De ziel blijft
Markus 8:36
„Want wat zou het de mens baten zo hij de gehele wereld won, en zijner ziele schade leed?”
Laten we als een vaststaand feit in onze gedachten houden dat wij allen iets in onze boezem meedragen dat nooit zal sterven. Dit lichaam van ons, dat zo veel van onze gedachten en tijd in beslag neemt om ons te verwarmen, te kleden, te voeden en behaaglijk te maken, dit lichaam alleen maakt niet onze totale mens uit. Het is maar de woning van een edele huurder en deze huurder is de onsterfelijke ziel! De dood, die ieder van ons eenmaal zal moeten sterven, maakt niet het einde van de mens uit. Alles is niet voorbij wanneer de laatste adem is uitgeblazen en de dokter zijn laatste bezoek heeft gebracht, wanneer de doodskist wordt dichtgeschroefd en de voorbereidingen voor de begrafenis worden gemaakt, wanneer „het stof tot de aarde weerkeert”, zoals bij het graf wordt uitgesproken. Wanneer onze plaats in de wereld wordt opgevuld en de lege plaats die door onze afwezigheid was ontstaan niet langer wordt opgemerkt.
Nee! Alles is niet voorbij. De geest van de mens leeft voort. Iedereen heeft een onsterfelijke ziel. Ik houd niet op om dit te bewijzen. Dit zou tijdverspilling zijn. Er is een geweten in de gehele mensheid dat duizend bewijzen waard is. Er is binnen ons een stem die soms luid spreekt dat wij, een ieder van ons, een onsterfelijke ziel hebben.
J. C. Ryle, bisschop te Liverpool
(”Old Paths”, 1877)