Buitenland

VS kunnen nog lang zoeken naar Osama bin Laden

Het ziet er niet naar uit dat de Amerikanen Osama bin Laden en Ayman al-Zawahri, de twee belangrijkste leiders van het terreurnetwerk van al-Qaida, op korte termijn te pakken zullen krijgen. En de kans dat Taliban-leider mullah Omar in Amerikaanse handen valt wordt met de dag kleiner.

Drs. J. A. E. Vermaat
10 January 2002 10:33Gewijzigd op 13 November 2020 23:21
KANDAHAR- Ondanks de inzet van het meest geavanceerde materieel zullen de Amerikanen waarschijnlijk nog lang naar Osama bin Laden en mullah Omar moeten zoeken. - Foto EPA
KANDAHAR- Ondanks de inzet van het meest geavanceerde materieel zullen de Amerikanen waarschijnlijk nog lang naar Osama bin Laden en mullah Omar moeten zoeken. - Foto EPA

De Amerikanen hebben nog steeds onvoldoende greep op wat er in en rond Afghanistan gebeurt. Ze hebben geen enkele controle over de stamgebieden in het Pakistaans-Afghaanse grensgebied waar al-Qaida-terroristen massaal zijn ondergedoken. Zelfs de Pakistaanse regering heeft daar weinig of niets te vertellen. Daar gelden geheel andere regels en wetten dan die van de staat. En dat is al jaren zo.

Misschien is ook Bin Laden daar ondergedoken, mogelijk met hulp van corrupte medewerkers van de Pakistaanse inlichtingendienst ISI, die de Pakistaanse president Pervez Musharraf een hak willen zetten.

Musharraf wekt evenmin de indruk dat hij voldoende greep op het land heeft. India verlangt van hem een veel hardere aanpak van terreurgroepen die aanslagen elders plegen, groepen die tot voor kort openlijk door Pakistan werden gesteund. In Pakistan kunnen islamitische extremisten nog steeds relatief gemakkelijk onderduiken, zelfs als ze uit Europa of het Midden-Oosten komen. Voor regeringen en geheime diensten blijven ze onvindbaar.

Er zijn precedenten. In 1993 was Ramzi Yousef zo ongeveer de meest gezochte terrorist ter wereld, net als Bin Laden nu. Hij had geprobeerd het World Trade Center in New York op te blazen. De aanslag mislukte omdat Yousef een fout had gemaakt in de berekening van de hoeveelheid explosieven die nodig was. Maar er werd wel flinke schade aangericht en er vielen zes doden. Meer dan duizend personen raakten gewond.

Ramzi Yousef dook na de aanslag onder in de ontoegankelijke stamgebieden niet ver van het Pakistaanse Quetta. Terwijl de Amerikanen en hun Pakistaanse vrienden koortsachtig naar hem zochten, reisde Yousef ongehinderd naar Thailand, waar hij een aanslag op de Amerikaanse en de Israëlische ambassade voorbereidde.

Hij ging ook naar de Filipijnen, waar hij diverse aanslagen op Amerikaanse, Japanse en Filipijnse Boeings en op de paus, die Manilla zou bezoeken, plande. Een Filipijnse Boeing stortte bijna neer nadat een bom, aangebracht onder de stoel van de Japanse passagier Ikegami, ontplofte. Dankzij een snelle manoeuvre van de piloot kon het toestel nog net op tijd een noodlanding maken.

Belangrijke onderdelen van die bom hadden in de schoen van Ramzi Yousef gezeten. Deze had zijn schoen op het toilet uitgedaan, de bom eruit gehaald en die later onder een van de vliegtuigstoelen aangebracht. Tijdens een tussenlanding in Cebu stapte Ramzi Yousef onverstoord en met een brede glimlach naar de stewardessen het vliegtuig uit en verdween.

Ramzi Yousef, de vader van de ’schoenbom’. Die zou eind vorig jaar opnieuw in het nieuws komen nadat een passagier met een soortgelijke bom een Amerikaanse Boeing probeerde op te blazen. De man, een moslim uit Engeland, behoorde mogelijk tot het netwerk van Bin Laden.

Ramzi Yousef was voor de regeringen die hem zochten steeds onvindbaar. Hij wisselde voortdurend van identiteit en beschikte over een eindeloze hoeveelheid paspoorten en aliassen. Hij had belangrijke vrienden in de Pakistaanse stamgebieden die hem beschermden. Ruim twee jaar duurde het voordat de Amerikanen wisten waar hij zat. En dat gebeurde alleen nadat een vertrouweling van Ramzi Yousef hem had verraden - niet voor geld overigens.

De Pakistaanse premier Benazir Bhutto verleende alle medewerking en leverde Ramzi Yousef aan Amerika uit. Ramzi Yousef was geen kleine vis. Hij had contacten gehad met Osama bin Laden en met de Iraakse geheime dienst, die hem tijdens de bezetting van Koeweit, waar Yousef toen woonde, had benaderd.

Als die ene vriend van Yousef geen spijt van de vele, deels mislukte, terreuraanslagen had gekregen en de Amerikanen niet had ingelicht, zouden CIA en FBI nog jaren naar hem op zoek zijn geweest.

Veel dichter bij huis zijn oorlogsmisdadigers zoals Karadzic en generaal Mladic nog steeds op vrije voeten. Het lukt maar niet hen op te pakken. Als men weet waar ze zitten, ligt er weer een regering dwars, of zijn het de lijfwachten die men vreest, of heeft hun arrestatie niet de prioriteit van de Fransen of blijken beide heren wederom onvindbaar.

De maffia-achtige structuren en criminele netwerken die deze oorlogsmisdadigers beschermen, lijken sterker dan de regeringen die hen zoeken, sterker ook dan het Joegoslavië-tribunaal dat hen wil berechten. De cultuur van misdaad en corruptie die op de Balkan weliger tiert dan ooit is niet met goed uitgeruste internationale troepenmachten te bestrijden.

Dat geldt ook voor Afghanistan. Dit zijn landen waarover men alleen oppervlakkig controle kan uitoefenen. Lokale krijgsheren of overheden hebben hun eigen belangen en prioriteiten en beschermen hun vrienden. Zoals de maffia in Italië haar eigen mensen beschermt.

Afghanen en Pakistani zijn meesters in de mensensmokkel. Er is een levendige handel in identiteiten en er is geen regering die er effectief tegen kan optreden. Oorlogsmisdadigers uit Afghanistan zijn naar West-Europa gesmokkeld, waar ze in de asielprocedures terechtkwamen. Religieuze ijveraars uit het Midden-Oosten, Pakistan en Afghanistan kregen asiel in westerse landen, waar zij financiële netwerken opbouwden om hun heilige oorlog te kunnen voortzetten. Een aantal dook later op in trainingskampen van al-Qaida in Afghanistan.

Uiterst bedreven in mensensmokkel en handel in identiteiten waren ook de nazi’s. Kort voor de ineenstorting van het Derde Rijk troffen leden van Himmlers SS voorbereidingen voor emigratie naar Zuid-Amerika. Direct na de oorlog werden er complete smokkellijnen opgezet waarlangs duizenden oorlogsmisdadigers, vaak SS’ers die een leidende rol in de holocaust hadden gespeeld, via Italië naar Argentinië konden ontkomen.

De Argentijnse president Perón verschafte 2000 paspoorten voor oorlogsmisdadigers die in Argentinië onder een andere identiteit een nieuw bestaan wilden opbouwen. Zijn populaire vrouw reisde naar Rome om bij de actie behulpzaam te zijn.

Een aantal geestelijken in of uit de omgeving van het Vaticaan speelde een sleutelrol in het hele smokkelnetwerk. Een van hen was de Kroaat Draganovic. Deze zorgde ervoor dat Kroatische oorlogsmisdadigers valse papieren kregen waarmee ze naar Argentinië konden reizen. Ook hier verleende het presidentiële echtpaar Perón alle medewerking.

In de Tweede Wereldoorlog was er in Kroatië een marionettenregime aan de macht dat geheel naar het pijpen van de Duitsers danste. De leider van dat regime, Anton Pavelic, maakte zich schuldig aan de zwaarste oorlogsmisdaden. Vanuit het Vaticaan zorgde Draganovic ervoor dat Pavelic en een deel van zijn regering naar Argentinië konden afreizen. Protesten bleven niet uit. Perón werd gedwongen Pavelic in 1951 uit te wijzen, waarna deze in Paraguay opdook.

Overigens zijn er geen bewijzen dat de paus zelf van deze omvangrijke mensensmokkeloperaties op te hoogte was. De geestelijken die eraan meewerkten wisten hun operaties doorgaans goed af te schermen. De Amerikaanse geheime dienst was er wel van op de hoogte maar deed er niets tegen.

De smokkelnetwerken van toen waren uiterst professioneel en moeilijk op te rollen. Net als de smokkelnetwerken die de Taliban en hun Pakistaanse bondgenoten jaren later zouden opzetten. Die netwerken staan in contact met corrupte ambtenaren en delen van regeringen waarop niemand goed greep heeft.

Dat verklaart waarom de hoogste leiders van de Taliban en al-Qaida maar niet te traceren zijn, zelfs niet met de modernste methoden waarover Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten beschikken. Die zullen ongetwijfeld hun collega’s van de Israëlische Mossad raadplegen, maar ook die weten niet waar bijvoorbeeld Osama bin Laden zit. En als die inlichtingendiensten Bin Laden of mullah Omar even op het spoor zijn, zullen de twee wel weer weten te ontglippen.

De beste inlichtingendiensten ter wereld zijn de netwerken die zulke topterroristen beschermen niet de baas, zoals ook de meeste westerse regeringen geen effectief antwoord hebben op de gigantische mensensmokkeloperaties van de laatste tien jaar. Deze bedreigen in toenemende mate de veiligheid, de cultuur en de (etnische) stabiliteit van het Westen. Het al-Qaida-netwerk bestaat voor het grootste deel uit legale en illegale migranten uit culturen waar geweld en doodslag tot het dagelijks leefpatroon behoren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer