Kerk & religie

Puritanisme en piëtisme reactie op formalistische kerk

APELDOORN – Puritanisme en piëtisme waren reactiebewegingen op een formalistische kerk, betoogde prof. dr. W. J. op ’t Hof donderdagavond in Apeldoorn. Maar hoewel zij veel aandacht hadden voor persoonlijke bekering en levensheiliging, leidde dat zeker niet tot honderd procent individualisme.

Van een medewerker
3 February 2012 11:24Gewijzigd op 14 November 2020 19:05
APELDOORN – Prof. W. J. op ’t Hof: „Hoewel puriteinen en piëtisten oog hadden voor verscheidenheid, meenden zij dat alle gelovigen eerst zondaar voor God worden voordat zij tot kennis van Christus komen.” De predikant sprak donderdag in Apeldoorn. Foto RD
APELDOORN – Prof. W. J. op ’t Hof: „Hoewel puriteinen en piëtisten oog hadden voor verscheidenheid, meenden zij dat alle gelovigen eerst zondaar voor God worden voordat zij tot kennis van Christus komen.” De predikant sprak donderdag in Apeldoorn. Foto RD

”De beleving van het heil in het gereformeerd piëtisme: persoonlijk of individualistisch?” luidde de titel van de lezing die prof. Op ’t Hof hield voor PFSAR, de studentenvereniging van de Theologische Universiteit Apeldoorn van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Prof. Op ’t Hof is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het gereformeerde piëtisme aan de VU.

In zijn referaat behandelde hij de overeenkomsten en nuanceverschillen tussen piëtisme en Nadere Reformatie. Hoewel puriteinen en piëtisten oog hadden voor verscheidenheid, meenden zij dat alle gelovigen eerst zondaar voor God worden voordat zij tot kennis van Christus komen, aldus prof. Op ’t Hof. „Naar hun overtuiging kon de heilsorde het beste worden bezien vanuit het stramien ”wet en evangelie”. De aandacht voor de heilsorde was niet zozeer systematisch, maar pastoraal, omdat men aangevochten christenen wilde bemoedigen.”

De theologie van het gereformeerd piëtisme was door en door trinitarisch, zo zei hij. Nergens anders werd bijvoorbeeld de „godsverlatenheid” zo diep behandeld als in deze traditie.

Evenwicht

De inleider wees de beschuldiging van „individualisme” van de hand. „Historici kwamen 
tot dergelijke typeringen om-
dat zij vaak slechts één werk lazen. Maar wie alle geschriften van deze theologen leest, ziet juist het prachtige evenwicht tussen enerzijds het persoonlijke geestelijk leven en anderzijds het zicht op de kerk en maatschappij.”

Als bewijs voor de gemeenschapszin van de Nadere Reformatoren noemde prof. Op ’t Hof de vele ”reformatieprogramma’s”. Ook het feit dat piëtisten bezorgd waren over het juiste vieren van het heilig avondmaal wijst niet op individualisme, maar juist op gemeenschapszin. Het zich terugtrekken in de 
gezelschappen is volgens de hoogleraar evenmin een teken van individualisme, want de conventikels waren juist een poging elkaar te stichten. En de afgescheidenen waren weliswaar buiten de Hervormde Kerk gekomen, maar gingen zich onderling toch weer verenigen in een kerkelijk verband.

Bekeringsgeschiedenissen

Ook het publiceren van zogenoemde bekeringsgeschiedenissen noemde prof. Op ’t Hof geen uiting van individualisme. „Publiceren is immers communiceren. Wie behoefte heeft aan het publiceren van zijn of haar bekeringsverhaal heeft behoefte aan communicatie, en dat is dus allesbehalve individualisme.”

De inleider kreeg na zijn lezing veel vragen te beantwoorden. Een studente: „Zagen de piëtisten de gemeente als vergadering van gelovigen of als een vergadering van mensen onder wie ook gelovigen zijn?” Volgens prof. Op ’t Hof hebben theologen uit de piëtistische traditie niet zonder meer de hele gemeente als ”gemeente des Heeren” gezien, omdat zij juist tegen de formalistische kerk ageerden.

Een student wilde weten waar in de heilsorde precies de scheiding werd gelegd. De inleider antwoordde dat bij alle puriteinen binnen het schema van ”wet en evangelie” het beslissende punt bij de overgang in Christus werd gelegd. Wel kan iemand als William Perkins zeggen dat vanuit God gezien de eerste zucht al zaligmakend is, maar dit is alleen als men vanuit goddelijk perspectief redeneert.

Desgevraagd gaf prof. Op ’t Hof toe dat de neiging om aangevochten gelovigen te bemoedigen, bij sommigen doorsloeg, zodat het spoor van Heidelberger Catechismus en het klassieke gereformeerde belijden werd verlaten. Als voorbeeld noemde de lector de mening dat de zekerheid niet behoort tot het wezen maar tot het welwezen van het geloof.

DKO

Een vraag over de Dordtse Kerkorde (DKO) ontlokte de hersteld hervormde predikant de opmerking dat er ook aan de DKO bezwaren kleven. Nadere reformatoren hadden volgens hem moeite met de DKO vanwege de afwezigheid van het theocratisch ideaal en ook omdat door de invloed van de overheid een te grote plaats voor kerkelijke feestdagen naast de zondag was ingeruimd. Volgens dr. Op ’t Hof is teruggrijpen op de DKO alleen mogelijk met vele aanpassingen. „Daarom kan men evenzogoed de kerkorde van 1951 als uitgangspunt nemen en die wat hervormen in de richting van de DKO.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer