Qatar is de winnaar van de Arabische lente
In de berichtgeving rond de Arabische lente duikt steeds vaker de naam van het golfstaatje Qatar op. Het landje lijkt met zijn steun voor islamistische groepen handig in te spelen op verschuivende machtsverhoudingen in het Midden-Oosten.
De storm van onrust en volksopstanden die sinds een jaar over het Midden-Oosten raast zal waarschijnlijk niet de veranderingen en hervormingen brengen waarop zo velen in het westen hun hoop hadden gesteld. Zeker is echter dat de oude machtsbalans en status-quo in de Arabische wereld doorbroken werd en de komende maanden zullen uitwijzen wie hierbij als winnaars en verliezers uit de bus zullen komen.
Het oude machtsevenwicht had zich uitgekristalliseerd in de nasleep van de Iraanse revolutie van 1979. Die revolte bleek een aardschok te zijn met lange schaduwen. Er ontstond een prowesters kamp, dat werd geleid door Egypte en Saudi-Arabië, en een antiwesters kamp, dat vooral werd geïdentificeerd met Iran en Syrië.
Al deze jaren bestond er echter veel onduidelijkheid en vaak zelfs regelrechte argwaan over de rol van het kleine golfstaatje Qatar, dat de thuisbasis is van de Amerikaanse vijfde vloot, die de veiligheid van de golfregio moet garanderen. Tegelijkertijd echter onderhield Qatar ook met zowel Iran als Syrië opvallend warme relaties, die bepaald wantrouwend werden bekeken door de andere golfstaten. Het leek te suggereren dat Qatar zijn buitenlandse politiek zorgvuldig uitbalanceerde en beide zijden in het conflict probeerde te bespelen.
Dat leek bevestigd te worden in 2008, toen er een ernstige politieke crisis ontstond in Libanon. Het ”land van de ceder” raakte daardoor wederom aan de rand van een burgeroorlog. De verschillende facties binnen Libanon –de door het Westen en de door Iran gesteunde– stonden onverzoenlijk tegenover elkaar. Deze gevaarlijke politiek patstelling werd pas doorbroken toen alle rivaliserende partijen akkoord gingen met de bemiddeling van Qatar. Geen enkele partij rekende het golfstaatje tot het vijandige kamp.
Het resulteerde in het verdrag van Doha, waarmee tevens de ster van Qatar internationaal begon te rijzen. Sindsdien vonden er in Qatar ook (mislukte) vredesbesprekingen plaats tussen Jemenitische en Sudanese regerings- en oppositiepartijen. Achter de schermen leek Qatar zich op te maken voor een grotere en zelfs beslissende rol in de politiek van de regio en het was de Arabische revolutie van 2011 die de voorwaarden bleek te creëren om de politieke ambities van de emir van Qatar te realiseren.
Libië
Tot deze revolutie van 2011 werd Qatar door velen in het Westen vooral geassocieerd met de fascinerende oosterse wereld van Duizend-en-een-nacht. Deze beeldvorming veranderde echter razendsnel in 2011 toen Qatar militair participeerde in de NAVO-acties in Libië, die een einde maakten aan het regime van Muammar Gaddafi.
Bovendien blijkt Qatar plotseling zijn houding ten opzichte van Syrië drastisch gewijzigd te hebben en net als eerder in Libië het voortouw te nemen, wat recentelijk nogmaals werd onderstreept door uitlatingen van emir sjeik Hamad bin Khalifa al-Thani van Qatar, die de mogelijkheid opperde van een Arabische militaire interventie in Syrië.
Dit voorstel wekte overigens verbazing bij andere Arabische staten, die het gevoel kregen dat Qatar probeerde de Arabische Liga te leiden. In het Westen is emir Khalifa al-Thani het afgelopen jaar geprezen als iemand die vrijheid en democratische hervormingen nastreeft. Sommigen gingen daarbij zelfs zover om te suggereren dat niet Turkije maar Qatar het model was voor de Arabische wereld.
Critici stellen echter dat Qatar bepaald geen westerse bondgenoot is en een geheel eigen agenda nastreeft, waarbij de emir tevens de in Qatar gevestigde tv-zender Al-Jazeera gebruikt. Qatar lijkt dus een van de grote winnaars te worden van de Arabische revolutie, maar constante is dat er grote twijfels leven over de rol en beoogde doelen van dit kleine emiraat.
