Kerk & religie

Kankersoorten op de Veluwe

De ”biografische opstellen over religie en politiek” van dr. Jan de Bruijn, gebundeld in ”De sabel van Colijn” (uitg. Verloren, Hilversum), is goed voor menige knipoog. Neem het verhaal over ds. Leendert Schouten (1828-1905), de grondlegger van het Bijbels Museum.

dr. ir. J. van der Graaf
6 February 2012 08:42Gewijzigd op 14 November 2020 19:07
Ds. Schouten. Foto RD
Ds. Schouten. Foto RD

Schouten, een groot redenaar, was hervormd predikant in Koudekerke (1854-1857), Vianen (1857-1862), Veenendaal (1862-1863), Apeldoorn-Het Loo (1863-1867) en Harderwijk (1867-1873). Hij eindigde als ”grotestadsdominee”, het hoogste op de toenmalige domineesladder, in Rotterdam (1873-1879) en Utrecht (1879-1894).

In het jaar dat hij in Koudekerk intrede deed, besloot de hervormde synode het oude ambtsgewaad –kniebroek met kuitgespen, floretten kousen, lage schoenen met zilveren gespen, schoudermantel met steek –een driekantige hoed– te vervangen door een ”juristentoga” met bef en baret. Het „behoudende kerkvolk” in Zeeland was „in alle staten.” Toen bleek dat Schouten het toch maar bij het oude hield, kwam hij in de gunst van dat behoudende volk. „Malcontente gemeenteleden” uit Middelbug kwamen bij hem ter kerke. De dominee-dichter J. J. L. ten Kate stond toen in Middelburg en dichtte:

„Een toga, neen dat is te sterk!

Dat noem ik een „paapsche concessie”!

Zoo spreekt men en trekt in processie

Naar – den heiligen rok in Koûkerk.”

Bij zijn gang naar Rotterdam in 1873 wierp Schouten toch het oude gewaad af en liet hij zich het liefst in toga afbeelden. Maar toen had het behoudende volk hem al laten vallen. Schouten bleek namelijk een vurig pleitbezorger van de in 1807 ingevoerde Evangelische Gezangen. J. H. Gunning J. Hzn. schreef van hem dat hij een voorganger die geen gezangen liet zingen, nimmer heeft willen horen, „al preekte hij ook als een engel uit de hemel.”

In zijn Harderwijkse tijd schreef Schouten zelfs een brochure met de titel ”Bijdrage over een der kankersoorten, waaraan onze Hervormde Kerk, met name op de Veluwe lijdt”. De „gezangenhaters” aldaar betreurden zijn vertrek naar Rotterdam dan ook niet. Abraham Kuyper kreeg hij ook tegen zich.

Bij de komst van ds. Hoekstra naar Utrecht, een tweede dominee die geen gezangen liet zingen, schreef Schouten cynisch aan Kuyper: „Verheug u dat de allerdierbaarste naam Jezus (…) reeds door twee voorgangers niet meer op de lippen wordt gelegd van de scharen, die hen volgen!”

Toen in 1895 de jeugdige dr. J. D. de Lind van Wijngaarden werd beroepen –een gereformeerdebonder avant la lettre– dichtte Schouten:

„Kraai nu triomf gezangen-hater

Met uw confraters al te gaar

Nu gij een leeraar hebt beroepen

Zooals gij meent van zessen klaar.”

Twee jaar later volgde nog een gedicht, nu voor De Lind zelf, op de melodie van Psalm 24:

„Kom, volg nu eens mijn goeden raad:

Koop oogenzalf vóór ’t is te laat

En smeer die dik op uwe ogen

Dan valt de korst die daarop ligt

U nog eens van het aangezicht

en zult gij ziende worden mogen.”

Wilt u nog naar het Bijbels Museum, „toga- en gezangenhaters”? Gewoon doen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer