Het schip
David toont ons in Psalm 107 een beeld van een schip. Hij zegt: „Die met schepen ter zee afvaren, handel doende op grote wateren…” Is het hele leven van een kind van God niet gelijk aan koophandel op grote wateren? Daarin besteden zij de talenten van genade, die zij van de hemel ontvangen hebben. Die besteden zij niet voor tijdelijke rijkdommen, maar zij zoeken de parel van de leer der zaligheid, die kostelijker is dan robijnen.De kerk is het schip waarin het overblijfsel behouden wordt, als in de ark van Noach. De kerk wordt dus vergeleken bij een schip, de grondslag van alles, waar alle stukken op rusten. Zo is het schip dan de kerk van Jezus Christus. „Niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus” (1 Korinthe 3:11).
Op die grote stukken van het schip, de belangrijkste onderdelen, zijn de planken bevestigd. Daarin zijn alle gelovigen begrepen, die door de predikatie van de apostelen geroepen zijn tot de gemeenschap met Christus. En zoals de twee hoofdtouwen aan de zijden van het schip vastgemaakt zijn in de top van de mast, zijn alle christenzielen, uit alle hoeken van de wereld, door een waarachtig geloof vastgemaakt aan de top van de mast, dat is aan het kruis, om daarin hun leven en zaligheid te zoeken. Gelijk de ogen van de Israëlieten in de woestijn op moesten zien naar de koperen slang.
Eduart Marmet, predikant te Londen (De geestelijke schipvaart, 1666)