In memoriam Gustav Leonhardt (1928-2012)
AMSTERDAM – De gentleman Gustav Leonhardt, die maandagmiddag op 83-jarige leeftijd overleed, noemde zichzelf bescheiden een ”tussenhandelaar in muziek”. Intussen was hij als klavecinist, organist en dirigent een van de grootste uitvoerende musici van de naoorlogse periode.
Klik hier voor het artikel ”Klavecinist Gustav Leonhardt overleden”, met video’s van zijn optreden.
Stijlvol, dat was Leonhardt in alles. Hij woonde voornaam in Huis Bartolotti uit 1618 aan de Amsterdamse Herengracht. Hij sprak deftig, was correct gekleed, liep als een heer. En die stijl kwam ook tot uitdrukking als hij achter de klavieren zat of voor een ensemble stond. Nooit zweepte hij op, nergens vloog hij uit de bocht, altijd bleef hij beheerst, stijlvol. Zijn speelwijze kenmerkte zich door een zeer doordachte, zorgvuldig uitgebalanceerde articulatie, waarbij aan elke toon aandacht is besteed. Hij was dan ook puriteins en perfectionistisch. Legendarisch werd zijn uitspraak over goed of voortreffelijk musiceren: „Het verschil tussen goed en voortreffelijk is klein, maar essentieel.”
In zijn stijlbesef ging Leonhardt tot het uiterste. Nadat hij als 16-jarige jongen –opgegroeid in het Gooi– de klavecimbelmuziek van Bach had ontdekt, beet hij zich helemaal vast in de oude muziek. „In die tijd dweepte ik met Bach”, zei hij in het RD-interview ter gelegenheid van zijn 80e verjaardag. „Ja, ik was echt een dwepertje.” Zijn passie bracht hem in Basel (de beroemde Schola Cantorum) en Oostenrijk (de Weense Musikhochschule) voor de studie orgel, klavecimbel en muziekwetenschap.
Terug in Nederland kon hij zijn nieuwe ideeën direct wereldkundig maken als docent klavecimbel aan het Amsterdamse conservatorium. Ook richtte hij een eigen ensemble op: het Leonhardt Consort. Samen met de Oostenrijkse dirigent Nikolaus Harnoncourt voerde Leonhardt in de jaren 70 en 80 alle cantates van Bach uit. De pioniers wilden Bachs muziek per se op authentieke instrumenten of kopieën daarvan uitvoeren. Met deze benadering maakten de dirigenten school: de oudemuziekbeweging heeft vele leerlingen opgeleverd, hoewel er ook weerstand was tegen een dergelijke historiserende benadering.
Ook als solist op klavecimbel en orgel wilde Leonhardt over de hele wereld zijn visie op wat de componisten van renaissance en barok bedoeld hadden, overdragen. Meer dan 200 opnamen maakte hij, en jaarlijks gaf hij vele concerten over de hele wereld. Zelfs na zijn 80e ging hij gewoon door met reizen en concerteren. „Als musicus ben je altijd afhankelijk van mensen die je uitnodigen om een concert te komen geven. Ik ben dankbaar dat er nog steeds mensen zijn die me graag horen spelen”, zei hij bescheiden maar vastberaden.
De ”tussenhandelaar” stelde dat zijn eigen rol in het muziek maken een ondergeschikte was. „Ik ben slechts uitvoerend musicus, een tussenhandelaar zogezegd. Ik heb dan ook niet zo veel te vertellen. Het enige wat je als uitvoerend musicus doet, is het werk van anderen zo goed en getrouw mogelijk vertolken. Als dat voorbij is, is het uit. Het tragische is dat in de muziekwereld de uitvoerenden zo vaak worden bejubeld. Terwijl het de composities zijn die de eeuwen verduren.”
Leonhardt had zich vastgebeten in de oude muziek. Monteverdi, Sweelinck, Schütz, Buxtehude, Bach, Purcell, Telemann, Vivaldi – ze konden allemaal op zijn warme belangstelling rekenen. Bij de 19e eeuw hield het echter op. „Latere muziek dan van Mozart doet me weinig. Maar als ik Beethoven hoor, vind ik die subliem in vergelijking met tijdgenoten. Schubert ook. En dan houdt het bij mij eigenlijk op”, zei hij in 2006 in een interview met NRC.
Naast het leven in concertzalen was Leonhardt ook jarenlang actief als kerkorganist. In de Amsterdamse Waalse Kerk, waar het echtpaar lid was, fungeerde hij van 1959 tot 1982 als kerkorganist. Sinds 1981 was hij titulair organist van de Amsterdamse Nieuwe Kerk, waar echter al jaren geen diensten meer worden gehouden. Kerkdiensten spelen was er dus voor Leonhardt de laatste twee decennia niet meer bij. En dat miste hij toch wel, gaf hij aan. „De kerk is gebouwd voor de eredienst.”
Tot december vorig jaar bleef de ”tussenhandelaar” actief, ook al oogde hij steeds ouder en breekbaarder. Hij heeft letterlijk zijn laatste krachten gegeven in dienst van de muziek. Op 12 december gaf hij in Parijs nog een klavecimbelrecital voor een volle zaal. Hij was echter duidelijk verzwakt en afgemat. Na afloop kwam de mededeling dat het het laatste optreden was geweest. Noodgedwongen moest Leonhardt zijn afspraken voor dit jaar afzeggen. Maandag 16 januari overleed hij in zijn woning in Amsterdam. Hij laat een vrouw –Marie– en drie kinderen achter.
Het bericht van Leonhardts overlijden kwam op dezelfde middag als dat van het verscheiden van acteur Piet Römer, die vooral bekend werd als rechercheur De Cock in de televisieserie ”Baantjer”. Beiden woonden in Amsterdam, beiden werden 83 jaar. „Troost u”, twitterde iemand dinsdagavond, „over 100 jaar weet niemand meer wie Baantjer was. Wel Gustav Leonhardt…” Een ander vergeleek de overleden musicus met de Amsterdammer Sweelinck. „Als Jan Pieterszoon Sweelinck de Orpheus van Amsterdam wordt genoemd, mag Gustav Leonhardt dan de tweede zijn?”
Misschien is dat te veel eer voor een ”tussenhandelaar” die zelf niet componeerde. Maar dat met het overlijden van Leonhardt een groot musicus is heengegaan, staat buiten kijf.