Iraanse christenen: echt bekeerd of voor de status?
Wanneer ben je een echt christen? Het antwoord dat alleen God dat kan beoordelen, is onvoldoende – in elk geval voor de overheid die moet beslissen in hoeverre Iraanse asielzoekers zich werkelijk tot het christendom hebben bekeerd. Dus probeert de overheid er zelf maar achter te komen. „In welk evangelie staat dat dan?”
Lees ook: Iraniërs in Nederland worden massaal christen
Broeder, wil je stoppen met filmen? De voorganger van de christelijke huisgemeente ergens in een Iraanse stad stelt zijn vraag niet zomaar aan een van de jonge aanwezigen. Beelden zijn gevaarlijk, want als ze openbaar worden, kunnen ze dienen als bewijsmateriaal en daarmee alle aanwezigen in gevaar brengen.
De aangesproken jongeman knikt. „Ik test alleen even mijn nieuwe mobieltje.” „Prima”, antwoordt de voorganger, „als je de opname straks maar wist.”
Maar daar komt het niet meer van. Plots is er herrie buiten, de deur wordt ingetrapt, Iraanse agenten stormen naar binnen en voeren de aanwezigen met geweld af. Het mobieltje valt op de grond en legt vast hoe zijn eigenaar wordt geboeid en geschopt. Het zijn de laatste beelden van de geheime huisgemeente.
Schrijnend
„Een realistisch verhaal”, reageert een Iraanse vluchteling na het zien van de beelden. Ze zijn onderdeel van een speelfilm over de situatie van Iraanse christenen en werden deze week vertoond op een symposium in Utrecht. Maar hoewel gespeeld, bezitten ze een hoog realiteitsgehalte. „Ik heb vrienden met wie het precies zo is gegaan”, zegt de vluchteling. „Zelf heb ik een soortgelijke ervaring meegemaakt. Maar God zij dank kon ik op tijd het land uitkomen.”
Dat de situatie in Iran voor christenen schrijnend is, kan moeilijk nog nieuws zijn. Verschillende jaren stond het land op nummer 2 op de ranglijst christenvervolging die Open Doors jaarlijks publiceert – direct achter Noord-Korea. Onlangs daalde het land naar de vijfde plaats, maar dat lijkt meer het gevolg van verslechtering in andere landen dan van verbetering in Iran: in 2011 had een ware arrestatiegolf van christenen plaats. In totaal zitten er naar schatting rond de 300 christenen in het land gevangen om hun geloof.
Leven in de schaduw
Die schrijnende situatie maakt de vraag hoe er in Nederland met Iraanse christenen wordt omgegaan, des te prangender. Officieel kunnen Iraniërs die in Nederland christen worden, teruggestuurd worden naar Iran, is het beleid. In de praktijk gebeurt dat de laatste tijd nauwelijks. In plaats daarvan komen ze in het vrije Westen achter de tralies, benadrukt de Iraans-Nederlandse voorganger Masoud Mohammad Amini van de Perzische Koresgemeente in Apeldoorn. „Sommige christelijke asielzoekers zitten in het Westen nog erg lang in de gevangenis nadat hun zaak is gesloten en ze geen status krijgen. Ze bereiken nooit de vrijheid waar ze zo naar verlangden.”
Voorganger Masoud doelt op het vaak lange verblijf in uitzetcentra. In de gemeente die hij dient, en die vrijwel geheel uit ex-moslims bestaat, heeft volgens hem 80 procent van de bezoekers ervaring met de gevangenis. Dat hoge percentage is het gevolg van het feit dat veel christenasielzoekers uit Iran geen papieren meer hebben en Iran niet meewerkt aan hun terugkeer. Wat overblijft, is een leven in de schaduw, uiteindelijk vaak als illegaal: zonder status, zonder uitzicht.
Masoud, en velen met hem, zou graag zien dat daar verandering in kwam, betoogde hij deze week op een symposium in Utrecht dat door Kerk en Actie en het Platform Christen Asielzoekers Iran (PCAI) werd georganiseerd.
Voorzitter en oprichter van het PCAI is Kees Brinkman, die al jarenlang betrokken is bij christelijke Iraanse asielzoekers. Ook hij ziet weinig heil in de huidige situatie. Iraniërs die in Nederland christen worden –en dat zijn er relatief veel– krijgen niet vanzelfsprekend een status, terwijl ze ook niet terug kunnen naar Iran. „Voor die mensen is de situatie een persoonlijke ramp. Ze kunnen niets, mogen niets en zien hun leven aan zich voorbijgaan.”
Grote toeloop
De oplossing die Brinkman aandraagt is simpel: geef niet alleen Iraniërs die in hun thuisland al christen waren een status, maar wees ook zo genereus voor de grote groep die in Nederland christen is geworden.
Het laat zich echter raden dat deze oplossing een nieuw probleem creëert: een grote toeloop van Iraanse asielzoekers die zeggen christen te zijn omdat ze dan in aanmerking komen voor een Nederlandse verblijfsstatus – precies het tegenovergestelde van waar het kabinet op zit te wachten.
Daarom zou het goed zijn als kerken een rol gingen spelen in het beoordelen van iemands intenties, zegt Brinkman, die tot de hervormde gemeente in Alblasserdam behoort en zich van daaruit inspant voor met name Iraanse christenasielzoekers. „Wij gaan natuurlijk niet over de bekeringsgeschiedenis van iemand; die kun je niet langs een meetlat leggen. Maar als iemand zegt dat hij de Heere Jezus heeft leren kennen, vinden we toch wel met z’n allen dat dat ergens uit mag blijken.”
Tot op heden beoordeelt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het bekeringsverhaal van een vluchteling, vaak zonder enige kennis van zaken. „De ambtenaren stellen een aantal vragen waarbij men probeert mensen op details te pakken”, weet Brinkman. „Dan moet je denken aan heel gedetailleerde vragen over Bijbelboeken: waar staat dat en dat verhaal precies? Met zulke vragen zou ik het zelf ook moeilijk hebben.”
Bovendien wordt vaak noch de IND-ambtenaar, noch de tolk gehinderd door enige kennis van zaken, is de ervaring van Brinkman. „Stel je voor: dan heb je dus een IND-ambtenaar zonder christelijke achtergrond, een niet-christelijke Iraniër als tolk en een pas bekeerde Iraniër die hun vragen moet beantwoorden. Dat moet chaos opleveren, en dat gebeurt dus ook in de praktijk.”
Tunnelvisie
Die situatie herkent Frans Willem Verbaas, mensenrechtenadvocaat en gespecialiseerd in Iraanse christenasielzoekers. „Als ik zie hoe het soms gaat bij de IND, brengt dat mij tot de conclusie dat er geen mensen met een christelijke achtergrond bij betrokken zijn. Dat hoeft ook niet per se, maar het is wel een stuk makkelijker als je bijvoorbeeld weet hoe het in een kerkdienst toegaat.”
Hij wijst op het gevaar van een tunnelvisie. „Dat begrip is bekend uit het strafrecht. Als je gelooft dat iemand schuldig is, kijk je alleen maar naar de argumenten die dat bevestigen. Maar in het asielrecht komt het ook voor. Als je niet gelooft dat iemand christen is, hecht je alleen waarde aan de argumenten die die visie ondersteunen.”
Ook Verbaas denkt dat het beter zou zijn als de kerken een adviserende rol zouden krijgen. Onmogelijk acht hij het niet dat het IND daar uiteindelijk mee akkoord gaat. „De eerste reactie zal zijn: Dat willen we zelf bepalen. Maar uiteindelijk ontstaat er een probleem. Je ziet nu dat het IND opmerkelijk vaak vindt dat iemand geen bekeerling is, terwijl de kerken dat wel vinden. Die mensen gaan, eenmaal uitgeprocedeerd, niet weg maar blijven hangen in de sociale kring rond de kerken, die ook opvang regelen. Je kunt op je klompen aanvoelen dat er dan actiegroepen gaan ontstaan. Het probleem wordt dan heel venijnig. Ik kan me voorstellen dat de IND dat voor wil zijn.”
Te snelle doop
Intussen moeten voorgangers terughoudend zijn in het al te snel dopen van Iraanse bekeerlingen, vindt Verbaas. „Een te snelle doop kan de hele casus opblazen, omdat het ongeloofwaardig is. Bovendien kun je gerust mensen weigeren als kerk: als ze écht gedoopt willen worden, komen ze toch wel terug.”
Ook Brinkman van het Platform Christen Asielzoekers Iran wijst op het gevaar van een te vroege doop. „Het kan toch niet zo zijn dat je even langskomt, gedoopt wordt door een voorganger, je weer vertrekt en nooit meer in een kerk komt? Juist op dat soort zaken zullen kerken moeten toezien, willen ze een goed oordeel kunnen geven.”
Voorganger Masoud van de Apeldoornse Koreskerk, die in de achterliggende jaren vele tientallen ex-moslims doopte en naar het oordeel van Brinkman soms ook in een erg vroeg stadium, benadrukt liever de andere kant. „Hoe meer mensen Jezus willen volgen, hoe beter dat is.” Maar of de doop dan direct moet volgen? Masoud haalt zijn schouders op. „Petrus doopte de stokbewaarder onmiddellijk nadat hij uit de gevangenis kwam. Hoeveel tijd zat er tussen de belijdenis van die cipier en zijn doop? Een halfuur? Een uur misschien?”
De Iraanse Nederlander gaat intensieve gesprekken aan met mensen die gedoopt willen worden, maar heeft niet de illusie alle finesses van het christelijk geloof te kunnen bijbrengen. „Petrus kreeg drie jaar onderwijs van Jezus, en hij wist toen nog niet Wie Jezus was”, brengt hij in als argument. Dat het op die manier mogelijk is dat mensen zich allereerst laten dopen omdat ze hopen op een verblijfsstatus, kan Masoud niet uitsluiten. „Maar dat is de verantwoordelijkheid van degene die zich laat dopen. Het is iets tussen hem en God. Ik wil en kan daar niet tussen zitten.”
Waarom Iraanse christenen?
De vraag of asielzoekers die zeggen christen te zijn wel écht bekeerd zijn, komt niet alleen bij Iraniërs voor. Ook Iraakse, Egyptische en Afghaanse ex-moslims moeten voor het IND aantonen dat ze werkelijk christen zijn.
Toch zijn het in de praktijk vooral Iraniërs die hier mee te maken krijgen, omdat onder hen naar schatting alleen al in Nederland enkele duizenden mensen christen zijn geworden.
Hoe dat komt, is moeilijk te achterhalen. Een van de verklaringen is dat juist Iraniërs, die sinds 1979 onder een zwaar islamitisch regime leven, de donkere kant van de islam als geen ander kennen en zich van hun oude religie willen afkeren.
Een andere verklaring is dat de islam in het oude Perzië altijd al als opgelegde godsdienst is ervaren. Onder de oppervlakte heerst een grote afkeer van de vaak wettische islamitische regels. Het christendom brengt de vrijheid waar veel Iraniërs naar snakken.
Ook is er in Nederland een zeer actieve Perzische kerk, die een warm welkom biedt aan landgenoten die juist op zoek zijn naar warmte en erkenning.
Toch valt daarmee niet volledig te verklaren waarom juist Iraniërs christen worden en bijvoorbeeld Irakezen in veel mindere mate. De vraag is ook of die volledige verklaring ooit te geven is. Christelijke Iraniërs wijzen vaak op de geestelijke kant achter de bekeringen. Ze geloven dat de beloften die ze voor Elam –Perzië– in de Bijbel lezen, in deze tijd gerealiseerd worden. Ze zien dat God een plan met hen en het land heeft en ontwaren Zijn hand in de grote belangstelling van hun volksgenoten voor het christelijk geloof.