De Wachter Sions
Het documentatiecentrum van de Christelijke Gereformeerde Kerken peilt op dit moment onder leden welke gebeurtenissen uit het eigen kerkelijk leven zij als een hoogtepunt beschouwen. Wat zouden leden van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland noemen als hun deze vraag werd gesteld? vraagt L. M. P. Scholten zich af in het kerkelijk weekblad De Wachter Sions.
„Wat kunnen we in ons kerkelijk leven van bijna zestig jaar als hoogtepunt beschouwen? Ten eerste wel dit: dat de prediking van Wet en Evangelie tot op heden haar voortgang nog mag hebben. Wanneer dat van enig mens –wie dan ook– zou hebben moeten komen, zou die prediking er al niet meer zijn. Onzerzijds ligt alles verzondigd. Het is des Heeren goedgunstigheid die Hij ons betoond heeft in weerwil van onze afmakingen, dat die prediking is gebleven.
Ten tweede dat ons kerkelijk leven in deze 59 jaar bijna steeds blijk gegeven heeft van rust, vrede en stabiliteit. De band tussen de gemeenten is onmiskenbaar hechter geworden. De synodevergaderingen kenmerken zich door een geest van saamhorigheid. Dat behoeft niet te verwonderen: de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking bindt samen.
Ten derde dat het ledental gestaag blijft groeien, al beseffen we wel dat dat voornamelijk is door geboorte en veel minder door toetreding vanbuiten. Ook mocht het ons wel meer verdriet doen dat zich voortdurend gezinnen en enkelingen aan ons kerkverband onttrekken. Maar wanneer we vernemen hoe bijvoorbeeld de Protestantse Kerk wekelijks duizend leden (!) achteruitgaat en snel vergrijst (65 procent is daar ouder dan 40 jaar), past ons dankbaarheid dat dergelijke kaalslag ons tot nu toe bespaard is gebleven. Van vergrijzing is geen sprake; de leeftijdsgroep van 20-40 jaar is in onze kerkdiensten prominent aanwezig.
Tegelijk moeten we zeggen dat het niet een tijd is van bloei van geestelijk leven. Wat dat betreft zijn de verslagen van het huisbezoek in de kerkenraadsvergaderingen ontmoedigend. Datzelfde geldt van de rapporten van de kerkvisitatoren in de classisbijeenkomsten.
Algemeen moet gezegd worden dat ook daar waar een beginsel van het nieuwe leven waargenomen wordt, er weinig of geen groei in de kennis van Christus te bespeuren is. Wat is er ook dikwijls reden tot klagen over verdonkering van het geestelijk leven van Gods kinderen. Een en ander heeft zijn weerslag in het kerkelijk leven. Wanneer de leesbare brieven (men noemt ze tegenwoordig met een modern woord identificatiefiguren) ontbreken, wat kan daar dan nog van uitgaan op met name de jongeren? Het is moeilijk oproeien tegen toenemende onwetendheid, soms aangaande de meest elementaire geestelijke zaken, en de daarmee gepaard gaande onverschilligheid en losheid. En dat in een maatschappij die zo totaal verschilt van 50, 60 jaar geleden, die zo ingewikkeld is geworden en waarin zo ontzaglijk veel op de mensen afkomt. Wat vraagt dit alles veel van de predikanten en de andere ambtsdragers! (…) Smeken wij daarom de Heere om meer leraren en om ouderlingen die in de waarheid geoefend zijn. Hij mocht Zijn knechten nog willen gebruiken om als herders de kudden die hun zijn toebetrouwd, te weiden in de grazige weiden van Zijn Woord, toegepast op deze tijd. Dan zal blijken dat Zijn trouw zelfs rust op ’t late nageslacht. De hoogtepunten in het kerkelijk leven zullen pas openbaar komen in de hemelse heerlijkheid. We denken aan de meditatie van ds. Van Voorden, twee weken geleden in ons blad, over de blijdschap, telkens in de hemel over één zondaar die zich bekeert. Dat zijn de hoogtepunten!”