Op 23 augustus 2011 veroverden de Libische rebellen Bab al-Aziziya, het hoofdkwartier van president Gaddafi in Tripoli: een verovering met grote symbolische waarde. Er is in de media indertijd weinig aandacht besteed aan het feit dat de Libische rebellen op deze historische dag naast de Libische vlag ook de vlag van Qatar hesen.
Jihadstrijders
De emir van Qatar heeft vanaf het allereerste begin de opstand van de Libische rebellen ondersteund, maar de vraag is wélke Libische facties financieel en militair door de emir zijn bevoordeeld. Het was te danken aan de diplomatie van Qatar dat de NAVO steun kreeg van de landen van de Arabische Liga. Qatar zette zelf oorlogsvliegtuigen in ten behoeve van de NAVO-operatie.
Na de val van Gaddafi doken er echter steeds meer bewijzen op dat Qatar niet alleen actief was geweest in het Libische luchtruim, maar ook op de grond. Het bleek dat Qatar niet alleen de meest militante facties binnen de Libische rebellenbeweging actief bewapend had, maar bovendien in Benghazi en in het ten westen van Tripoli gelegen Nafusagebergte speciale trainingskampen had opgericht. Een legercommandant uit Qatar onthulde dat er gedurende de militaire operatie in Libië honderden Qatarese militairen aanwezig waren geweest om de rebellen te trainen en te adviseren.
De situatie werd pas echt problematisch toen na beëindiging van de oorlog bleek dat de invloed van Qatar in het nieuwe Libië slechts toenam. Qatar passeerde de nationale overgangsraad (NTC), die indertijd onder leiding stond van Mahmud Jibril, door Libische milities te bewapenen en te financieren zonder medeweten van de NTC. Het blijkt hier vrijwel altijd om milities te gaan die als jihadistisch worden omschreven en die met name worden geleid door Abdel-Hakim Belhaj. Deze Belhaj werd in 2007 door Zawahiri, indertijd de tweede man binnen al-Qaida, aangesteld als de ”emir van de Libische moedjahedien” (jihadstrijders).
Belhaj is thans de leider van de militaire raad in Tripoli en zijn gewapende milities hebben tot op heden geweigerd hun wapens in te leveren. Kopstukken binnen de NTC hebben sindsdien Qatar openlijk beschuldigd van excessieve bemoeienissen in Libische binnenlandse aangelegenheden. Mahmud Jibril beschuldigde Qatar er zelfs van duidelijk partij te hebben gekozen voor de meest militante groeperingen in Libië.
Al-Jazeera
Libië is niet het enige voorbeeld van een beslissend en zelfs provocatief optreden van de emir van Qatar. Al-Jazeera is reeds eerder instrumenteel geweest bij het ten val brengen van de presidenten in Tunesië en Egypte. De verslaggeving van Al-Jazeera en de doelstellingen van de buitenlandse politiek van de emir van Qatar lijken vaak naadloos op elkaar aan te sluiten.
Qatar had trouwens ook vóór 2011 al voor politieke commotie gezorgd in het Midden-Oosten. Tussen 2002 en 2011 hebben zes Arabische landen hun ambassadeurs teruggeroepen uit Qatar als protest tegen ongunstige en soms zelfs ronduit vijandige verslaggeving van Al-Jazeera over hun regimes. Dit deed reeds indertijd al de vraag rijzen naar de agenda van het kleine emiraat Qatar.
Deze vraag is echter moeilijk te beantwoorden, wat mede heeft te maken met het tweesporenbeleid van de Qatarese buitenlandse politiek. Terwijl Qatar enerzijds ruimte biedt aan het Amerikaanse militaire commando Centcom, geeft het land anderzijds openlijk steun aan de Palestijnse Hamas en andere militante groeperingen. Na een bezoek aan Qatar in 2009 beklaagde de Amerikaanse senator John Kerry zich erover „dat Qatar niet door kan gaan met op maandag een Amerikaanse bondgenoot te zijn die op dinsdag geld stuurt naar Hamas.”
De soms raadselachtige tegenstrijdigheden in het beleid van de emir van Qatar werden nooit zo duidelijk onderstreept als aan de vooravond van de Amerikaanse invasie van Irak in 2003. Terwijl de voorbereidingen voor deze invasie in volle gang waren op Amerikaanse bases in Qatar, organiseerde sjeik Hamad bin Khalifa al-Thani tegelijkertijd in de Qatarese hoofdstad Doha een bijeenkomst van de Organisatie van de Islamitische Samenwerking (OIC), die de Amerikaanse inval in Irak heftig bekritiseerde. De New York Times schreef indertijd dat het leidde tot een bijna absurde situatie: „Terwijl de OIC tijdens een persconferentie haar verklaring voorlas, kon men de Amerikaanse militaire vliegtuigen horen die over het gebouw scheerden.”
Arabische analisten schrijven het enorme succes van Al-Jazeera wel toe aan het feit dat Al-Jazeera feilloos in staat blijkt te zijn om aan te voelen wat de Arabische straat beweegt en denkt, om hier vervolgens handig op in te springen. Wellicht is dit ook een treffende omschrijving van de buitenlandse politiek van de emir van Qatar, die heel goed heeft aangevoeld dat anno 2012 de politieke islam de wind in de zeilen heeft en hierop inspeelt. Het land balanceert hierbij tussen goede relaties met Iran en de Amerikanen.
Opportunisme
Dat Qatar een rijzende ster is wordt vergemakkelijkt doordat zowel het traditionele pro- als antiwesterse kamp in het Midden-Oosten in zwaar weer verkeert. De soennitische as Saudi-Arabië-Egypte lijkt na de val van de Egyptische president Mubarak ingestort te zijn, terwijl in het andere kamp zowel Syrië als Iran met binnenlandse protesten en buitenlandse sancties worstelt.
De contouren worden zichtbaar van een nieuwe politieke constellatie in het Midden-Oosten, waarin om diverse redenen de Amerikaanse en Europese invloed geringer zal zijn. In dit nieuwe Midden-Oosten blijkt het wahabitische Qatar sterke kaarten te bezitten.
In Tunesië en Egypte brachten democratische verkiezingen de moslimbroeders aan de macht, die sterke banden hebben met Qatar, terwijl in Syrië met actieve steun van Qatar de Syrische moslimbroeders de oppositie domineren. In Libië, maar ook in Jemen, lijkt er sprake te zijn van een groeiende presentie van al-Qaida of militante groeperingen, die zich met dezelfde ideologie identificeren. Ook hier duikt de naam van Qatar op.
Al-Jazeera baarde in het verleden opzien met het voortdurend uitzenden van videoboodschappen van Osama bin Laden, waarbij velen zich afvroegen hoe die in het bezit van de satelliet waren gekomen. In 2009 lekten er via WikiLeaks boodschappen uit waarin Washington de samenwerking met Qatar op het gebied van terrorismebestrijding „de slechtste van de regio” noemde. In hetzelfde jaar beschuldigden de Amerikanen Qatar ervan de aan al-Qaida gelieerde al-Shabaabbeweging in Somalië financieel te ondersteunen. En het laatste opmerkelijke bericht in dit kader was de recente aankondiging van de Afghaanse taliban om een kantoor te openen in Qatar.
De afgelopen decennia bestond er veel onduidelijkheid over de buitenlandse politiek van Qatar wegens het tweesporenbeleid, dat alle kanalen open leek te houden. Het was een tijd van investeren, die de emir sterke kaarten opleverde, die thans kunnen worden uitgespeeld. De emir van Qatar begreep veel beter dan het Westen dat de revoltes van 2011 niet zouden resulteren in vrije, liberale democratieën, maar islamisten aan de macht zouden brengen. Daarmee kon Qatar maar beter sterke relaties opbouwen.
Concluderend kan men daarom stellen dat de politiek van Qatar op de toekomst gericht was en thans het verwachtte rendement oplevert. En dat de emir van Qatar waarschijnlijk veel beter doorhad wat er gaande was dan veel zwaar gesubsidieerde denktanks in het Westen.