.”

Wouter Schalkoort, één van de zes organisten van de hersteld hervormde gemeente in Lunteren: „Bij het voorspelen in onze gemeente mogen kandidaten zelf een psalm kiezen, met voor- en naspel, en een stuk uit de orgelliteratuur. De commissie, bestaand uit een externe adviseur en de huidige organisten, geeft een psalm op, ook met voor en naspel. Het muzikale niveau hangt sterk af van wat er op dat moment beschikbaar is aan kandidaten. Organisten in de gemeente krijgen 6 euro per dienst. In principe is er geen beperking aan de benoemingstermijn. Wel worden er, indien nodig, evaluatiegesprekken gevoerd tussen de kerkvoogdij en de organist(en). Bij alle organistenvergaderingen is een afgevaardigde vanuit de kerkvoogdij aanwezig. Wij hebben een grote gemeente en bij ons is het aanbod voldoende. Wel wordt er vanuit andere gemeenten steeds vaker een beroep gedaan op onze organisten, omdat er elders geen organisten te vinden zijn. Als wij als organisten verantwoordelijkheidsbesef en invoelingsvermogen tonen wordt er naar ons geluisterd. Er wordt betrokkenheid getoond. Als er opmerkingen vanuit de gemeente zijn wordt dat meestal door de president-kerkvoogd gecommuniceerd met de voorzitter van onze organistencommissie. Is het een onderwerp dat maar één organist aangaat, dan wordt dat onder vier ogen besproken. Onze beide predikanten spelen zelf orgel en hebben dan ook veel belangstelling voor samenzang en orgelspel.”

De rondgang langs enkele reformatorische gemeenten leert dat in de meeste gevallen een examencommissie de nieuwe organisten beoordeelt. Vaak is er een proeftijd, maar is een organist eenmaal benoemd, dan laat de verdere begeleiding te wensen over. Organisten ontvangen een summiere vergoeding, waarmee onkosten kunnen worden betaald. Met de nadruk op summier. In veruit de meeste gevallen wordt een organist voor onbepaalde tijd benoemd. Keerzijde daarvan is dat organisten lang blijven zitten en dat ander, nieuw talent in de gemeente geen kans krijgt.

Klik hier en hier voor twee RD-artikelen uit maart 2008 over het dreigende organistentekort in de gereformeerde gezindte.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer